ECLI:NL:RBAMS:2022:2323

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
13.236339.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar

Op 29 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een 56-jarige man veroordeeld tot 14 maanden gevangenisstraf voor brandstichting. De man stak in de nacht van 31 augustus 2021 zijn woning in Amsterdam in brand, wat leidde tot gemeen gevaar voor de omwonenden en hun goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in contact te brengen met brandbare materialen, wat resulteerde in aanzienlijke rookontwikkeling en gevaar voor levens en gezondheid van anderen. Tijdens de zittingen op 11 februari en 15 april 2022 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en de verdediging van de verdachte, mr. D. Kisteman, gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid door psychische stoornissen, strafbaar is voor zijn daden. De rechtbank heeft de TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd, naast de gevangenisstraf, om de kans op recidive te verkleinen. De rechtbank heeft ook een GVM-maatregel opgelegd, die een ruimer forensisch vangnet biedt voor resocialisatie. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de impact op de buurtbewoners en de noodzaak van behandeling en toezicht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13.236339.21
Datum uitspraak: 29 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] , thans gedetineerd te: [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 11 februari 2022 en 15 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. D. Kisteman, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (appartement in appartementencomplex) aan de [adres complex] , door open vuur (een aansteker) in aanraking te brengen met een matras en/of een bank en/of een (douche)deur, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan een matras en/of bank en/of deur en/of andere brandbare stof(fen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan en/of (ten gevolge waarvan) (forse) rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (goederen in en rondom) voornoemde woning
en/of de andere woningen gelegen in (en rondom) dat appartementencomplex
en/of de inboedel van die anderen woningen, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die andere woningen gelegen in (en rondom)dat appartementencomplex, in elk geval
levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten
was.

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 31 augustus 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht in een woning, appartement in appartementencomplex, aan de [adres complex] , door open vuur, een aansteker, in aanraking te brengen met een matras, een bank en een deur, ten gevolge waarvan brand is ontstaan en ten gevolge waarvan forse rookontwikkeling is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen in en rondom voornoemde woning en de andere woningen gelegen in en rondom dat appartementencomplex en de inboedel van die anderen woningen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die andere woningen gelegen in en rondom dat appartementencomplex te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.

