ECLI:NL:RBAMS:2022:2176

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 752
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen compensatie kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft eiser op 7 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op zijn bezwaar tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 27 april 2021. De rechtbank Amsterdam heeft op 22 april 2022 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke is gebleven, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft op 27 mei 2021 bezwaar gemaakt, maar de Belastingdienst heeft nog geen besluit genomen. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-. Tevens wordt de Belastingdienst opgedragen om binnen tien weken na de uitspraak een besluit te nemen op het bezwaar van eiser. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser wordt in de proceskosten vergoed tot een bedrag van € 367,50. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter Y. Moussaoui, in aanwezigheid van griffier N. van der Kroft.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/752

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.H. van Geffen),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

(gemachtigde: mr. O. Jansen)

Procesverloop

Eiser heeft op 7 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar.
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.
Eiser en verweerder hebben nadere reacties ingestuurd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Eiser heeft op 27 mei 2021 bezwaar gemaakt tegen de definitieve beschikking compensatie kinderopvangtoeslag van 27 april 2021.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder nog niet op het bezwaar heeft beslist en dat daarmee de beslistermijn is overschreden. Tussen partijen is ook niet in geschil dat eiser verweerder na afloop van de beslistermijn in gebreke heeft gesteld en meer dan twee weken daarna beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
5. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen
€ 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag. [3]
7. Partijen hebben de rechtbank verzocht om de hoogte van de dwangsom vast te stellen. De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:55c van de Awb. Verweerder is de dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 4 januari 2022, zijnde twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling, tot en met 15 februari 2022 en bedraagt het maximale bedrag van
€ 1.442,-.
8. Nu verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [4] In dit geval ziet de rechtbank aanleiding om wegens bijzondere omstandigheden van voornoemde termijn af te wijken. Daarbij neemt de rechtbank in overweging dat verweerder heeft toegelicht een groot aantal aanvragen om herbeoordeling van kinderopvangtoeslagen heeft ontvangen, veel meer dan verwacht. Een deel van de betrokkenen maakt daarnaast bezwaar tegen de definitieve berekening. Deze aanvragen en bezwaren dienen allemaal met een grote zorgvuldigheid te worden beoordeeld. Verweerder heeft de verwachting uitgesproken dat het dossier van eiser op 25 maart 2022 aan hem zal worden opgestuurd en dat niet eerder dan de week van 20 mei een hoorzitting gepland zal kunnen worden. Al met al schetst verweerder een procedure dat veertien weken in beslag neemt vanaf het moment dat het dossier aan eiser is toegestuurd. De rechtbank heeft oog voor het belang van verweerder om zorgvuldige besluitvorming, maar daar staat tegenover dat eiser al op 27 mei 2021 bezwaar heeft gemaakt tegen het definitieve compensatiebedrag. Verweerder heeft kennelijk vóór het instellen van dit beroep door eiser nog geen aanvang gemaakt met de afhandeling daarvan. De rechtbank ziet onder deze omstandigheden aanleiding om een nadere termijn van tien weken vast te stellen.
9. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 379,50 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift en 0,5 punt voor een nadere reactie met een waarde per punt van
€ 759,-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 367,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 4:17 van de Awb
4.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb