ECLI:NL:RBAMS:2022:2331

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
13/751094-22, RK 22/514
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met afzien van weigeringsgrond

Op 13 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Kleve in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 28 januari 2022 en de behandeling vond plaats op 30 maart 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in de Dominicaanse Republiek, de juiste personalia heeft en dat hij in Nederland rechtmatig verblijf heeft gehad. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan illegale handel in verdovende middelen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd.

De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon niet schuldig was aan de feiten, maar dit onschuldverweer werd verworpen omdat het niet was aangetoond. De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Duitse autoriteiten was gegeven, dat de opgeëiste persoon in Nederland zijn straf kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld. De rechtbank concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden van toepassing waren, ondanks dat het feit gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zou zijn gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de verdediging onvoldoende waren om de overlevering te weigeren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij werd opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751094-22
RK nummer: 22/514
Datum uitspraak: 13 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 januari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 september 2021 door het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek) op [geboortedag] 1984,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Dominicaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot voorlopige hechtenis, uitgevaardigd door het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) op 17 augustus 2021 (referentie: 10 GS 1288/21).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteit van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Onschuldverweer

Namens de opgeëiste persoon heeft de raadsvrouw ter zitting verklaard dat hij niet schuldig is aan de feiten. De onschuld is ter zitting echter niet aangetoond. De onschuldbewering kan reeds om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.Garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon kan op grond van artikel 6, derde lid, OLW worden gelijkgesteld met een Nederlander. De rechtbank heeft vastgesteld dat hij ten minste vijf jaren ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000, dat hij in Nederland kan worden vervolgd voor de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen en dat ten aanzien van hem de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel. Dit laatste blijkt uit de brief van de Immigratie- en Naturalisatiedienst van 1 maart 2022.
De overlevering van de opgeëiste persoon kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Senior Officier van Justitie in Kleve (Duitsland) heeft ten aanzien van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
Er wordt verzekerd da de vervolgde person in geval van een rechtsgeldige veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op de basis van de verdige versie van het algemene besluit 2008/909/JI van de Raad van 27 november 2008 over de toepassing van het principe van de wederzijdse erkenning op strafvonnissen in strafzaken, waardoor een vrijheidsberovende straf of maatregel wordt opgelegd, voor het doel van haar tenuitvoerlegging in de Europese Unie (ABL. L 327 van 05-12-2008, pagina 27) voor de verdere straftenuitvoerlegging terug naar Nederland wordt overgeleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB heeft betrekking op een feit dat geacht wordt gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd.
Op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW kan de rechtbank de overlevering in die situatie weigeren.
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond en heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in Duitsland aangevangen;
  • het bewijs bevindt zich in Duitsland;
  • de verdovende middelen zijn Duitsland ingevoerd en daar in beslag genomen; en
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens de feiten te vervolgen.
De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van dit artikel te weigeren en heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de gedragingen die de opgeëiste persoon worden verweten op Nederlands grondgebied, namelijk in IJmuiden, hebben plaatsgevonden.
De rechtbank stelt voorop dat:
  • aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en toepassing van een facultatieve weigeringsgrond de uitzondering dient te zijn;
  • de weigeringsgrond ertoe strekt te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende aanleiding bestaat om deze weigeringsgrond toe te passen. Hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Kleve(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.