Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Amtsgericht München(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Amstgericht Münchenvan 29 april 2020, dossiernummer ER I Gs 3519/20.
28 april 2019 in Rotterdam 996,5 gram heroïne heeft verkocht aan twee personen. Deze twee personen hebben de heroïne vervolgens vervoerd naar München en verkocht. De opgeëiste persoon wordt in het EAB aangemerkt als dader. Dat de medeverdachten mogelijk niet in Duitsland zijn of worden vervolgd, doet aan de genoegzaamheid van het EAB in deze zaak niet af. De omschrijving van het feit is ook zodanig dat het voor de rechtbank mogelijk is te onderzoeken of aan alle voorwaarden voor de overlevering is voldaan en de naleving van het specialiteitsbeginsel kan worden gewaarborgd. Het verweer wordt verworpen.
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW
- het onderzoek is in Duitsland aangevangen;
- de verdovende werden in Duitsland ingevoerd en waren bestemd voor de Duitse markt;
- de bewijsmiddelen bevinden zich in Duitsland;
- de medeverdachten worden in Duitsland vervolgd.
7.Slotsom
8.Toepasselijke wetsartikelen
9.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht München(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.