ECLI:NL:RBAMS:2022:215

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
24 januari 2022
Zaaknummer
C/13/695626 / HA ZA 21-62
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van depotbedragen na faillissement van aannemer en oplevering van nieuwbouwwoningen

In deze zaak vordert de eiseres, een bouwonderneming, betaling van depotbedragen van € 10.000 per koper, die door de kopers in depot zijn gestort bij de Stichting BGN Zekerheidsstelling. De kopers hadden eerder een aanneemovereenkomst gesloten met de failliete aannemer EPS Bouw. Na het faillissement heeft eiseres nieuwe aanneemovereenkomsten gesloten met de kopers en de woningen afgebouwd. De rechtbank moet beoordelen of de depotbedragen, die oorspronkelijk bedoeld waren als zekerheid voor de uitvoering van de aannemingsovereenkomst met EPS Bouw, nu aan eiseres toekomen.

De rechtbank overweegt dat er geen geschil is over de deugdelijke oplevering van de woningen en dat de kopers en eiseres de intentie hadden dat de depotbedragen na oplevering aan eiseres zouden worden uitbetaald. De rechtbank concludeert dat BGN, die de depotbedragen beheert, onrechtmatig handelt door de uitbetaling aan eiseres te weigeren. De rechtbank wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt BGN tot betaling van € 30.000, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt BGN veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/695626 / HA ZA 21-62
Vonnis van 19 januari 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V., handelend onder de naam
[handelsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Mouthaan te Ede Gld,
tegen
de stichting
STICHTING BGN ZEKERHEIDSSTELLING,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.R.P. Ossentjuk te Groningen.
Eiseres zal hierna [eiseres] danwel [handelsnaam] worden genoemd, en gedaagde BGN.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidentele tussenvonnis van 14 juli 2021, met de daarin genoemde stukken,
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 augustus 2021, met de daarin genoemde stukken,
  • de akte uitlaten en overlegging producties 15 tot en met 23 van de zijde van [eiseres] van 15 september 2021,
  • de akte van uitlating van 13 oktober 2021 van BGN.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een bouwonderneming, gericht op het produceren en monteren van houtskeletbouwwoningen.
2.2.
BGN is een stichting die volgens haar statuten gelden van derden beheert die zijn gereserveerd als zekerheidsstelling. Dat wil zeggen enkel het ontvangen en uitbetalen van gelden welke onder de zekerheidsstelling vallen, aldus de statuten.
2.3.
Een uittreksel uit het handelsregister van de commanditaire vennootschap Betaalgarant Nederland C.V. (hierna: Betaalgarant Nederland) vermeldt onder Activiteiten:
“Overige financiële intermediatie
Het verstrekken van adviezen en verzorgen van waarborgen en garanties ten behoeve van particulieren bij bouw- en aannemingsprojecten”.
2.4.
Een drietal kopers, te weten [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (hierna ook: de kopers) hadden met EPS Bouw B.V. (hierna: EPS Bouw) een aanneemovereenkomst gesloten terzake de bouw van een nieuwbouwwoning in Oosterhout. Uit hoofde van deze met EPS Bouw gesloten aanneemovereenkomst hebben de kopers allen in maart 2019 een bedrag van € 10.000 bij BGN in depot gestort in het kader van een garantstelling.
2.5.
Op 3 juli 2019 is het faillissement van EPS Bouw uitgesproken.
2.6.
[eiseres] heeft met de kopers nieuwe aanneemovereenkomsten gesloten ten einde de nieuwbouwhuizen van kopers alsnog te realiseren en deze af te bouwen. Deze aanneemovereenkomsten luiden eensluidend en voor zover hier relevant:
“(C) KEUZE
1.
Binnen 1 maand na ondertekening van deze overeenkomst, doch vóór aanvang van de productie van de woning dient Verkrijger[de koper, rechtbank]
van Stichting BGN Zekerheidsstelling van Betaalgarant Nederland een Certificaat Zekerheidsstelling ter waarde van € 10.000,00 te ontvangen, verrekend tegenover de eerste 2 (deel)termijnen. Dit bedrag is reeds door opdrachtgever[de koper]
voldaan aan Betaalgarant Nederland en dient als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van de Ondernemer[de aannemer [eiseres] , rechtbank]
jegens de Verkrijger[de koper, rechtbank]
uit hoofde van deze aannemingsovereenkomst.
2)
a. De Verkrijger[de koper, rechtbank]
machtigt Betaalgarant Nederland om de waarborgsom ad € 10.000,00 aan de Ondernemer[ [eiseres] ]
over te maken indien en zodra de oplevering heeft plaatsgevonden en het proces-verbaal van oplevering door beide partijen is ondertekend.
b. Indien er een dispuut ontstaat ten aanzien van de kwaliteit van de oplevering van de woning dan gelden de voorwaarden uit de Algemene Voorwaarden Zekerheidsstelling van Betaalgarant Nederland […]”
2.7.
Op de aanneemovereenkomst zijn, onder meer, van toepassing verklaard de Algemene Voorwaarden Zekerheidsstelling van Betaal Garant Nederland. Deze luiden voor zover hier relevant:
“1. De opdrachtgever(s) beta(a)(d)en uit de 1 termijnbetaling (of indien overeengekomen verspreid over meerdere betaaltermijnen), conform de tussen partijen gesloten aanneemovereenkomst, het bedrag van de vastgestelde Zekerheidsstelling aan Stichting BGN Zekerheidsstelling. […]
9. Indien de aanneemovereenkomst tot volle tevredenheid van alle partijen is afgewikkeld en dit schriftelijk kenbaar is gemaakt aan Betaal Garant Nederland (middels door alle partijen ondertekend oplevering rapport), alsdan zal de Zekerheidsstelling, minus de kosten voor de opdrachtnemer(s), alsdan aan de opdrachtnemer(s) binnen 8 weken worden uitbetaald.
10. De kosten voor de opdrachtnemer(s) bedragen 2,5% van het bedrag aan Zekerheidsstelling met een minimum van € 200,-. Deze kosten worden bij uitbetaling van de Zekerheidsstelling aan de opdrachtnemer(s) direct verrekend. […]
13. Indien de aannemer tijdens de werkzaamheden, conform de tussen partijen gesloten aanneemovereenkomst, failliet gaat, zal, na melding van opdrachtgever(s), en na constatering door Betaal Garant Nederland in het insolventie register het bedrag Zekerheidsstelling in depot blijven staan, eventueel ter dekking van te maken kosten, of extra kosten t.b.v. Betaal Garant Nederland en de nieuwe aannemer. […]
17. Kosten voor opdrachtnemer(s) t.a.v. controle en nacalculatie aanneemovereenkomst(en), HAO, zijn voor 2020 vastgesteld op € 400,- incl. BTW per aanneemovereenkomst. Deze factuur wordt vooraf gefactureerd en de controle van de aanneemovereenkomst vindt pas plaats na ontvangst van betaling.”
2.8.
De met [naam 2] gesloten aanneemovereenkomst is door deze kopers ondertekend op 22 oktober 2019 en vermeldt een totale aanneemsom van € 233.302,-.
[naam 1] heeft de met [eiseres] gesloten aanneemovereenkomst ondertekend op
11 oktober 2019 en daarin staat een aanneemsom van € 181.958.
De tussen [naam 3] en [eiseres] gesloten aanneemovereenkomst vermeldt een aanneemsom van € 277.741.
2.9.
Op 14 oktober 2019 (in de zaak [naam 1] ) op 11 november 2019 (in de zaak [naam 2] ) en op 13 december 2019 (in de zaak [naam 3] ) heeft Betaalgarant Nederland een factuur ten bedrage van € 400 inclusief btw aan [eiseres] gezonden. [eiseres] heeft deze facturen betaald.
De facturen vermelden eensluidend:
“Na ontvangst betaling zullen wij de aanneemovereenkomst voor u doornemen”.
2.10.
Een brief van Betaalgarant Nederland aan [naam 2] van 19 november 2019 luidt, voor zover hier relevant:
“T.a.v. het Certificaat Zekerheidsstelling gelden de volgende restricties:
Zodra u de factuur ontvangt, conform de aanneemovereenkomst, betaalt u deze in 2 delen, één deel voor de opdrachtnemer/aannemer en één deel wordt geparkeerd op een derdenrekening voor Zekerheidsstelling. […]
Anders dan artikel 3C in de aanneemovereenkomst tussen [eiseres] BV en opdrachtgever wordt gesteld, is er geen sprake van een zekerheidsstelling op deze, nu geldende aanneemovereenkomst.
Na ontvangst van het bedrag Zekerheidsstelling geldt dan een depot bedrag van in totaal
€ 10.000,= welke blijft staan totdat Betaal Garant Nederland een door beide partijen ondertekend eind-opleverrapport heeft ontvangen ondertekend door zowel de opdrachtgever(s) als de opdrachtnemer(s) waarbij dezeidentiekgelijk moeten zijn (éénduidige kopieën).
Na ontvangst van het eind-opleverrapport, alsdan zal het depot bedrag binnen 5 werkdagen worden doorbetaald aan opdrachtnemer(s). […]”
2.11.
Een brief [naam 1] , geschreven mede namens [naam 3] en [naam 2] , aan Betaalgarant Nederland van 9 december 2019 luidt, voor zover hier relevant:

