Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 28 mei 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 28 januari 2020 door het Amtsgericht Nürnberg in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1977, heeft de Nederlandse nationaliteit en was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsman, mr. P. Scholte, was wel aanwezig.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het Amtsgericht Nürnberg, dat betrekking heeft op een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon. De raadsman heeft ter zitting documenten overgelegd waaruit blijkt dat de Belgische autoriteiten het EAB uitvoerbaar hebben verklaard en dat de feitelijke overlevering heeft plaatsgevonden.
De officier van justitie en de raadsman hebben geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot behandeling van het EAB, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft vervolgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.W. Helmonds als voorzitter, samen met mrs. P. van Kesteren en E.G.M.M. van Gessel, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.