ECLI:NL:RBAMS:2022:2330

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
13/751001-22, RK 22/671
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met verzetgarantie

Op 13 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Chambres of the Public Prosecutor of Valence in Frankrijk. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 3 februari 2022 en de behandeling vond plaats op 30 maart 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die verklaarde de Franse nationaliteit te hebben en gedetineerd te zijn in een Nederlandse penitentiaire inrichting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er een verzetgarantie is gegeven zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Dit houdt in dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zal worden gesteld van zijn rechten, waaronder het recht op een nieuwe rechtsgang of hoger beroep. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn aangeduid als strafbare feiten in bijlage 1 bij de OLW, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle wettelijke vereisten is voldaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751001-22
RK nummer: 22/671
Datum uitspraak: 13 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 3 februari 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 december 2021 door de
Chambres of the Public Prosecutor of Valence(Frankrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam P.I.] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.J. Kodrzycki, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Franse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Franse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
contradictory judgment,uitgevaardigd door de
Tribunal Correctionnel de Valence(referentie 16294000015 Minute no. 1164/2018).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaren, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder 3.4 het volgende verklaard:
The person has not received the summons personally but will receive it personally as soon as it is remitted and once received, will be expressly informed of his rights to a new trial or appeal at which he has the right to appear and which will enable re-examination of the substance of the case and new elements of evidence and may lead to a reversal of the initial decision and he will be informed of the time frame in which he can be retried or appeal, namely 10 days.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

5.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de strafbare feiten aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, te weten:
illegale handel in wapens, munitie en explosieven;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De rechtbank is in beginsel gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit over de vraag of een feit kan worden aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Ten aanzien van de feiten 2 en 8 stelt de rechtbank echter vast dat het hier gaat om een kennelijke omissie, waardoor ten aanzien van die feiten onderzoek moet worden gedaan naar de dubbele strafbaarheid. Dat is het geval. Deze feiten leveren naar Nederlands recht op:
Ten aanzien van feit 2: opzetheling
Ten aanzien van feit 8: accijnsfraude.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 416 Wetboek van Strafrecht, 5 en 97 Wet op de accijns en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Chambres of the Public Prosecutor of Valence(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. E.G.M.M. van Gessel en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.