In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2022 een beschikking gegeven over een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De moeder van [minderjarige] heeft op 7 december 2021 een verzoek ingediend om de bestaande omgangsregeling te wijzigen, die oorspronkelijk was vastgesteld op 15 augustus 2018. De moeder verzocht om de omgangsregeling te verruimen naar eenmaal per veertien dagen, waarbij [minderjarige] bij haar zou zijn. De moeder stelde dat de huidige regeling niet meer voldeed aan de behoeften van [minderjarige], die ouder was geworden en meer contact met haar familie wenste. De Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) heeft zich verzet tegen dit verzoek en stelde voor om de omgangsregeling te handhaven zoals deze was, met een frequentie van eenmaal per vier weken onder begeleiding.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 april 2022 zijn de moeder, de vader van [minderjarige], en een vertegenwoordiger van JBRA verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in de gelegenheid is gesteld om haar mening kenbaar te maken. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de gewijzigde omstandigheden, zoals de stabiliteit in het leven van de moeder en de wens van [minderjarige] om meer tijd met haar familie door te brengen.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, ondanks de begrijpelijke wens van de moeder om meer omgang, de huidige regeling van eenmaal per vier weken, zoals geadviseerd door JBRA en Levvel, in het belang van [minderjarige] is. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen en de omgangsregeling vastgesteld op eenmaal per vier weken voor de duur van twee uur, onder begeleiding van Pleegzorg op een neutrale plek. De rechtbank heeft benadrukt dat JBRA zal blijven kijken naar mogelijkheden voor uitbreiding van de omgangsregeling in de toekomst, rekening houdend met de wensen en het welzijn van [minderjarige].