ECLI:NL:RBAMS:2022:23

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/665311-15
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde wegens niet-naleving van voorwaarden

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van een veroordeelde. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie tot herroeping van de v.i. toegewezen, na vaststelling dat de veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de aan de v.i. verbonden voorwaarden. De veroordeelde, die in 2016 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, was op 12 juli 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld. Echter, in november 2021 werd hij geconfronteerd met meerdere overtredingen van de voorwaarden, waaronder het gebruik van drugs en het niet verblijven in de voorgeschreven instelling voor begeleid wonen.

De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 23 december 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie de herroeping van de v.i. heeft gevorderd. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, het reclasseringsadvies en de verklaringen van de veroordeelde en zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet alleen de voorwaarden heeft overtreden, maar ook dat het recidiverisico hoog is. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie, ondanks de overschrijding van de termijn voor behandeling, toegewezen en de v.i. herroepen voor een periode van 42 dagen, met advies voor aanpassing van de voorwaarden voor een toekomstige v.i.

De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de veroordeelde zich moet houden aan de nieuwe voorwaarden die aan de v.i. zullen worden verbonden, waaronder het meewerken aan diagnostiek en behandeling, en het verbod op het gebruik van drugs. De rechtbank heeft de veroordeelde aangespoord om actief te werken aan zijn re-integratie en het verkrijgen van een stabiele woon- en werkplek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

VI-zaaknummer : 99/000950-31
Parketnummer : 13/665311-15
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie ex de artikelen 6:2:13 jo. 6:6:21 (oud) van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: vi.) van
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ),
verblijvende [naam pi] ,
veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • de vordering van de officier van justitie van 15 november 2021;
  • het reclasseringsadvies van 12 november 2021 van GGZ ERW Novadic-Kentron [plaats] ;
  • het v.i.-advies van 6 april 2021.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. B.E.J. Torny, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder als deskundige mevrouw [persoon] , als reclasseringswerker verbonden aan GGZ ERW Novadic-Kentron [plaats] , gehoord.

2.Procesgang

Veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 15 september 2016 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van voorarrest.
De tenuitvoerlegging van deze straf is met ingang van 10 november 2015 gestart.
Veroordeelde is, gelet op artikel 6:2:10 en 6:2:11 Sv, op 12 juli 2021 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Veroordeelde meldt zich op 12 juli 2021 bij GGZ Novadic-Kentron op het adres [adres] . Veroordeelde dient zich te melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • Veroordeelde dient te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting [naam stichting] , althans in een soortgelijke instelling. Veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
  • Veroordeelde dient medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
  • Veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de overige bijzondere voorwaarden.
  • Indien de reclassering daar aanleiding toe ziet, dient veroordeelde medewerking te verlenen aan middelencontroles. De reclassering bepaalt dan het te gebruiken controlemiddel en de frequenties van de controles. Indien de uitslagen van de controles daar aanleiding toe geven, kan de reclassering veroordeelde verbieden drugs en/of alcohol te gebruiken.
Op 12 november 2021 is veroordeelde, op grond van artikel 6:3:15 Sv, aangehouden.
Op 15 november 2021 heeft de rechter-commissaris op vordering van het Openbaar Ministerie ex artikel 6:6:20 Sv de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bevolen.
De schriftelijke vordering van het Openbaar Ministerie is op 15 november 2021 op de griffie van de rechtbank ontvangen.

3.De inhoud van vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling herroept wegens het niet naleven van de daaraan verbonden v.i. voorwaarden.
Sinds 12 juli 2021 staat veroordeelde in het kader van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling onder toezicht van de reclassering. Aan zijn v.i. is een aantal voorwaarden verbonden waaronder de verplichting te verblijven in een instelling voor begeleid wonen. In dat kader verblijft veroordeelde bij Stichting [naam stichting] . Aldaar geldt een verbod verdovende middelen te gebruiken. Om dat te kunnen controleren worden regelmatig urinecontroles uitgevoerd.
In september 2021 ontvangt veroordeelde een mondelinge waarschuwing van de reclassering in verband met een fraudeerpoging ten aanzien van de urinecontrole. Tijdens een herkansingsgesprek met [naam stichting] krijgt veroordeelde een tweede kans en wordt beslist dat hij bij de instelling mag blijven wonen.
In november 2021 treft de begeleiding van [naam stichting] op de kamer van betrokkene zakjes met exact 5 gram ondefinieerbare kristallen aan. Het vermoeden bestaat dat het hier gaat om harddrugs. Daarnaast wordt op zijn kamer een telefoon aangetroffen. Deze vondst in combinatie met verschillende positieve controles op cocaïne (op 30 september en 8 november) maakt dat [naam stichting] beslist dat betrokkene niet langer bij hen kan verblijven. Veroordeelde overtreedt hiermee zijn bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Veroordeelde beschikt niet langer over geschikte huisvesting en lijkt weer met enige regelmaat harddrugs te gebruiken.
Het openbaar ministerie vordert daarom dat last zal worden gegeven tot herroeping van de v.i. voor een periode van 120 dagen.

