ECLI:NL:RBAMS:2022:2306

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/13/711737 / KG ZA 21-1057
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming sociale huurwoning wegens overlast en schietincident

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Eigen Haard en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft een ontruimingsvordering van Eigen Haard wegens overlast veroorzaakt door [gedaagde], die sinds 18 september 2008 een sociale huurwoning huurt. De overlast omvat intimidatie en schreeuwen naar omwonenden, en culminatie in een schietincident op 22 december 2021, waarbij [gedaagde] met een luchtdrukwapen op zijn buurman [naam 2] schoot, wat leidde tot letsel en schade aan de woning van de buurman. Eigen Haard heeft herhaaldelijk geprobeerd [gedaagde] te sommeren zijn gedrag te verbeteren, maar zonder resultaat. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende grond is voor ontruiming, gezien de ernst van de overlast en het schietincident, en dat Eigen Haard een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om de woning uiterlijk op 20 juni 2022 te ontruimen, met veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor huurders om zich als goede huurders te gedragen en de gevolgen van ernstig overlastgevend gedrag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/711737 / KG ZA 21-1057 IHJK/MAH
Vonnis in kort geding van 19 april 2022
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 24 december 2021,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W. Albers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eigen Haard en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij de zitting op 28 december 2021 waren aanwezig:
- aan de zijde van Eigen Haard: [naam 1] (medewerker Zorg en Overlast) met mr. Blokziel,
- [gedaagde] met mr. Albers.
1.2.
Op de zitting heeft Eigen Haard de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Aan het slot van de zitting hebben partijen afspraken gemaakt, die als volgt zijn neergelegd in een proces-verbaal:
“1. [gedaagde] zal zich inspannen om zo spoedig mogelijk te verhuizen naar een 65+ woning; Eigen Haard zal waar mogelijk daarbij bemiddelen; [gedaagde] zal zelf reageren op het woningaanbod via Woningnet;
2. [gedaagde] zal via zijn tuin en achterdeur zijn woning betreden en verlaten;
3. [gedaagde] zal zijn auto niet in de eigen straat parkeren;
4. [gedaagde] zal zich houden aan het contactverbod, zoals gisteren opgelegd door de officier van justitie, dat geldt voor 90 dagen;
5. [gedaagde] zal incidenten met de buren indien die zich onverhoopt voordoen, melden bij de politie en bij Eigen Haard;
6. [gedaagde] zal zich onthouden van stemmingmakerij en omwonenden niet opstoken om partij te kiezen in zijn conflict met de buurman en zich verder gedragen naar maatstaven van moraal en fatsoen;
7. als het nodig is om verklaringen van omwonenden te verkrijgen, zullen die worden opgevraagd via de advocaat van [gedaagde] ;
8. Eigen Haard zal aan de huurder van [adres 1] een brief met een gedragsaanwijzing sturen;
De procedure wordt pro forma twee maanden aangehouden; partijen zullen uiterlijk 28 februari 2022 berichten of de zaak moet worden geroyeerd, voortgezet of dat vonnis wordt gevraagd.”
1.3.
Bij e-mail van 28 februari 2022, met bijlagen, heeft de advocaat van Eigen Haard haar ontruimingsvordering gehandhaafd en vonnis gevraagd. De advocaat van [gedaagde] heeft daarop bij e-mail van dezelfde dag, met later per brief van 7 maart 2022 nagezonden bijlagen, gevraagd om de zaak
“aan te houden tot zes weken na een onherroepelijke uitspraak in het - deze week aan te spannen – kort geding in verband met de door Eigen Haard onmogelijk gemaakte verhuizing”of om anders een nieuwe zitting te bepalen.
1.4.
