ECLI:NL:RBAMS:2022:2321

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
28 april 2022
Zaaknummer
13/751975-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vordering tot in behandeling nemen van Europees aanhoudingsbevel

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 23 maart 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 16 juli 2020 door de Roemeense autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1981, was niet aanwezig tijdens de zittingen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. P.D. Popescu, en later door mr. A. Petrescu. Tijdens de behandeling op 16 februari 2022 werd het onderzoek geschorst vanwege de uitvaardiging van een nieuw EAB.

Bij de voortzetting van de zitting op 31 maart 2022, was de officier van justitie, C.L.E. McGivern, aanwezig. De rechtbank constateerde dat de termijn van 90 dagen voor het beslissen op het overleveringsverzoek was verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kon beslissen. De officier van justitie stelde dat zij niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vordering, omdat het EAB was ingetrokken. De rechtbank volgde deze conclusie en verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

De uitspraak werd gedaan door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, en mrs. M.E.M. James-Pater en D. Segbedzi, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751975-20 (EAB I)
RK nummer: 21/1577
Datum uitspraak: 31 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 maart 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juli 2020 door
the Darabani Court of Law, Botosani county(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Namens de opgeëiste persoon heeft zijn gemachtigd raadsman, mr. P.D. Popescu, advocaat te Amsterdam - die waarneemt voor zijn collega, mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam - het woord gevoerd.
Het onderzoek ter terechtzitting is voor bepaalde tijd geschorst, omdat er een nieuw EAB is uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten.
De behandeling van de vordering is voortgezet op de openbare zitting van 31 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank stelt vast dat in de onderhavige zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, reeds is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering omdat het EAB is ingetrokken.
De rechtbank overweegt dat met de intrekking van het EAB, de grondslag aan de vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het overleveringsverzoek is komen te ontvallen. De rechtbank volgt de officier van justitie dan ook in haar conclusie dat de officier van justitie niet kan worden ontvangen in haar vordering.

4.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en D. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 31 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.