7.Motivering van de straf en maatregelen

7.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS-maatregel) met voorwaarden gevorderd, met de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering in het rapport van 7 april 2022. De officier van justitie vraagt de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel en verzoekt de rechtbank ook de Gedrags-beïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (hierna: GVM) op te leggen.
De officier van justitie acht de oplegging van de gevangenisstraf naast de TBS-maatregel passend, omdat verdachte niet geheel ontoerekeningsvatbaar is. Verdachte heeft een ernstig feit gepleegd en daarbij niet alleen schade aangericht aan de woning, maar ook het veiligheidsgevoel van de buurtbewoners aangetast. Gelet op het advies van de reclassering van 7 april 2022 acht de officier van justitie het wenselijk dat de TBS-maatregel wordt gecombineerd met een GVM, omdat laatstgenoemde maatregel een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie biedt. Indien begeleiding van verdachte ook na een TBS-maatregel met voorwaarden nodig blijkt te zijn, is die begeleiding door een GVM niet afhankelijk van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan een GVM ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een verplicht reclasseringscontact noodzakelijk is, aldus de officier van justitie.
7.2
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht naast de TBS-maatregel met voorwaarden een lagere gevangenisstraf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. Het is beter voor verdachte als hij zo snel mogelijk kan starten met de behandeling in de juiste instelling. Tegen het combineren van de TBS-maatregel met voorwaarden met een GVM heeft de verdediging geen bezwaar.
7.3
Oordeel van de rechtbank
7.3.1
Gevangenisstraf
Ernst van het feit
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting, waarbij gevaar voor omwonenden en goederen is ontstaan. Uit het door de brandweer opgestelde proces-verbaal blijkt dat sprake was van ernstige gevaarzetting voor de buren en hun woningen. De brand was immers in de nacht gesticht. Aangezien de meeste mensen dan slapen, had de brand langer onopgemerkt kunnen blijven, met alle gevolgen van dien. Daarnaast had de brand zich snel naar de omringende woningen kunnen verspreiden, omdat de deur aan de achterzijde van de woning open stond en er zich veel rommel in de woning bevond. Het is een geluk geweest dat de brand is opgemerkt en, gezien het genoemde gevaar op snelle verspreiding, dat de brandweerkazerne zich zo dicht bij de woning bevond. Omdat de brandweer zeer snel ter plaatse was, kon erger worden voorkomen. De brandweer heeft vijf omwonenden met een ladder uit hun woningen moeten redden. Zij konden geen gebruik meer maken van het trappenhuis, omdat deze vol met zwarte rook stond. Uiteindelijk heeft slechts één omwonende zijn woning nog via het trappenhuis kunnen verlaten, zij het met behulp van een zuurstofmasker. De impact van de brandstichting op de buurtbewoners is enorm. Enkele bewoners zagen zich door de aantasting van hun veiligheidsgevoel genoodzaakt te verhuizen. De rechtbank weegt de houding van verdachte ten opzichte van het feit in zijn nadeel mee. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de woning uit wraak jegens de buren en de woningbouwvereniging in brand heeft gestoken. Ook heeft hij verklaard dat hij ‘graag had gewild dat er iemand doodgegaan was’ en dat hij het allemaal erg overdreven vindt. Verdachte neemt geen rekenschap voor zijn daad.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia-rapportage d.d. 31 december 2021, opgesteld en ondertekend door A.C. van Dijk, psychiater, en M.H. Bakkes, psycholoog. De rechtbank heeft ook kennis genomen van de brief van M.H. Bakkes d.d. 22 maart 2022.
De rechtbank stelt vast dat de psychiater heeft geconcludeerd tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, in verband met de ten tijde van het gepleegde feit aanwezige psychische stoornis in de vorm van een ernstige stoornis in gebruik van cocaïne, schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, zwakbegaafdheid, antisociaal gedrag en narcistische persoonlijkheidsdynamiek. De psychiater adviseert om het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psycholoog heeft in verband met het gebrek aan medewerking van verdachte geen conclusie kunnen trekken omtrent een eventuele doorwerking van een eventuele stoornis ten tijde van het ten laste gelegde en de daaruit voortvloeiende mate van toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank zal, ondanks dat slechts de psychiater dit heeft geadviseerd en de psycholoog heeft gerapporteerd zich hierover niet te kunnen uitlaten, het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte toerekenen. Hiertoe wordt overwogen dat de psychiatrische rapportage op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de conclusies met betrekking tot de bij verdachte aanwezige psychische stoornis van de geestvermogens en de toerekenbaarheid worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing van de psychiater.
De op te leggen straf
De rechtbank acht alles overwegend, conform de eis van de officier van justitie, een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank legt aan verdachte daarnaast de TBS-maatregel met voorwaarden, gecombineerd met een GVM, op. Daarvoor is het volgende van belang.
7.3.2
TBS met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van TBS. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld, te weten brandstichting. In het kader van de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank al geoordeeld dat ten tijde van dit feit bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De algemene veiligheid van personen maakt dan ook dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld. Verdachte wordt veroordeeld voor een ernstig delict, waarbij zowel goederen als het leven en de gezondheid omwonenden in gevaar zijn gebracht. De inschatting van de psychiater is dat het risico op herhaling hoog is, in verband met de zwakbegaafdheid van verdachte en de bij hem aanwezige verhoogde kans op impulsief gedrag. Daarnaast zorgt het gebruik van verdovende middelen bij verdachte voor een verhoogd risico op psychotische en gedragsmatige ontregeling, hetgeen recidiveverhogend werkt.
