ECLI:NL:RBAMS:2022:2271

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
C/13/710879 / FA RK 21-7751
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van de omgangsregeling voor een minderjarige op basis van artikel 1:377e BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2022 een beschikking gegeven over een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] heeft op 7 december 2021 een verzoek ingediend om de bestaande omgangsregeling te wijzigen, die oorspronkelijk was vastgesteld op 15 augustus 2018. De moeder verzocht om de omgangsregeling te verruimen naar eenmaal per veertien dagen, waarbij [minderjarige] bij haar zou zijn. De moeder stelde dat de huidige regeling niet meer voldeed aan de behoeften van [minderjarige], die ouder was geworden en meer contact met haar familie wenste. De Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) heeft zich verzet tegen dit verzoek en stelde voor om de omgangsregeling te handhaven zoals deze was, met een frequentie van eenmaal per vier weken onder begeleiding.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2022 zijn de moeder, de vader van [minderjarige], en een vertegenwoordiger van JBRA verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in de gelegenheid is gesteld om haar mening kenbaar te maken. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de gewijzigde omstandigheden, zoals de stabiliteit in het leven van de moeder en de wens van [minderjarige] om meer tijd met haar familie door te brengen.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de begrijpelijke wens van de moeder om meer omgang, de huidige regeling van eenmaal per vier weken, zoals geadviseerd door JBRA en Levvel, in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de omgangsregeling vastgesteld op eenmaal per vier weken voor de duur van twee uur, onder begeleiding van Pleegzorg op een neutrale plek. De rechtbank heeft benadrukt dat JBRA zal blijven kijken naar mogelijkheden voor uitbreiding van de omgangsregeling in de toekomst, rekening houdend met de wensen en het welzijn van [minderjarige].

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/710879 / FA RK 21-7751 (KM/ID)
Beschikking van 20 april 2022 betreffende verzoek tot wijziging omgangsregeling
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. S. Jurkovich te Amsterdam,
tegen
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen JBRA.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
1. De heer [belanghebbende 1] en mevrouw [belanghebbende 2] ,
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen de pleegouders.
Als informant is aangemerkt: [de biologische vader] , de biologische vader van [minderjarige] ,
hierna te noemen de vader.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoek van de moeder ingekomen op 7 december 2021.
- het verweerschrift tevens inhoudende een zelfstandig verzoek van JBRA van 28 maart 2022.
1.2.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 april 2022.
Verschenen zijn: de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. S. Jurkovich, de vader, en mevrouw [naam 1] namens JBRA.
De moeder is tijdens de mondelinge behandeling bijgestaan door mevrouw M. Bulegenova, tolk in de Russische taal.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, zijn de pleegouders niet verschenen.
1.3.
De minderjarige [minderjarige] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft de (kinder-)rechter een brief geschreven, ontvangen op
22 december 2021.

2.De feiten

2.1.
De minderjarige:
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedatum] 2007, is geboren uit de moeder voornoemd.
2.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 2 december 2015 is het ouderlijk gezag van de moeder en de heer [naam 2] , (de juridisch vader van [minderjarige] ) beëindigd en is JBRA, met de voogdij over [minderjarige] belast.
2.3.
[minderjarige] woont sinds augustus 2012 in het huidige pleeggezin.
2.4.
Bij beschikking van 15 augustus 2018 van deze rechtbank is bepaald dat de moeder begeleide omgang mag hebben met [minderjarige] eenmaal in de zes weken, voor de duur van 1 uur en onder begeleiding van een pleegzorgaanbieder, dan wel een andere professional op het kantoor van JBRA, dan wel op het kantoor van Spirit Pleegzorg.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van de moeder strekt tot wijziging van de omgangsregeling op de voet van artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) en te bepalen dat [minderjarige] eenmaal per veertien dagen telkens één dagdeel bij de moeder zal zijn (op zaterdag of zondag) en dat deze regeling binnen twee maanden wordt opgebouwd tot een regeling waarbij [minderjarige] om de week een weekend van zaterdag tot zondag bij haar moeder zal zijn, dan wel een andere regeling die de rechtbank juist acht.
3.2.
De moeder voert aan dat [minderjarige] er behoefte aan heeft om meer tijd door te brengen met haar moeder en zussen. JBRA weigert, ondanks diverse verzoeken van de moeder, om de omgang te verruimen. De moeder voert aan dat haar situatie op dit moment stabiel is. Zij woont in [woonplaats] met de vader van [minderjarige] en haar zussen. Zij heeft een gedeeltelijke bijstandsuitkering en heeft daarnaast een juridisch adviesbureau gericht op advisering van voornamelijk Russische zakelijke cliënten. Ook heeft de moeder, samen met de zussen van [minderjarige] en de vader een BV opgericht. Bij de moeder is geen sprake van psychische problemen, zij is niet meer in behandeling. De moeder stelt dat de omstandigheden zijn gewijzigd. [minderjarige] is ouder geworden en zij heeft duidelijk meer behoefte aan contact met haar familie. De huidige regeling past niet meer bij de behoefte van [minderjarige] . Daarnaast is het door het minimale contact bijna niet mogelijk om een goede band met elkaar op te bouwen. Een ruimere regeling maakt dat [minderjarige] ook eens iets leuks kan ondernemen met haar beide ouders en zussen, zoals naar de bioscoop of dierentuin gaan. De moeder geeft hierbij aan dat zij beseft dat de omgang opgebouwd zal moeten worden.
3.3.
De advocaat voegt hieraan toe dat het heel begrijpelijk is dat de moeder meer contact met [minderjarige] wil. Het is ook in het belang van de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] dat zij haar moeder en familie leert kennen en meer tijd met hen kan doorbrengen. Een omgangsregeling van eenmaal per vier weken, zoals voorgesteld door JBRA, is te weinig. Er zijn geen gronden of bezwaren tegen een uitbreiding van de omgangsregeling naar eenmaal per drie weken, bijvoorbeeld voor de duur van drie, vier uur. Ook zou de omgang onbegeleid kunnen plaatsvinden.
3.4.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het contact tussen hem en [minderjarige] gezellig verloopt en hij iedere keer blij is als hij haar ziet.