Vervolgens is een voortgezette mondelinge behandeling bepaald op 5 april 2022. Op die tweede zitting, waar dezelfde personen aanwezig waren als op de zitting van 28 december 2021, heeft Eigen Haard de vorderingen nader toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en Eigen Haard ook een pleitnota.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 18 september 2008 van (de rechtsvoorgangster van) Eigen Haard de sociale huurwoning aan de [adres 3] (hierna: de woning). Het is een vierkamerwoning op de begane grond met tuin.
2.2.
Volgens artikel 6.12 van de mede-overeengekomen algemene huurvoorwaarden dient de huurder ervoor te zorgen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.
2.3.
Eigen Haard heeft [gedaagde] de afgelopen jaren herhaaldelijk gesommeerd zijn overlastgevend gedrag (dat volgens Eigen Haard bestaat uit intimideren en schreeuwen naar mensen) te staken en zich als een goed huurder te gedragen, waarbij steeds rechtsmaatregelen werden aangekondigd als niet aan de sommatie zou worden voldaan.
2.4.
Eigen Haard heeft bij e-mail van 2 april 2020 aan [gedaagde] geschreven dat zij hem al herhaaldelijk heeft aangesproken op onbetamelijke uitspraken en gedrag, dat [gedaagde] in een e-mail van 30 maart 2020 een medewerker van Eigen Haard het coronavirus heeft toegewenst en heeft gemeld dat zij elkaar nog wel zullen treffen, dat gezien deze nieuwe dreigende teksten de grens is bereikt en dat Eigen Haard niet meer direct met [gedaagde] zal communiceren.
2.5.
Bij vonnis van 5 november 2020 (C/13/691801 / KG ZA 20-964) heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, op vordering van Eigen Haard:
- [gedaagde] geboden om toe te staan dat in zijn tuin een steiger wordt gezet ten behoeve van het plaatsen van zonnepanelen,
- aan [gedaagde] een gedragsaanwijzing opgelegd, door hem te gebieden zich te onthouden van het doen van verwensingen aan het adres van Eigen Haard en haar medewerkers of de door haar ingeschakelde derden, die de normen van moraal en fatsoen overschrijden en als krenkend kunnen worden gekwalificeerd, op straffe van een dwangsom.
In r.o. 4.2 en 4.3 van het vonnis is overwogen:
“Niet aanvaardbaar is dat [gedaagde] de medewerkers van Eigen Haard en de personen met wie zij samenwerkt steeds te pas en te onpas in persoon aansprakelijk stelt voor schade en hun beschuldigt van diefstal, wangedrag, leugens, bedrog, machtsmisbruik en andere strafbare feiten. [gedaagde] is niet effectief in zijn uitingen en is hierin niet te stoppen, zoals ook ter zitting in dit kort geding is gebleken. Enkele voorbeelden van uitingen die de normen van moraal en fatsoen overschrijden en die als krenkend kunnen worden gekwalificeerd zijn de volgende. [volgen beledigingen en verwensingen per e-mail - vzr]
4.3
Ter zitting hebben de twee medewerkers van Eigen Haard verklaard dat [gedaagde] ook mondeling beledigingen heeft geuit en verwensingen met ziektes in de mond heeft genomen (…)”.
2.6.
Op 21 juni 2021 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van mishandeling door zijn buurman van [adres 1] , [naam 2] . De politie heeft [gedaagde] op 24 juni 2021 bericht de aangifte niet verder strafrechtelijk te behandelen, maar wel de wijkagent te hebben ingelicht, die hierin zal bemiddelen. Na bezwaar van [gedaagde] heeft de Officier van justitie bij brief van 15 september 2021 geschreven dat de officier van justitie onderzoek heeft laten doen door de politie en dat dit geen aanleiding gaf tot verder onderzoek.
2.7.
Op 3 december 2021 heeft [gedaagde] aangifte gedaan van vernieling, die gepleegd zou zijn [naam 2] .
2.8.
