ECLI:NL:RBAMS:2022:2202

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
13/010651-22 en 23/000154-20 (vordering tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel

Op 22 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1997 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van maaltijden en een blikje frisdrank uit een Jumbo Supermarkt in Amsterdam op 12 januari 2022. Tijdens de zitting op 8 april 2022 heeft de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit, terwijl de raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, geen bewijsverweer heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de processtukken.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft een ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaren. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij ten tijde van het delict in een proeftijd liep. De officier van justitie had de ISD-maatregel gevorderd, en de rechtbank volgde dit advies, gezien de ernst van het feit en de recidivekans. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychische en verslavingsproblematiek, en het feit dat hij geen aanspraak kan maken op sociale voorzieningen vanwege zijn verblijfsstatus.

De rechtbank heeft geen tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel gelast en heeft besloten dat de tijd in voorarrest niet in mindering wordt gebracht op de duur van de maatregel. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de oplegging van de ISD-maatregel voorrang had.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer : 13/010651-22
Parketnummer vordering tul : 23/000154-20
Datum uitspraak : 22 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N. Levinsohn en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.J.C. Verlaan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 12 januari 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer maaltijden en/of een blikje frisdrank, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Jumbo Supermarkten (vestiging [straatnaam] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunten ter terechtzitting
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.2.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Gelet op het standpunt van de officier van justitie, in samenhang met de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte en omdat er geen verweer is gevoerd ten aanzien van het bewijs behoeft dit oordeel geen verdere motivering.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 12 januari 2022 te Amsterdam maaltijden en een blikje frisdrank, die aan de Jumbo Supermarkten (vestiging [straatnaam] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de redengevende feiten en omstandigheden vervat in de inhoud van:
de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
een proces-verbaal van aangifte met nummer 220112-25-903 van 12 januari 2022, inclusief een kopie van de kassabon, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde bladzijden
1 tot en met 3;
een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2022007473-6 van
13 januari 2022, inclusief bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde bladzijden
4 tot en met 10.