4.Het verweer tevens zelfstandig verzoek van JBRA

4.1.
JBRA verweert zich tegen het verzoek van de moeder en verzoekt de rechtbank het verzoek af te wijzen.
Bij zelfstandig verzoek verzoekt JBRA de rechtbank de bij beschikking van 15 augustus 2018 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen in die zin dat:
* de moeder (en de rest van de biologische familie) en [minderjarige] omgang hebben één keer per 4 weken
voor de duur van twee uur en onder begeleiding van Pleegzorg (of andere professional) op een
neutrale plek.
met de
voorwaardendat:
  • de moeder de aanwijzingen van de pleegzorgaanbieder/professional voorafgaand, tijdens en na het bezoekmoment opvolgt;
  • tijdens het omgangsmoment afspraken en aanwijzingen met betrekking tot het geven van cadeaus, souvenirs, geld, foto’s documenten, en kleding worden opgevolgd door de moeder.
4.2.
JBRA voert aan dat het de moeder alleen lukt om de gemaakte afspraken met betrekking tot de omgang en contact met [minderjarige] na te komen als hier strenge kaders voor worden opgesteld en er strak op wordt toegezien. De moeder heeft in de afgelopen jaren laten zien niet altijd het belang van [minderjarige] voorop te stellen. Zij houdt onvoldoende rekening met [minderjarige] en (h)erkent niet dat haar handelen soms schadelijk en niet in het belang van [minderjarige] is. In het verleden is veel gebeurd, waardoor diverse locatie- en contactverboden zijn opgelegd aan de moeder. Het handelen van de moeder is nog steeds een bedreigende factor in de ontwikkeling van [minderjarige] . In 2018 was [minderjarige] door het handelen van de moeder angstig en ondervond zij veel stress van de situatie. Om de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen moest zij toen steeds onder begeleiding naar school en naar andere activiteiten toe en werd daardoor in haar vrijheid belemmert. [minderjarige] maakte zich zorgen om haar moeder. JBRA geeft aan dat door de (begeleide) omgangsregeling vast te leggen er rust is gekomen. [minderjarige] wordt steeds zelfredzamer en is bezig een eigen identiteit te vinden. De pleegouders ondersteunen het contact tussen [minderjarige] en haar biologische familie. Gelet hierop verzoekt JBRA bij zelfstandig verzoek om de omgang zoals deze nu is vast te leggen in een beschikking waarbij de moeder en [minderjarige] een keer per vier weken contact hebben voor de duur van twee uur, onder begeleiding op een neutrale plek. Deze omgang wordt ook door Levvel geadviseerd en sluit aan bij de belangen van [minderjarige] . Het is belangrijk dat [minderjarige] haar biologische familie kent en regelmatig ziet, maar ook dat haar veiligheid gewaarborgd blijft.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft JBRA hieraan toegevoegd dat het goed gaat met [minderjarige] zowel bij de pleegouders thuis als op school. Wel heeft [minderjarige] op dit moment enige zorgen over de situatie van haar familie in Oekraïne door de oorlogssituatie waarin het land verkeerd. Desgevraagd geeft JBRA aan dat de omgang tussen de moeder en [minderjarige] de laatste tijd goed gaat en steeds gekeken zal worden door JBRA of uitbreiding mogelijk en in het belang van [minderjarige] is. Toegezien moet worden op de afspraken die zijn gemaakt voor de begeleide omgang, zodat [minderjarige] een veilig en goed contact kan hebben met haar moeder, vader en familieleden. Desgevraagd geeft JBRA aan niet onbereidwillig te zijn om te bezien of uitbreiding van de omgangsregeling naar eenmaal per drie weken mogelijk is, nu [minderjarige] dit zelf ook heeft aangegeven. Ook zou gekeken kunnen worden hoe de omgang kwalitatief uitgebreid kan worden, bijvoorbeeld door omgang met verschillende familieleden afzonderlijk te organiseren.

