In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Würzberg in Duitsland. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 2 augustus 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1967 en met de Spaanse nationaliteit. De behandeling van de vordering vond plaats op openbare zittingen op 12 januari en 9 maart 2022, waarbij de rechtbank constateerde dat de raadsman van de opgeëiste persoon niet in staat was om de benodigde stukken ter onderbouwing van een duurzaam verblijfsrecht te overleggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek inmiddels was verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kon beslissen over de gevangenhouding van de opgeëiste persoon. De identiteit van de opgeëiste persoon werd bevestigd tijdens de zitting, en het EAB vermeldde een arrestatiebevel dat was uitgevaardigd op 21 augustus 2021. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld en vastgesteld dat deze naar Nederlands recht strafbaar zijn, namelijk diefstal door twee of meer verenigde personen, gepleegd door middel van braak.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, zoals verzocht in het EAB. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.