4.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van het voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij verwezen naar het reclasseringsrapport van 14 maart 2022, waarin oplegging van de
ISD-maatregel wordt geadviseerd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke
ISD-maatregel passend is. Verdachte heeft aangegeven zelfstandig naar het buitenland te willen vertrekken. Hij kan terecht bij zijn vader in [geboorteland] .
Subsidiair, indien de rechtbank een onvoorwaardelijke ISD-maatregel oplegt, heeft de raadsman verzocht om de duur van de maatregel te beperken tot één jaar en een tussentijdse toets te bepalen. Onder verwijzing naar rechtspraak in overeenkomstige zaken heeft de raadsman aangevoerd dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan moet worden getoetst, om de verblijfsstatus van verdachte en de inspanningen van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) te monitoren.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk en veel voorkomend strafbaar feit dat schade en overlast bij de gedupeerde bedrijven veroorzaakt. Door aldus te handelen heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen. Bovendien blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 22 maart 2022 dat hij eerder meermalen is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat hij ten tijde van het onderhavige feit in een proeftijd liep. Dit heeft hem er niet van weerhouden om weer een winkeldiefstal te plegen.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de GGZ Reclassering Inforsa van
14 maart 2022, opgemaakt door mevrouw [naam] . Dit rapport houdt – kort gezegd – in dat bij verdachte sprake is van een patroon in het plegen van vermogensdelicten. De reclassering heeft niet kunnen verifiëren of sprake is van stabiliteit op het gebied van werk, wonen en inkomen, dan wel dat deze gebieden criminogene factoren vormen, omdat verdachte daar geen openheid over geeft. De reclassering ziet aanwijzingen voor psychische problematiek en er is sprake van verslavingsproblematiek, waaraan het delictgedrag van verdachte lijkt te zijn gerelateerd.
Verdachte is afkomstig uit [geboorteland] en maakt vanwege zijn verblijfsstatus geen aanspraak op sociale voorzieningen. Hoewel verdachte verblijfsrecht heeft in Nederland, is de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een onderzoek gestart naar de mogelijkheid om hem ongewenst te verklaren. Reclasseringsbemoeienis aan EU-onderdanen zonder opgebouwde sociale rechten is ongebruikelijk, omdat na beëindiging van een justitieel kader geen begeleiding of nazorg kan worden geboden. Bovendien vindt de reclassering een eventueel toezicht niet effectief omdat er niet gewerkt kan worden aan werk, financiën, behandeling en wonen. In een vrijwillig kader komt verdachte ook niet in aanmerking voor verdere hulp en ondersteuning wegens het ontbreken van financiële voorzieningen. Indien verdachte al in aanmerking zou komen voor reclasseringsbemoeienis, ontbreekt het de reclassering aan enig zicht op criminogene factoren, waardoor geen gedegen plan van aanpak kan worden opgesteld om het recidiverisico te verminderen. De kans op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat, gelet op het aanhoudende delictgedrag, de status van verdachte en zijn middelenproblematiek.
De reclassering adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, waarbij hij zal worden geplaatst in [detentieplaats 2] . Indien het verblijfsrecht wordt ingetrokken of verdachte ongewenst wordt verklaard, volgt overplaatsing naar de [detentieplaats 3] . Volgens de reclassering kan verdachte in het kader van de maatregel profiteren van het reguliere intramurale zorgaanbod en bieden interventies gericht op repatriëring met zachte landing voor verdachte het meest reële toekomstperspectief en de meest reële kans op het terugdringen van recidive. Indien verdachte niet ontvankelijk is voor interventie, wordt voor de duur van de maatregel alleen het primaire doel van de ISD-maatregel bereikt.
De rechtbank heeft ter zitting reclasseringswerker [naam] , verbonden aan
GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam, als deskundige gehoord. De deskundige heeft het advies bevestigd om de ISD-maatregel op te leggen. Ook als verdachte wel openheid had gegeven omtrent de (in)stabiliteit op verschillende leefgebieden, dan had de reclassering eveneens – gelet op de verblijfsstatus van verdachte – geadviseerd om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
Voldaan aan ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de
ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte van
22 maart 2022 blijkt dat hij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 12 januari 2022 meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens voornoemd uittreksel is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voldaan aan ‘zachte’ ISD-criteria
De veiligheid van goederen vereist het opleggen van de ISD-maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat, gelet op de verblijfsstatus van verdachte, begeleiding door de reclassering buiten de PI praktisch niet uitvoerbaar wordt bevonden. De rechtbank ziet geen reden om de maatregel niet op te leggen en zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
De rechtbank overweegt in dit verband dat de door de verdediging primair verzochte oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel, waarbij verdachte in de gelegenheid wordt gesteld Nederland vrijwillig te verlaten, onvoldoende garanties biedt dat verdachte dit ook daadwerkelijk zal doen. Verdachte heeft aangegeven naar zijn vader in [geboorteland] te willen gaan. Maar er is onvoldoende duidelijk geworden welke concrete stappen in de afgelopen tijd door verdachte zijn ondernomen om toe te werken naar een terugkeer naar [geboorteland] . De rechtbank heeft er dan ook geen vertrouwen in dat verdachte zijn terugkeer zelfstandig vorm kan geven. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte bij vonnis van deze rechtbank op 23 oktober 2020 de gelegenheid heeft gekregen vrijwillig naar zijn moeder in Engeland te vertrekken en dat verdachte na een korte periode weer is teruggekomen naar Nederland. Daarom zal de rechtbank de maatregel onvoorwaardelijk opleggen.
Bij een eventuele repatriëring wordt de ISD-maatregel door de minister van Justitie en Veiligheid opgeheven. De snelheid waarmee een dergelijke repatriëring met zachte landing kan worden georganiseerd is mede afhankelijk van de mate waarin verdachte ontvankelijk is voor de geboden interventies en inzicht zal geven in zaken. Verdachte heeft daarmee invloed op de duur van zijn maatregel.
Maximale termijn van twee jaren
De rechtbank vindt het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de
ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Enerzijds dient de maatschappij optimaal te worden beschermd, moet de recidive van verdachte worden beëindigd en moet een bijdrage worden geleverd aan de oplossing van zijn problematiek, waaronder zijn middelenverslaving. Anderzijds is voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar [geboorteland] mogelijk te maken. Ook kan onderzocht worden of het mogelijk is verslavingszorg, werk en woonruimte voor verdachte in [geboorteland] voor te bereiden in een concreet stappenplan. Daarom zal de rechtbank de maatregel opleggen voor de maximale termijn van twee jaren.
Geen tussentijdse beoordeling
De rechtbank ziet geen aanleiding om uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan te toetsen. De rechtbank merkt op dat de ISD-maatregel doorgaans eerder wordt beëindigd als kansrijke uitzetting vóór het einde van de termijn mogelijk blijkt te zijn.
Geen aftrek voorarrest
De rechtbank zal de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de ISD-maatregel.

7.Vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij arrest van 25 november 2020 in de zaak met parketnummer 23/000154-20 heeft het gerechtshof in Amsterdam verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft op 17 maart 2022 de vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf. Ter zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank deze vordering zal afwijzen, gelet op de vordering verdachte een ISD-maatregel op te leggen. De raadsman heeft zich daarbij aangesloten.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. Desondanks vindt de rechtbank tenuitvoerlegging niet opportuun, omdat aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel zal worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.2. is vermeld.
Het bewezen verklaarde feit levert op:
diefstal
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.K. Oosterling - van der Maarel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en C.C.J. Maas-van Es, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Tal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 april 2022.