Op 22 december 2021 omstreeks 01:15 uur heeft zich bij de woning een incident voorgedaan, waarbij [gedaagde] op [naam 2] heeft geschoten met een luchtdruk/gasvuurwapen, voorzien van metalen balletjes/kogeltjes. Kort nadien zijn vier agenten en een ambulance ter plaatse geweest. De politie heeft het wapen in beslag genomen en [gedaagde] aangehouden op verdenking van zware mishandeling. [naam 2] heeft om 01:30 aangifte gedaan, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. [naam 2] is door de kogeltjes geraakt en heeft daardoor letsel op het borstbeen en in de arm opgelopen. Twee kogeltjes dienden operatief te worden verwijderd. Op de voordeur van [adres 1] was de inslag van een kogeltje te zien. De politie heeft een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
2.9.
Op verzoek van [gedaagde] is zijn voorlopige hechtenis op 24 december 2021, onder het stellen van voorwaarden, geschorst.
2.10.
Bij brief van 23 december 2021 heeft Eigen Haard [gedaagde] gesommeerd om de huur op te zeggen omdat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Daarbij heeft Eigen Haard gewezen op het incident van 22 december 2021, het vonnis van 5 november 2020 en eerdere sommaties om bedreigingen/intimidaties van medewerkers en hulppersonen van Eigen Haarden en van buren te staken. Eigen Haard heeft daarbij gesteld dat de waarschuwingen kennelijk niet tot aanpassing van het gedrag van [gedaagde] hebben geleid.
2.11.
In verband met het incident van 22 december 2021 heeft Eigen Haard op 24 december 2021 aangifte gedaan tegen [gedaagde] van vernieling van de voordeur van [adres 1] .
2.12.
Op die dag heeft Eigen Haard ook de dagvaarding in dit kort geding uitgebracht. Voor het procesverloop zie onder 1 hiervoor.
2.13.
Op 27 december 2021 heeft de officier van justitie aan [gedaagde] een contactverbod opgelegd voor 90 dagen.
2.14.
Bij dagvaarding van 14 maart 2022 heeft [gedaagde] bij de kantonrechter van deze rechtbank in kort geding gevorderd dat Eigen Haard veroordeeld zal worden om:
  • [gedaagde] te accepteren in een woning van Eigen Haard, danwel te verbieden hem te weigeren, danwel hem actief een woning toe te wijzen zonder verstrekkende gedragsaanwijzingen;
  • een positieve verhuurdersverklaring af te geven;
Deze vorderingen zijn afgewezen bij vonnis van 4 april 2022, waartoe onder meer is overwogen:
“9. Voor de inhoudelijke beoordeling is van belang wat partijen op 28 december 2021 met elkaar zijn overeengekomen. Ten aanzien van de verplichting die Eigen Haard op zich neemt staat in het proces-verbaal: “ [gedaagde] zal zich inspannen om zo spoedig mogelijk te verhuizen naar een 65+ woning;Eigen Haard zal waar mogelijk daarbij bemiddelen; [gedaagde] zal zelf reageren op het woningaanbod via Woningnet;” (onderstreping kantonrechter).
Uit deze formulering kan niet worden afgeleid dat voor Eigen Haard een verplichting bestaat om [gedaagde] te accepteren in een woning van Eigen Haard, een verplichting voor Eigen Haard om [gedaagde] actief een woning toe te wijzen of een verbod om hem als huurder te weigeren. Ook volgt uit het proces-verbaal voor Eigen Haard geen verbod om [gedaagde] gedragsaanwijzingen op te leggen. Alleen al hierom kan het eerste deel van de vordering van [gedaagde] niet slagen.