Gezien het recidivegevaar en eerdere niet geslaagde interventies kan de behandeling van verdachte volgens de psychiater het best binnen het kader van TBS met voorwaarden plaatsvinden. De mogelijke risico’s die worden gezien in de persoon van verdachte is voor hem geen reden om dwangverpleging te adviseren. Gezien de verwachte duur van de behandeling wordt een zorgmachtiging niet opportuun geacht. Hieromtrent overweegt de psychiater in de rapportage:
Enerzijds heeft betrokkene laten blijken dat hij zich niet langer durend heeft kunnen committeren aan eerdere interventies in juridisch kader, o.a. ambulante en klinische
behandeling onder bijzondere voorwaarden. Reclassering heeft eveneens meermaals negatief retour gezonden, dan wel om ten uitvoerlegging gevraagd van voorwaardelijk opgelegd strafdeel bij eerdere veroordelingen.
Anderzijds bestaat bij betrokkene op dit moment wel degelijk, zij het ambivalent, bereidheid voor hernieuwde behandeling onder voorwaarden. Mede gezien de ernst van het huidig tenlastegelegde feit en het aanwezige gevaar voor nieuwe gebeurtenissen met
potentieel fatale afloop, komt onderzoeker tot het advies om de voorgestelde interventie binnen een meer zwaarwegend voorwaardelijk kader te laten plaatsvinden, namelijk tbs met voorwaarden. Verwachting is dat binnen dergelijk kader, het recidivegevaar afdoende afgewend kan worden. Vanuit psychiatrische optiek is het wenselijk te achten een vorm van langer durend toezicht op te leggen. Binnen geadviseerd juridisch kader bestaat de mogelijkheid dat betrokken in geval van schenden van de voorwaarden, geplaatst kan worden in een beveiligings- en behandelklimaat anders dan enkel detentiesetting, waarin actief gestuurd wordt op risicotaxatie en vermindering van pathologisch bepaald recidive risico. Interventie binnen een kader van een zorgmachtiging, wordt gezien verwachte duur van behandeling, niet opportuun geacht. Tbs dwang als ultimum remedium wordt evenmin opportuun geacht, aangezien het door onderzoeker geadviseerde kader een passend en initieel minder ingrijpend alternatief is waarbinnen afdoende beveiliging- en behandelmodaliteiten bestaan om interventieadvies uit te voeren.
Het advies van de reclassering hieromtrent, zoals opgenomen in het rapport d.d. 7 april 2022, luidt:
De reclassering heeft geworsteld met het advies en heeft zich enerzijds meermaals afgevraagd of van betrokkene verwacht kan worden dat hij zich aan de voorwaarden houdt en de consequenties van zijn handelen kan overzien.
Anderzijds is aan betrokkene nooit eerder een langdurige opname in een forensische zorginstelling opgelegd en heeft hij derhalve nooit de kans gekregen om zich binnen een dergelijk kader te ontwikkelen. Waarbij tevens uit dient te worden gegaan van de expertise van de kliniek in het behandelen en begeleiden van cliënten met soortgelijke problematiek en diagnostiek als betrokkene.
Hoewel de reclassering ernstige twijfels heeft over de haalbaarheid van het kader, wil zij betrokkene het voordeel van de twijfel geven en gunt zij betrokkene de kans om de benodigde behandeling en verdere resocialisatie vorm te geven binnen het kader van een TBS met voorwaarden.
Hoewel de rechtbank, evenals de deskundigen, niet geheel overtuigd is geraakt van de motivatie van verdachte om zich aan de voorwaarden te houden, ziet de rechtbank aanleiding het advies van de deskundigen te volgen om ook onder deze omstandigheden voor een TBS-maatregel met voorwaarden te kiezen. De rechtbank zal verdachte de kans bieden om binnen het kader van TBS met voorwaarden te starten met zijn behandeling. De externe druk van mogelijke omzetting naar TBS met dwangverpleging als verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, blijft als stok achter de deur in beeld.
Onder deze omstandigheden is het opleggen van TBS met dwangverpleging niet noodzakelijk en kan – in lijn met de adviezen van de psychiater en de reclassering – worden volstaan met de minder ingrijpende TBS met voorwaarden. De rechtbank zal aan de TBS-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting. Dit leidt ertoe dat, in het geval alsnog een bevel tot verpleging van overheidswege wordt gegeven, de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de maximale periode van vier jaren.
7.3.3
GVM-maatregel
De reclassering heeft in het rapport d.d. 7 april 2022 geadviseerd tot het opleggen van een GVM:
Naast een TBS met voorwaarden acht de reclassering het aanvullende kader van een GVM
geïndiceerd. De GVM biedt een ruimer forensisch vangnet richting resocialisatie. Het vermindert daarmee de kans op het vastlopen van een langdurig begeleidingstraject, doordat het bewandelen van een alternatieve route mogelijk wordt gemaakt. Dit zou betekenen dat de begeleiding, indien deze ook na een TBS met voorwaarden nodig blijkt, niet afhankelijk is van civielrechtelijke monitoringsopties. Daarbij kan de GVM ook nadrukkelijk een alternatief bieden als blijkt dat voor het benodigde begeleidingsniveau niet langer een verplicht reclasseringscontact noodzakelijk is. Voor betrokkene zou dit kunnen betekenen dat het toezicht in een minder ingrijpend kader zou kunnen worden voortgezet,
indien daar aanleiding toe zou bestaan. Hiermee wordt op geen enkele wijze een voorschot genomen op wat in de toekomst de uitkomsten van de behandeling zijn. De maatregel wordt geadviseerd omdat het de werkbaarheid en de doelmatigheid van forensische behandeling en begeleiding ten goede komt. Het is noodzakelijk om aan de voorkant de mogelijkheid te creëren voor een eventueel alternatief traject aan de achterkant. Het enkele bestaan van deze mogelijkheid kan daarmee op zichzelf genomen al van toegevoegde waarde zijn.
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van een
GVM. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 38 Sr. Ook is het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen nodig dat na de TBS gedrags-beïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden. De rechtbank zal daarom aan verdachte de GVM opleggen.
7.3.4
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten brandstichting.
Gelet op het reclasseringsrapport d.d. 7 april 2022 en de Pro Justitia-rapportage d.d. 31 december 2021, waaruit volgt dat de kans op recidive wordt ingeschat als hoog, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z, 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:

1.Geen strafbaar feit plegen

Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.

2.Meewerken aan reclasseringstoezicht

Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
- Veroordeelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
- Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
- Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
- Veroordeelde zorgt ervoor dat hij te allen tijde bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren.
- Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
- Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
- Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
- Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
- Veroordeelde verschaft de reclassering zicht op de voortgang van zijn resocialisatie en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk.
- Veroordeelde zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar (kunnen) brengen en stelt zich open op, inzake het aangaan van nieuwe relaties of bestaande relaties en heeft geen bezwaar dat deze op ‘gepaste en discrete’ wijze door de reclassering worden gescreend.

3.Opname in een zorginstelling

Veroordeelde laat zich opnemen en zal verblijven bij een nog nader door IFZ/ DIZ te indiceren klinische setting, of soortgelijke forensische instelling zulks te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
- De opname start direct aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering en het behandelteam dat nodig vinden.
- Veroordeelde houdt zich aan de daar geldende huisregels, afspraken en aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
- Als de reclassering en het behandelteam een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vinden, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.

4.Meewerken aan een time-out

Veroordeelde werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerde crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA/FPK of een soortgelijke instelling, voor de duur van maximaal veertien weken per kalenderjaar.

5.Begeleid wonen of maatschappelijke opvang

Aansluitend aan zijn klinische opname zal veroordeelde verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. Het verblijf duurt zolang de reclassering en zorginstelling dat nodig vinden.
- Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.

6.Ambulante behandeling

Aansluitend aan zijn klinische behandeling laat veroordeelde zich behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt.
- Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

7.Middelenverbod en meewerken aan middelencontrole

Veroordeelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn ademonderzoek (blaastest) en urineonderzoek.

8.Dagbesteding

Veroordeelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding en houdt zich aan de voorwaarden c.q. regels die hem gesteld worden.

9.Meewerken aan schuldhulpverlening/beschermingsbewind

Veroordeelde geeft inzage in zijn financiën en werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen. Desgewenst werkt hij mee aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen en/of beschermingsbewind.

10.Niet naar het buitenland (reisverbod)

Veroordeelde zal zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
Beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
GVM
Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 april 2022.