ECLI:NL:RBAMS:2022:2193

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2022
Publicatiedatum
22 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5372
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en einde wachttijd beoordeling

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 25 april 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) behandeld. Eiseres, die sinds september 2014 ziek is, heeft in het verleden bezwaar gemaakt tegen de weigering van een WIA-uitkering. De rechtbank behandelt de weigering van het UWV om terug te komen op de einde wachttijd beoordeling van 17 juli 2017 en de toekenning van een WIA-uitkering per 2 april 2020. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is voor zover het gericht is tegen de weigering om terug te komen op de eerdere beoordeling. De rechtbank benoemt een onafhankelijke deskundige om de situatie van eiseres op de datum in geding, 2 april 2020, te onderzoeken. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter D. Sullivan, met griffier L.H.J. van Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5372 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. F. Reith),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. L. Schreuders).

Procesverloop

Met het besluit van 24 maart 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd om aan eiseres vanaf 2 april 2020 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen en geweigerd om terug te komen op de einde wachttijd beoordeling van 17 juli 2017.
Met het besluit van 2 september 2020 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat de einde wachttijd beoordeling vanaf 2 april 2020 alsnog zal worden uitgevoerd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met het besluit van 25 maart 2021 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bestreden besluit 1 ingetrokken en een nieuwe beslissing genomen op het bezwaar van eiseres. Verweerder heeft in het bestreden besluit 2 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard in die zin dat per 2 april 2020 geen recht op een WIA-uitkering bestaat en bepaald dat niet wordt teruggekomen op de beslissing van 19 oktober 2017.
Met een brief van 13 april 2021 heeft eiseres laten weten het niet eens te zijn met het bestreden besluit 2.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 april 2022.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en vergezeld door haar moeder.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres was laatstelijk werkzaam als [functie] voor gemiddeld 32 uur per week. Zij heeft zich in september 2014 ziekgemeld. Na een volledige loondoorbetalingsperiode in het kader van een inhoudelijke loonsanctie, is eiseres vanaf 17 juli 2017 niet in aanmerking gebracht voor een WIA-uitkering. Hier heeft eiseres destijds te laat bezwaar tegen gemaakt. Op 5 april 2018 heeft eiseres zich vervolgens toegenomen arbeidsongeschikt gemeld. Eiseres is naar aanleiding van deze melding weer medisch door verweerder onderzocht. Verweerder heeft vervolgens geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Daaraan ligt het standpunt ten grondslag dat de beperkingen van eiseres (uit dezelfde oorzaak) niet zijn toegenomen na de beoordeling van 17 juli 2017. Eiseres heeft tegen deze beslissing van verweerder bezwaar gemaakt en beroep en hoger beroep ingesteld. In zowel bezwaar als beroep en hoger beroep heeft eiseres geen gelijk gekregen.
1.2.
Met het primaire besluit heeft verweerder geweigerd om aan eiseres vanaf 2 april 2020 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij minder dan 35%, namelijk 17,15%, arbeidsongeschikt is en geweigerd om terug te komen op de einde wachttijdbeoordeling van 17 juli 2017. Aan het primaire besluit heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts van 17 maart 2020, met een opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 17 maart 2020, en een rapport van de arbeidsdeskundige van 20 maart 2020 ten grondslag gelegd.
1.3.
Met het bestreden besluit 1 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, in die zin dat de einde wachttijd beoordeling vanaf 2 april 2020 alsnog zal worden uitgevoerd. Aan het bestreden besluit 1 heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 23 juli 2020 ten grondslag gelegd.
1.4.
