ECLI:NL:RBAMS:2022:2346

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
29 april 2022
Zaaknummer
715245 / FA RK 22-1695
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en wilsbekwaamheidstoets in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 8 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan schizofrenie. De rechtbank oordeelde dat er geen onafhankelijke wilsbekwaamheidstoets noodzakelijk was, omdat uit de wet en wetsgeschiedenis niet blijkt dat een volle toets vereist is bij wilsbekwaam verzet. De advocaat van de betrokkene had bepleit dat zijn cliënt wilsbekwaam verzet vertoonde tegen de toediening van medicatie, maar de rechtbank concludeerde dat de betrokkene niet in staat was tot een redelijke waardering van zijn belangen. De rechtbank stelde vast dat de betrokkene ernstige materiële en financiële schade, verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang ondervond door zijn psychische stoornis. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg werden goedgekeurd, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter H.M. Patijn en is op 28 april 2022 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 715245 / FA RK 22-1695
kenmerk: ZM / IND / 51394
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 8 april 2022van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
zorgaanbieder: Arkin,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. L.M.A. Schwartz.

1.Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 17 maart 2022.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 april 2022 in het gebouw van de rechtbank te Amsterdam. De rechtbank heeft hier de volgende personen gehoord:
- mr. L.M.A. Schwartz, advocaat van betrokkene;
- de heer J. van Olst, waarnemend psychiater;
- mevrouw A. Scholten, verpleegkundige.
Betrokkene is gelijktijdig telefonisch door de rechtbank gehoord.
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofrenie.
2.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in
:
- ernstige materiële en financiële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
De advocaat van betrokkene heeft bepleit dat betrokkene wilsbekwaam verzet vertoont tegen toediening van de medicatie als vorm van verplichte zorg. Betrokkene heeft dit bezwaar, aldus zijn advocaat, voldoende toegelicht nu hij zich door de medicatie suf en vermoeid voelt en in gewicht aankomt. Gelet op recente jurisprudentie van de Hoge Raad, dient dit wilsbekwame verzet gehonoreerd te worden, dan wel dient een beslissing op het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging te worden aangehouden om een deskundigenonderzoek te verrichten naar de wils(on)bekwaamheid van betrokkene ten aanzien van verplichte zorg in de vorm van ‘toedienen van medicatie’.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat betrokkene gemotiveerd bezwaar maakt tegen het toedienen van medicatie. Gelet hierop dient de rechtbank te beoordelen of zich situaties voordeden als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, Wvggz en, indien dat niet het geval was, of sprake was van wilsbekwaam
verzet van betrokkene.
Nu de hiervoor genoemde vormen van ernstig nadeel alleen een aanmerkelijke kans op schade – niet zijnde acuut levensgevaar – voor de betrokkene zelf veroorzaken, is geen sprake van een situatie als bedoeld in art. 2:1 lid 6, aanhef en onder b, en dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van wilsbekwaam verzet van betrokkene.
2.6.
Het begrip ‘wilsonbekwaam’ wordt in artikel 2:1 lid 6 Wvvgz als volgt uitgewerkt: dat ‘betrokkene niet tot van een redelijke waardering van zijn belangen ter zake in staat is’. In de parlementaire toelichting daarop wordt gesproken over zeer kort gezegd een ‘kennen en kunnen’. Betrokkene zal voldoende moeten begrijpen wat er in zijn geval aan de hand is (zijn toestand kennen) en voldoende in staat moeten zijn om daarover tot behoorlijke (redelijke) afwegingen te komen (kunnen).
Naar het oordeel van de rechtbank dient de door de advocaat van betrokkene aangehaalde uitspraak van de Hoge Raad niet zo strikt te worden uitgelegd als de advocaat aanvoert. Uit wet noch wetsgeschiedenis heeft de rechtbank kunnen opmaken dat het de bedoeling is dat de toets of sprake is van wilsbekwaam verzet een volle toets is die door de rechter moet worden uitgevoerd, met inschakeling van een onafhankelijk deskundige, bij elke beslissing over verplichte zorg waarin een verweer wordt gevoerd in lijn met artikel 2:1 lid 6 Wvggz. Dat die rechterlijke toets door de wetgever niet beoogd is wordt ook bevestigd in artikel 5:9 waarin staat waarop de medische verklaring van de niet bij de behandeling betrokken psychiater moet zien. Daarin staat de beoordeling van de vraag of betrokkene wilsbekwaam is in zijn of haar verzet tegen verplichte vormen van zorg niet genoemd.
De toets of sprake is van wilsbekwaam verzet is overigens wel permanent aan de orde in de verhouding zorgverantwoordelijke-betrokkene en kan via het klachtrecht worden aangevochten. Daarbij is voorstelbaar dat in die klachtprocedure in een enkele specifieke situatie een onafhankelijk deskundig wordt gevraagd zich te buigen over de wilsbekwaamheid van betrokkene op het moment waarop de verplichte zorg waar de klacht op ziet is verleend.
