Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
[opgeëiste persoon] ,
Lanigan)), waarin het Hof overweegt dat in artikel 52, lid 1 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) wordt erkend dat de uitoefening van rechten zoals die welke in artikel 6 van het Handvest zijn neergelegd, aan beperkingen kunnen worden onderworpen, voor zover die beperkingen bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen, het evenredigheidsbeginsel in acht nemen, noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Lanigan, punt 58). Om dit te beoordelen moet de rechtbank rekening houden “met alle factoren die relevant zijn om te beoordelen of de duur van de procedure gerechtvaardigd is, met name het eventuele stilzitten van de autoriteiten van de betrokken lidstaten en, in voorkomend geval, de mate waarin de gezochte persoon aan die duur heeft bijgedragen. Ook de straf die tegen diezelfde persoon is uitgesproken of die hij kan oplopen wegens de feiten die ten grondslag lagen aan de uitvaardiging van het tegen hem gerichte Europees aanhoudingsbevel, alsook het bestaan van vluchtgevaar moeten in aanmerking worden genomen” (
Lanigan, punt 59). Bovendien moet de overleveringsdetentie het evenredigheidsbeginsel eerbiedigen (HvJ EU 5 april 2016, C-404/16 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (
Aranyosi en Căldăraru), punt 101).
[opgeëiste persoon]voornoemd.