ECLI:NL:RBAMS:2022:2269

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
13/751148-20, RK 20/2518
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie in vordering tot behandeling Europees aanhoudingsbevel

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 28 mei 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 28 januari 2020 door het Amtsgericht Nürnberg in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1977, heeft de Nederlandse nationaliteit en was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsman, mr. P. Scholte, was wel aanwezig.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van het Amtsgericht Nürnberg, dat betrekking heeft op een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon. De raadsman heeft ter zitting documenten overgelegd waaruit blijkt dat de Belgische autoriteiten het EAB uitvoerbaar hebben verklaard en dat de feitelijke overlevering heeft plaatsgevonden.

De officier van justitie en de raadsman hebben geconcludeerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot behandeling van het EAB, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft vervolgens de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en vastgesteld dat de overleveringsdetentie is beëindigd. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.W. Helmonds als voorzitter, samen met mrs. P. van Kesteren en E.G.M.M. van Gessel, en is openbaar uitgesproken op 9 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751148-20
RK nummer: 20/2815
Datum uitspraak: 9 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 mei 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 januari 2020 door het
Amtsgericht Nürnberg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 9 maart 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsman, mr. P. Scholte, advocaat te Amsterdam, was wel ter zitting aanwezig.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van eerste aanleg Nürnberg (Duitsland) van 28 januari 2020, dossiernummer 59 Gs 897/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

De raadsman van de opgeëiste persoon heeft ter zitting een arrest van het Hof van Beroep te Brussel (België) van 10 januari 2022 en een arrest van het Hof van Cassatie van België van 25 januari 2022 overgelegd. Uit deze arresten blijkt dat de Belgische autoriteiten het EAB inzake overlevering van de opgeëiste persoon naar Duitsland uitvoerbaar hebben verklaard. De raadsman heeft laten weten dat de feitelijke overlevering van de opgeëiste persoon eveneens heeft plaatsgevonden. Uit navraag door de officier van justitie bij het Internationale Rechtshulp Centrum (IRC) blijkt dat de signalering van de opgeëiste persoon is opgeheven.
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat het bovenstaande tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering op grond van artikel 23 OLW moet leiden.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsman – van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5.Beslissing

VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. P. van Kesteren en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.