In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 april 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Regional Court in Opole, Polen. De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Polen is gedetineerd. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat de detentieomstandigheden in Polen ondermaats zijn en heeft verzocht om de overlevering te weigeren. De officier van justitie heeft echter gesteld dat er geen algemeen reëel gevaar voor mensenrechtenschendingen bestaat in Poolse detentie-instellingen.
De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat er geen objectieve, betrouwbare en actuele gegevens zijn die wijzen op een algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Polen. De rechtbank heeft zich gebaseerd op jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden geen beletsel vormen voor de overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering van de opgeëiste persoon aan de Poolse autoriteiten is derhalve toegestaan.