De rechtbank is van oordeel dat in deze procedure en in dit geval een onafhankelijke, nieuwe wilsbekwaamheidstoets niet noodzakelijk is. Dit geldt te meer nu in de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting voldoende is onderbouwd dat (en waarom) de zorgverantwoordelijke tot het oordeel is gekomen dat betrokkene niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake van de bij wege van verplichte zorg op te leggen medicatie. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het er dus om of betrokkene in staat is tot het ‘kennen en kunnen’ oordelen over zijn bij wijze van verplichte zorg verstrekte medicatie. Door de behandelaars is goed gemotiveerd dat dit ‘kennen en kunnen’ bij betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis is aangetast en hij om die reden niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen. Daarbij heeft de wetgever bepaald dat bij het opstellen van het zorgplan reeds de waarborgen van artikel 2:1 Wvggz mede in acht dienen te worden genomen. Dit zorgplan d.d. 8 februari 2022 is onderdeel van de bij het verzoekschrift gevoegde stukken en daaruit komt naar het oordeel van de rechtbank eveneens onmiskenbaar naar voren dat betrokkene, gevraagd naar zijn visie onder punt zes van het zorgplan, geen inzicht heeft in de psychische klachten die door zijn behandelaars zijn waargenomen en waarvan betrokkene nadeel heeft geleden. Betrokkene ontkent zijn psychische klachten. De rechtbank merkt op dat (ook) het ontbreken van een verklaring als bedoeld in artikel 1:5 Wvggz, iets is dat in een klachtprocedure aan de orde kan worden gesteld. Het is, gelet op het recente arrest van de Hoge Raad waar de advocaat naar heeft verwezen, wel zinvol voor de zorgverantwoordelijke bij het aanvragen van een machtiging van (vormen van) verplichte zorg die schriftelijke verklaring in het (zorg)dossier over de beoordeling van de wilsbekwaamheid te actualiseren.
2.7.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat geen sprake was van wilsbekwaam verzet van betrokkene tegen de verzochte vorm van verplichte zorg ‘toedienen van medicatie’ zodat zijn bezwaar tegen het opnemen van deze vorm van verplichte zorg niet wordt gehonoreerd. Dit geldt te meer nu het staken van de medicatie door betrokkene, hetgeen naar zijn wens is, ernstige gevolgen voor hem kan hebben. Het verleden van betrokkene toont aan dat betrokkene zich bij gebrek aan medicatie toenemend zorgmijdend opstelt. Dit heeft er in het verleden onder andere toe geleid dat betrokkene zijn woning is verloren. Daarnaast raakt betrokkene gemakkelijk in conflict met anderen. De rechtbank overweegt voorts dat het afgelopen jaar, waarin hij medicatie gebruikte in hert kader van verplichte zorg, sprake is geweest van een positieve tendens. Betrokkene is meer actief, zo heeft hij drie keer per week dagbesteding. Naar het oordeel van de rechtbank is het niet in zijn belang dat dit hoogstwaarschijnlijk teniet wordt gedaan door het staken van de medicatie. Daarom zijn er ook geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis en is verplichte zorg nodig. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.8.
Verplichte zorg in de vorm van ‘toedienen van vocht en voeding’ wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht.
2.9.
Ten aanzien van de verzochte verplichte zorgvormen die zien op een gesloten opname in de accommodatie, bepaalt de rechtbank als volgt. Gebleken is dat betrokkene voor het laatst in 2017 is opgenomen in een accommodatie. Sindsdien zijn vijf jaren zonder opname verstreken en de rechtbank acht het dan ook niet rechtvaardig om gegeven de huidige situatie een opnameduur voor de gehele looptijd van de zorgmachtiging, zoals is verzocht, op te nemen, nu niet op korte termijn te verwachten valt dat betrokkene wordt opgenomen. Anderszins acht de rechtbank het in het belang van betrokkene dat bij een eventuele acute decompensatie snel en adequaat kan worden gereageerd. Over het algemeen is dan een periode van een week voldoende om betrokkene te stabiliseren en anders om goed te kunnen beoordelen of betrokkene nog langer opgenomen moet blijven. In een periode van drie dagen is de ontregeling die tot die korte opname heeft geleid vaak nog niet voldoende onder controle waardoor dan abrupt om wijziging van de vormen van verplichte zorg moet worden verzocht. De rechtbank zal daarom de verzochte vormen van zorg die zien op een opname in de accommodatie verlenen voor de duur van maximaal één week. Dit betekent dat betrokkene bij een acute decompensatie één week kan worden opgenomen. Deze week kan vervolgens door de behandelaars benut worden om te bezien wat verder noodzakelijk is voor een goede behandeling en zo nodig kan om wijziging van deze zorgmachtiging worden verzocht om een oordeel te verkrijgen over voortduring van een mogelijke verplichte opname.
2.10.
Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk:
  • toedienen van medicatie gedurende twaalf maanden;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening gedurende twaalf maanden;
  • beperken van de bewegingsvrijheid gedurende maximaal één week;
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het houden aan afspraken met het ambulante behandelteam gedurende twaalf maanden;
  • opnemen in een accommodatie gedurende maximaal één week.
2.11.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.10. genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 8 april 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 8 april 2022 mondeling gegeven door mr. H.M. Patijn, rechter, en in het openbaar uitgesproken, bijgestaan door J.M. Vos als griffier en op 28 april 2022 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.