10. Bovendien heeft Eigen Haard ter zitting toegelicht dat zij wel degelijk bereid is om een nieuwe huurovereenkomst met [gedaagde] te sluiten, als hij bij die huurovereenkomst een allonge met aanvullende voorwaarden tekent. [gedaagde] werd geconfronteerd met deze allonge toen hij een andere woning van Eigen Haard aan de [adres 2] accepteerde. [gedaagde] weigerde de allonge te tekenen, waardoor de woning uiteindelijk naar een andere kandidaat is gegaan. [gedaagde] heeft toegelicht dat hij weigerde de allonge te tekenen omdat daar gedragsaanwijzingen in stonden ten aanzien van zijn bezoek en omdat in de allonge stond dat overtreding van één van de punten direct een ontbinding rechtvaardigende tekortkoming oplevert. Dit vond [gedaagde] te ver gaan. De kantonrechter acht de voorwaarden uit de allonge echter niet zodanig onredelijk, dat Eigen Haard daarmee feitelijk de zoektocht van [gedaagde] naar een andere woning (van Eigen Haard) blokkeert. Volgens Eigen Haard is de allonge nodig om een gedragsverandering bij [gedaagde] teweeg te brengen en bedoeld als stok achter de deur voor [gedaagde] om zich te onthouden van het veroorzaken van overlast voor omwonenden. Gelet op de geschiedenis tussen partijen is dit niet onbegrijpelijk. Bovendien zal een ontbinding en ontruiming altijd via een rechter moeten worden gevorderd en kan Eigen Haard hiertoe niet zelfstandig besluiten op basis van de allonge. Tegen deze achtergrond heeft [gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het voor hem onmogelijk is om een andere woning via Eigen Haard te huren.
11. In de tweede plaats vordert [gedaagde] een veroordeling van Eigen Haard tot het afgeven van een positieve verhuurdersverklaring, omdat het volgens [gedaagde] anders onmogelijk voor hem is om een woning te huren van een andere woningcorporatie. Eigen Haard betwist dit en voert aan dat een negatieve verhuurdersverklaring voor een woningcorporatie over het algemeen geen aanleiding zal zijn om af te zien van een huurovereenkomst, maar wel een reden kan zijn tot het maken van aanvullende afspraken. Bovendien weigert Eigen Haard een verhuurdersverklaring te verstrekken die in strijd is met de waarheid.
12. Op de verhuurdersverklaring die Eigen Haard heeft afgegeven heeft zij de vragen: “zijn er sommaties gestuurd i.v.m. overlast” en “is er een juridische procedure geweest i.v.m. overlast” met ‘ja’ beantwoord. Onder de toelichting heeft Eigen Haard geschreven: “Geen lange overlast, wel incident in December 2021. Voor info kunt u contact opnemen met [naam 1] ”. Volgens [gedaagde] ontbreekt in deze bewoordingen de context (volgens [gedaagde] : zelfverdediging) waarbinnen het incident van december 2021 zich heeft voorgedaan, waardoor de verhuurdersverklaring onterecht negatief is.
13. De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in deze stelling. Eigen Haard kan bovenstaande geciteerde vragen niet anders beantwoorden dan met ‘ja’ of ‘nee’. Eigen Haard moet daar wel ‘ja’ invullen, omdat zij de verklaring anders bezijden de waarheid afgeeft. Onder de toelichting geeft Eigen Haard vervolgens aan dat er geen sprake is van lange overlast, maar dat er wel een incident in december 2021 heeft plaatsgevonden waarover nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen. [gedaagde] heeft onvoldoende toegelicht dat deze toelichting zodanig negatief is geformuleerd, dat deze verhuurdersverklaring het hem onmogelijk maakt om bij een andere woningcorporatie een woning te huren. Ook is onvoldoende uit de verf gekomen hoe volgens hem de verhuurdersverklaring dan wel geformuleerd zou moeten worden door Eigen Haard. Slechts stellen dat de verklaring ‘positief’ moet zijn en context moet vermelden, is in dit geval onvoldoende. “

3.Het geschil

3.1.