4.De beoordeling

4.1.
De v.i.-regeling
Volgens de v.i.-regeling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:2:10 Sv, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Aan de (periode van de) v.i. kunnen door het Openbaar Ministerie algemene en bijzondere voorwaarden worden gesteld. Indien de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd, kan, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 Sv, de v.i. worden herroepen. Deze beslissing wordt genomen door de rechtbank, op vordering van de officier van justitie.
4.2.
De rapportage en de toelichting daarop
In het advies van GGZ ERW Novadic-Ketron [plaats] van 12 november 2021, opgesteld door [persoon] , reclasseringswerker, staat het volgende. Wegens het toenemen van drugsgebruik en het gebrek aan voldoende toezicht vanwege het ontslag van begeleid wonen bij [naam stichting] , kan er onvoldoende risicomanagement worden gegeven. Om deze reden is de herroeping van de v.i. geadviseerd.
Mevrouw [persoon] is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft als volgt verklaard. De reclassering ziet wel mogelijkheden om het toezicht onder andere voorwaarden voort te zetten. Het meewerken aan diagnostiek, een ambulante behandelverplichting en een drugsverbod zou daar aan toegevoegd moeten worden. Bij de ambulante behandelverplichting zou tevens toegevoegd moeten worden de mogelijkheid van een kortdurende klinische opname van zeven weken indien nodig. De deskundige heeft toegelicht dat de reclassering in de tijd dat de veroordeelde weer in detentie verbleef er veel contact met hem is geweest. De veroordeelde is aangemeld bij [naam] en er wordt nu gezocht naar een geschikte zorgboerderij waar de veroordeelde geplaatst kan worden. De verwachting is dat deze plaatsing op korte termijn gerealiseerd kan worden. De reclassering kan zich vinden in een tijdelijk verblijf van de veroordeelde bij zijn ouders.
4.3.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht, ondanks de overschrijding van de termijn van 30 dagen voor behandeling ter terechtzitting, het openbaar ministerie te ontvangen in de vordering.
Voorts heeft de officier van justitie de vordering tot herroeping van de v.i. gehandhaafd, maar heeft, na de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, gevorderd dat een last zal worden gegeven tot herroeping van de v.i. voor een periode van 42 dagen, en verzoekt de rechtbank tot aanpassing van de voorwaarden te adviseren zoals de reclassering heeft aangegeven.
4.4.
Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde heeft op de terechtzitting verklaard dat hij fouten heeft gemaakt. Hij heeft inmiddels 42 dagen in detentie doorgebracht en zou graag alsnog een kans willen krijgen. De veroordeelde is aangemeld bij [naam] en kan tot plaatsing daar bij zijn ouders verblijven.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de behandeling van de vordering te laat plaats vindt. Subsidiair heeft de raadsvrouw verklaard zich in de aangepaste vordering van het openbaar ministerie te kunnen vinden.
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Op grond van artikel 6:6:21, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering dient het onderzoek, in geval van schorsing van de voorwaardelijke invrijheidsstelling door de rechter-commissaris, in elk geval plaats te vinden binnen een maand na ontvangst van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling. De vordering is gedaan op 15 november 2021 en de terechtzitting vindt plaats op 23 december 2021, derhalve meer dan 30 dagen na het indienen van de vordering. De rechtbank stelt vast dat de behandeling van de vordering ter terechtzitting te laat plaats vindt. De rechtbank zal het houden bij deze constatering en het openbaar ministerie ontvangen in de vordering. Het Wetboek van Strafvordering verbindt aan de overschrijding van deze termijn ook niet een consequentie. Naar het oordeel van de rechtbank is de overschrijding van de termijn in dit geval niet ernstig genoeg om daaraan de verstrekkende consequentie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie te verbinden.
Herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
De rechtbank stel vast dat de veroordeelde een bijzondere voorwaarde die aan de voorwaardelijke invrijheidstelling was verbonden niet heeft nageleefd, namelijk dat de veroordeelde dient te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting [naam stichting] , althans in een soortgelijke instelling. Veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Door het gedrag en het drugsgebruik van de veroordeelde is hij immers weggestuurd bij [naam stichting] , wat de veroordeelde valt aan te rekenen.
Tijdens de detentieperiode van de veroordeelde als gevolg van de schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling is veroordeelde weer in contact gekomen met de reclassering. Dit heeft geleid tot een aangepast plan van aanpak door de reclassering, waarbinnen de reclassering wel mogelijkheden ziet tot voortzetting van het toezicht.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering van de officier van justitie zoals aangepast ter terechtzitting dient te worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank adviseren om aan de nadere voorwaardelijke invrijheidstelling de door de reclassering geadviseerde aanpassingen te verbinden.

5.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, te rekenen vanaf 12 november 2021, toe en bepaalt dat de v.i. wordt herroepen voor een periode van 42 dagen.
De veroordeelde komt daardoor, gelet op artikel 6:2:10 Sv, op 23 december 2021 in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
De rechtbank adviseert om aan de nadere voorwaardelijke invrijheidstelling de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden:
  • De veroordeelde zal zich zo spoedig mogelijk na de invrijheidstelling melden bij GGZ Novadic-Kentron [plaats] en zal zich blijven melden op afspraken met de reclassering zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • De veroordeelde dient te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, althans in een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit nodig acht. De veroordeelde dient zich te houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
  • De veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich ambulant behandelen door een zorgverlener te bepalen door de reclassering indien de reclassering dit nodig vindt. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Bij terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, wordt veroordeelde verplicht zich te laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
  • De veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
  • De veroordeelde dient medewerking te verlenen aan en een actieve inspanning te verrichten voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van woonruimte en een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding.
  • De veroordeelde dient een open, gemotiveerde en meewerkende houding te tonen met betrekking tot het toezicht en de overige bijzondere voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L. Dolfing, voorzitter,
mr. H.E. Hoogendijk en mr. K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 december 2021.
De jongste rechter is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.