ECLI:NL:RBAMS:2022:2268

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
13/752126-21, RK 21/6740
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot strafrechtelijke procedure in Polen

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. E.J. Woud, aanwezig waren. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1988, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht, dat was uitgevaardigd door het District Court of Wroclaw op 13 oktober 2020.

De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld in verschillende zittingen, waarbij de officier van justitie en de raadsman hun standpunten hebben toegelicht. De verdediging stelde dat de overlevering moest worden geweigerd vanwege onduidelijkheden over de betekening van de oproep voor de zitting in Polen. De rechtbank oordeelde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafprocedure en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten was. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante artikelen van de OLW werden toegepast. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. J.G. Vegter, en de rechters, mrs. J.A.A.G. de Vries en J.H. Beestman, in aanwezigheid van de griffier, mr. A.M. Rus. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752126-21
RK nummer: 21/6740
Datum uitspraak: 8 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 17 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 oktober 2020 door de
District Court of Wroclaw,
III Penal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats 1],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 27 januari 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 januari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.J. Woud, advocaat te Hoorn en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst voor bepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de Poolse autoriteiten te bevragen over het door de opgeëiste persoon opgegeven adres, ten behoeve van de strafrechtelijke procedure in Polen.
Zitting 22 februari 2022
De behandeling van de vordering is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling hervat op de openbare zitting van 22 februari 2022 in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
final verdictvan de
District Court in Olésnia(Polen) van 18 september 2014 (de rechtbank leest: 16 september 2014, gelet op het bepaalde onder F in het EAB en de aanvullende informatie van 7 februari 2022), referentie II K 533/14, waarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden is opgelegd. Bij uitspraak van
District Court in Olésnia(referentie II K 1473/16) van 8 september 2016 is deze straf omgezet in een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 7 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunten
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het – ondanks de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten – nog steeds onduidelijk is of de oproep voor de zitting op de juiste manier aan de opgeëiste persoon is betekend. Er bestaat veel verwarring over het adres in
[plaats 3]of
Wielén, waardoor niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de juiste manier op de hoogte is gebracht van de zitting.
De officier van justitie heeft aangegeven dat de overlevering kan worden toegestaan. Het gaat om de vraag welk adres door de opgeëiste persoon is opgegeven in de procedure die tot het vonnis heeft geleid. Niet kan worden uitgesloten dat de opgeëiste persoon een onjuist adres heeft opgegeven. De Poolse autoriteiten hebben aangegeven dat dat de oproep is verstuurd naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres alsmede naar zijn inschrijvingsadres. Uit het feit dat de oproep die was gericht aan het door de opgeëiste persoon opgegeven adres is opgehaald door de vrouw van de opgeëiste persoon, kan worden afgeleid dat dit een juist adres is geweest. Bovendien is de opgeëiste persoon geïnstrueerd over zijn verplichting om zijn adres(sen) op te geven en over de consequenties die zijn verbonden aan het niet voldoen aan die verplichting. Enige verdere onduidelijkheid over adressen en plaatsnamen valt buiten de reikwijdte van artikel 12 OLW en dient in Polen te worden opgehelderd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een onvoorwaardelijke garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De Poolse autoriteiten hebben in de aanvullende informatie van 7 februari 2022 aangegeven dat de opgeëiste persoon in een verhoor op 14 mei 2014 een adres in [plaats 2] heeft opgegeven als inschrijvingsadres, welk adres ook vermeld staat op een kopie van zijn identiteitsdocument, alsmede dat hij een adres in [plaats 3] als verblijfadres heeft opgegeven. Verder heeft de opgeëiste persoon tijdens deze verhoren tevens instructies ontvangen over zijn verplichting adreswijzigingen door te geven en over de consequenties van het niet voldoen aan deze verplichting, welke instructies door de opgeëiste persoon in een verhoor op 4 juni 2014 zijn ondertekend, toen hij een verzoek indiende om een straf opgelegd te krijgen zonder op de zitting aanwezig te hoeven zijn. De oproep voor de zitting is aan beide adressen, zowel het verblijfsadres als het inschrijvingsadres, betekend. De echtgenote van de opgeëiste persoon heeft de oproep die is verstuurd naar het verblijfsadres opgehaald, waaruit de juistheid van dit adres blijkt.
Deze omstandigheden maken dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert, omdat hij klaarblijkelijk op de hoogte was dat er een strafproces tegen hem liep en, zo al niet kan worden gezegd dat hij uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.
De rechtbank verwerpt het verweer.

5.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 8, te weten:
Fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court of Wroclaw(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.