In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Circuit Court in Gorzów Wlkp., Polen, op 15 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1997 in Polen, is in persoon aanwezig geweest bij de zitting op 30 maart 2022, waar hij werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
Het EAB betreft een verzoek tot overlevering voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van 4 jaar en 2 maanden, waarvan nog 3 jaar, 4 maanden en 5 dagen resteert. De opgeëiste persoon is veroordeeld voor illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, een feit dat op de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet staat. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft derhalve besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. E.G.M.M. van Gessel en J.H. Beestman, rechters, in tegenwoordigheid van griffier mr. A.M. Rus. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.