Eigen Haard vordert ontruiming van de woning binnen 48 uur na betekening van het vonnis, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en stelt daartoe, samengevat, dat het schietincident ging om zelfverdediging en dat juist [naam 2] degene is die overlast veroorzaakt. Verder beroept [gedaagde] zich op zijn zwakke gezondheid. Volgens [gedaagde] heeft hij zich tenslotte na de zitting van 28 december 2022 voldoende ingespannen om te verhuizen, maar is het niet gelukt doordat Eigen Haard tegenwerkte.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eigen Haard stelt dat de door [gedaagde] veroorzaakte overlast (en met name het schietincident) voor een bodemrechter voldoende grond is om tot ontbinding en ontruiming te komen. Volgens Eigen Haard heeft zij spoedeisend belang bij ontruiming in kort geding, omdat zij ook aan de buren rustig woongenot moet verschaffen, eerdere interventies niet hebben geholpen en de situatie onhoudbaar is.
4.2.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
4.3.
Voldoende aannemelijk is dat Eigen Haard een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, die strekt tot beëindiging van ernstige overlast.
4.4.
[gedaagde] heeft niet weersproken dat hij op 22 december 2021 met een met metalen kogeltjes geladen luchtdruk-/gasvuurwapen heeft geschoten, waardoor [naam 2] letsel heeft opgelopen en diens voordeur (eigendom van Eigen Haard) is beschadigd.
4.5.
[gedaagde] voert aan dat hij zich al lange tijd zwaar geïntimideerd heeft gevoeld door deze buurman en dat hij bij dit incident handelde uit noodweer toen [naam 2] hem (herhaaldelijk) aanviel. Dat is echter niet goed te rijmen met het proces-verbaal van bevindingen van de politie en staat haaks op de lezing van [naam 2] over de gebeurtenissen. In zijn aangifte heeft [naam 2] verklaard dat hij vanuit zijn raam zag dat [gedaagde] zijn auto te snel inparkeerde en dat hij bijna de auto van [naam 2] raakte, waarop deze zijn raam opendeed en [gedaagde] daarop heeft aangesproken. Daarna ontstond er een woordenwisseling en kwam [naam 2] naar beneden, naar het portiek waar de voordeuren van [adres 1] , [adres 4] en [adres 3] naast elkaar liggen. [naam 2] verklaart verder:
“[ [gedaagde] ] liep naar me toe gaf me een duw en liep terug zijn woning in. Vervolgens kwam hij terug met een wapen in zijn handen. (…) Vervolgens schoot hij direct met het wapen. Hij schoot tientallen keren. Ik voelde direct een stevige hevige pijn in mijn lichaam. Ik probeerde mezelf te verdedigen. Ik hield mijn handen voor mijn gezicht. Ik ging gelijk mijn eigen woning weer in. Ik probeerde mijn deur dicht te doen. [gedaagde]– vzr)
stond meteen voor me deur en schoot op mijn voordeur. (…) Ik heb direct 112 gebeld. (…)
Sinds september 2019 heb ik problemen met [gedaagde] en een andere buurman genaamd [naam 3] . Het is een opeenstapeling van conflicten. De wijkagent is op de hoogte van de situatie. (…)”.
4.6.
Hoe het precies is gegaan zal wellicht in de strafzaak duidelijk worden, maar kan in dit kort geding niet worden vastgesteld. Duidelijk is wel dat [gedaagde] en [naam 2] al langere tijd in onmin met elkaar leven. Mogelijk hebben zij beiden daaraan schuld (Eigen Haard heeft op 30 december 2021 ook [naam 2] een gedragsaanwijzing gegeven), maar feit is dat [gedaagde] (naar eigen zeggen zelfs vier maal) heeft geschoten op [naam 2] . Het geweld van [gedaagde] is dan ook disproportioneel. [gedaagde] heeft verder zelf verklaard dat hij een geladen luchtdrukpistool in zijn zak heeft gestoken, toen de buurman schreeuwend voor zijn deur stond. Hij heeft het risico genomen dat hij daarmee letsel en schade kon veroorzaken, welk risico zich ook heeft verwezenlijkt. Volgens [gedaagde] kun je met het luchtdrukpistool geen schoten afvuren die doordringen in de huid, maar dat is evident onjuist gebleken. Niet weersproken is dat twee kogeltjes operatief uit de arm van [naam 2] moesten worden verwijderd. Tenslotte is [gedaagde] degene die twee dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten en aan wie de officier van justitie een contactverbod voor 90 dagen heeft opgelegd.