5.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder voldoende heeft gesteld dat sprake is van gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 1:377e van het BW, zodat de moeder kan worden ontvangen in het verzoek.
5.3.
De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] sinds 2012 uit huis is geplaatst na zorgen over de veiligheid en (opvoed-) situatie bij de moeder thuis. Sinds augustus 2012 verblijft [minderjarige] in het huidige pleeggezin, waar het goed met haar gaat, zij zich goed ontwikkelt en waar haar perspectief ligt. Door de onrustige situatie rond de omgangsregeling en doordat de moeder regelmatig buiten de omgangsafspraken in contact heeft proberen te komen met [minderjarige] , heeft de rechtbank bij beschikking van 15 augustus 2018 een omgangsregeling bepaald inhoudende dat [minderjarige] en de moeder eenmaal per zes weken begeleid contact met elkaar mogen hebben gedurende een uur.
Nadien verlopen de bezoeken tussen de moeder en [minderjarige] redelijk, maar er zijn strakke kaders en afspraken nodig om de omgang goed en veilig te laten verlopen.
5.4.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat JBRA met Levvel in het afgelopen jaar, in samenspraak met [minderjarige] en de pleegouders, heeft gekeken naar een uitbreiding van de in augustus 2018 vastgestelde omgangsregeling en de frequentie heeft verhoogd naar eenmaal per vier weken. Ook worden bij de huidige bezoeken de vader en de zussen van [minderjarige] betrokken. Verder is sinds januari 2022 besloten om de bezoeken niet meer op het kantoor van JBRA te laten plaatsvinden maar op een neutrale plek, wat aansluit bij de wensen van [minderjarige] .
5.5.
Verder blijkt op basis van de CHOP (Checklist oudercontacten in de Pleegzorg) van
9 maart 2022 dat Levvel adviseert een bezoekregeling vast te stellen tussen de moeder en [minderjarige] van eenmaal per maand gedurende twee uur, onder begeleiding van Pleegzorg op een neutrale plek. Een verdere uitbreiding van de omgangsregeling is volgens Levvel moeilijk te integreren in het dagelijks leven van [minderjarige] , ook omdat de begeleiding niet beschikbaar is in de weekenden.
5.6.
Gelet op vorenstaande, alles overziend en nu het goed gaat met [minderjarige] , is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om een omgangsregeling vast te stellen, inhoudende dat eenmaal per vier weken omgang zal zijn tussen [minderjarige] en de moeder en/of de overige familieleden gedurende twee uur op een neutrale plaats, welke omgangsregeling ook door Levvel is geadviseerd. Daarmee zal het verzoek van de moeder, ondanks haar begrijpelijke wens om meer omgang met [minderjarige] te mogen hebben, worden afgewezen.
De rechtbank merkt hierbij op dat zij er van uitgaat, zoals ook door JBRA tijdens de mondelinge behandeling is toegezegd, dat JBRA steeds kijkt of uitbreiding van de omgangsregeling qua frequentie of duur mogelijk is tussen [minderjarige] en haar moeder en overige familieleden, rekening houdend met de wensen van [minderjarige] , haar belang en belastbaarheid.
Gelet op vorenstaande wordt als volgt beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijzigt de bij beschikking van 15 augustus 2018 bepaalde omgangsregeling aldus dat met ingang van
heden de moeder (en de overige familieleden) en [minderjarige] omgang hebben één keer per vier weken
voor de duur van twee uur en onder begeleiding van Pleegzorg (of andere professional) op een
neutrale plek;
- bepaalt dat de moeder zich in verband met voornoemde omgangsregeling aan de volgende afspraken
dient te houden:
* de moeder volgt de aanwijzingen van de pleegzorgaanbieder/professional voorafgaand, tijdens en
na het bezoekmoment op;
* tijdens het omgangsmoment volgt de moeder de afspraken en aanwijzingen met betrekking tot het
geven van cadeaus, souvenirs, geld, foto’s, documenten, en kleding op.
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. I.P.M. Dijkstra-Bakker, griffier, op 20 april 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).