Op 21 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Landau in der Pfalz Local Court in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 25 januari 2022 en de behandeling vond plaats op 7 april 2022. De opgeëiste persoon, geboren in Albanië in 1993, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld.
De rechtbank heeft het genoegzaamheidsverweer van de raadsman verworpen, die stelde dat niet duidelijk was wat de rol van de opgeëiste persoon was bij de feiten waarvoor overlevering werd verzocht. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoende informatie bevatte over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten, die betrekking hadden op de invoer en handel in verdovende middelen. De rechtbank concludeerde dat de omschrijving van de feiten voldeed aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat het specialiteitsbeginsel was gewaarborgd.
Daarnaast werd het onschuldverweer van de opgeëiste persoon verworpen. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon zijn onschuld niet had kunnen aantonen tijdens de zitting, en dat de beoordeling van het bewijs voorbehouden was aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering en dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.