Met het bestreden besluit 2 heeft verweerder het bestreden besluit 1 ingetrokken, omdat is nagelaten een volledige heroverweging uit te voeren in het kader van de einde wachttijdbeoordeling per 2 april 2020, en een nieuwe beslissing genomen op het bezwaar van eiseres. Verweerder heeft in het bestreden besluit 2 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard in die zin dat per 2 april 2020 geen recht op een WIA-uitkering bestaat, omdat eiseres minder dan 35%, namelijk 26,45%, arbeidsongeschikt is. Ook komt verweerder niet terug op de beslissing van 19 oktober 2017, waarin verweerder vanaf 17 juli 2017 een WIA-uitkering aan eiseres heeft geweigerd, omdat geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden. Aan het bestreden besluit 2 heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 februari 2021, met een (nieuw) opgestelde FML van 18 februari 2021, en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 10 maart 2021 ten grondslag gelegd.
Het oordeel van de rechtbank
Beoordeling bestreden besluit 1
2. Gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft het beroep tegen het bestreden besluit 1, van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit 2. Nu het bestreden besluit 1 door verweerder is ingetrokken en is vervangen door het bestreden besluit 2 en niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit 1, zal de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit 1 nietontvankelijk verklaren.
Beoordeling bestreden besluit 2
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder eiseres ten onrechte niet heeft gehoord en gezien bij het nemen van het bestreden besluit 2. Zij is zowel in de primaire als in de bezwaarfase niet gezien. Om deze reden kan de einde wachttijd beoordeling per 2 april 2020 volgens eiseres geen stand houden.
4. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat eiseres in ieder geval bij het nemen van het bestreden besluit 2 wel gehoord had moeten worden. Hier is dus sprake van een gebrek in de besluitvorming van verweerder. De rechtbank zal dit gebrek, met gebruik van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), om de volgende redenen passeren. Eiseres heeft in de beroepsfase alsnog haar gronden naar voren kunnen brengen en zij zal, zoals door de rechtbank op de zitting besloten, door een deskundige gezien en onderzocht worden.
5. Eiseres heeft verder gesteld dat zij niet in staat is om werkzaamheden te verrichten. Eiseres meent dat de gehele arbeidsongeschiktheidsbeoordeling overgedaan moet worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een rapport van een door haar ingeschakelde verzekeringsarts, [de persoon] , van 30 september 2021 overgelegd. Deze verzekeringsarts komt tot de conclusie dat eiseres in bijna alle rubrieken meer beperkt is dan door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is aangenomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres ter zitting heeft verklaard dat haar gronden zijn gericht tegen zowel het weigeren door verweerder om terug te komen op de beslissing van 19 oktober 2017, als tegen de onjuistheid van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling per 2 april 2020.
6. De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek geschorst en bepaald dat zij zal overgaan tot het benoemen van een onafhankelijke deskundige (verzekeringsarts). Voor de motivering in dit kader verwijst de rechtbank naar haar schorsingsbeslissing van 6 april 2022. Hierbij heeft de rechtbank meegedeeld dat zij zich nog zal beraden over de datum(s) in geding voor het te verrichten onderzoek. De rechtbank is van oordeel dat het door de onafhankelijke deskundige te verrichte onderzoek enkel zal zien op de datum in geding 2 april 2020. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
7. Eiseres heeft ter zitting betoogd dat de primaire verzekeringsarts bij zijn beoordeling ook de psychische klachten van eiseres heeft beoordeeld en opgenomen in een (nieuwe) FML. Omdat in deze FML staat aangegeven dat de FML geldig is vanaf 5 april 2018, zijn de psychische klachten op grond van artikel 4:6 van de Awb onderdeel geworden van deze procedure. Dit betekent volgens eiseres dat de datum 17 juli 2017 nu ook ter beoordeling voorligt. De rechtbank volgt dit betoog niet. Ter zitting heeft verweerder namelijk toegelicht dat de primaire verzekeringsarts ten onrechte de psychische klachten in zijn beoordeling heeft meegenomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dit om die reden gecorrigeerd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geweigerd om terug te komen op de einde wachttijd beoordeling van 17 juli 2017. Het beroep is in zoverre ongegrond. Dit leidt er ook toe dat het door de onafhankelijke deskundige te verrichten onderzoek enkel zal zien op de datum in geding 2 april 2020.
8. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond voor zover gericht tegen de weigering van verweerder om terug te komen op de einde wachttijd beoordeling van 17 juli 2017;
- zal overgaan tot de benoeming van een onafhankelijke deskundige met als datum in geding 2 april 2020;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.