4.7.
Al met al is voldoende aannemelijk dat een bodemrechter dit schietincident, in ieder geval in combinatie met de geschiedenis van door [gedaagde] aan buren en medewerkers van Eigen Haard veroorzaakte overlast en de herhaalde – vergeefs gebleken – waarschuwingen dat dit gedrag onacceptabel is, ernstig genoeg zal achten om de ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] te rechtvaardigen.
4.8.
Toch is Eigen Haard op de zitting van 28 december 2021 bereid gebleken de zaak twee maanden aan te houden om [gedaagde] gelegenheid te geven andere woonruimte te vinden en daarbij zelfs te bemiddelen. [gedaagde] had ook zelf ter zitting verklaard dat hij wilde verhuizen, omdat de verhoudingen met de buren verstoord waren.
4.9.
Uit de nadien overgelegde stukken en de verklaringen van partijen op de zitting van 5 april 2022 is echter gebleken dat [gedaagde] zich niet aan alle op de zitting van 28 december 2022 gemaakte afspraken heeft gehouden, in het bijzonder niet aan de afspraak dat hij zich zou inspannen om zo spoedig mogelijk te verhuizen naar een 65+ woning. Gebleken is dat [gedaagde] diverse mogelijkheden van verhuizen naar een andere woning en van woningruil zonder goede reden niet heeft benut. Dit terwijl Eigen Haard zich wel aan de afspraken heeft gehouden en zelfs meer heeft gedaan dan het afgesproken bemiddelen (voor woningen van andere corporaties), door hem ook voor een woning van Eigen Haard zelf te accepteren– die vervolgens door [gedaagde] is geweigerd omdat hij de allonge niet wilde tekenen. Een en ander volgt ook uit de onder 2.14 geciteerde r.o. 9-13 van het vonnis van 4 april 2022. Het is daarom begrijpelijk dat Eigen Haard haar vordering tot ontruiming handhaaft.
4.10.
Op de zitting van 5 april 2022 heeft [gedaagde] uiteindelijk zijn bezwaren tegen de allonge en tegen de verhuurdersverklaring (zie r.o. 10-13 van het vonnis van 4 april 2022) laten varen en heeft hij verklaard dat hij beide accepteert. Onder die voorwaarden is Eigen Haard ter zitting alsnog akkoord gegaan met een verlenging van de ontruimingstermijn met twee maanden. Gezien het tot nu toe gebleken relatief grote aanbod aan (senioren)woningen waarvoor [gedaagde] in aanmerking komt, moet verhuizing binnen die termijn haalbaar zijn, mits [gedaagde] zich nu wel voldoende inspant. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt nu echt bij hemzelf. Uiterlijk 20 juni 2022 zal [gedaagde] de woning hoe dan ook moeten ontruimen. [gedaagde] heeft weliswaar naar eigen zeggen een slechte gezondheid, maar heeft voldoende kansen en in totaal ongeveer een half jaar uitstel van de ontruiming gekregen. Dat is, gezien het gedrag van [gedaagde] , buitengewoon coulant van Eigen Haard.
4.11.
De slotsom is dat de ontruiming zal worden uitgesproken als vermeld in de beslissing.
4.12.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Eigen Haard worden begroot op:
- dagvaarding € 100,70
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.783,70

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis en uiterlijk op 20 juni 2022 de woning aan de [adres 3] geheel leeg en ontruimd ter beschikking van Eigen Haard te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder bewerkstelligd kan worden met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] , indien hij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan Eigen Haard de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 1.783,70, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na vandaag tot aan de voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de veertiende dag na vandaag tot aan de voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAH