ECLI:NL:RBAMS:2022:2209
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor diefstal met braak in vereniging, lagere straf opgelegd door overschrijding van redelijke termijn en toepassing van artikel 63 Sr
Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met braak in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 9 maart 2020, waarbij de verdachte samen met een mededader een cilinderslot van een meterkast heeft weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. Tijdens de zitting op 5 april 2022 heeft de officier van justitie, mr. S. Kurniawan-Ayre, de vordering gedaan, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. R. van Viersen, hun verweer hebben gevoerd.
De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de mededader beoordeeld, evenals de camerabeelden die hun aanwezigheid bij de woning bevestigden. Ondanks de verklaring van de verdachte dat hij als slotenmaker aanwezig was, oordeelde de rechtbank dat deze verklaring ongeloofwaardig was. De rechtbank concludeerde dat het medeplegen van diefstal met braak bewezen kon worden, gezien de nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn mededader.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 EVRM, en het reclasseringsrapport dat een lage recidiverisico aangaf. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en werd de benadeelde partij, [persoon 1], een schadevergoeding toegewezen voor materiële schade, maar niet voor immateriële schade, omdat deze niet voldoende onderbouwd was.