In reactie op de samenvatting van ons gesprek d.d. 28-11-2019 willen wij in het kader van de zekerheidsstellingen volgende punten benadrukken zoals wij dit zien:
EPS Bouw Woningbouw CV
• EPS CV/ [naam 5] heeft met opdrachtgevers een ontbindingsovereenkomst afgesloten
waaraan BGN haar medewerking heeft verleend, waarbij gestorte depotbedragen voor
(verdere) bouw resp. afbouw van de betrokken woningen beschikbaar blijven zoals benoemd onder punt b. overwegende, dat.
• EPS CV/ [naam 5] heeft onder punt 11 van de ontbindingsovereenkomst verklaart dat de
overdracht van de aannemingsovereenkomst aan EPS Bouw Agency BV zoals vermeld in haar mailbericht d.d. 2019-08-09 aan opdrachtgever met ondertekening van deze overeenkomst ongedaan is gemaakt. (aangehecht mailbericht is door [naam 5] ook ondertekent als zijnde overdracht vervallen)
• EPS CV/ [naam 5] wederom in gebreke blijft ten aanzien van alle nog te leveren producten en afhandeling van zaken tot aan datum van de ontbindingsovereenkomst.
[handelsnaam]
• Opdrachtgevers met [handelsnaam] een nieuwe aannemingsovereenkomst hebben
en/of zullen sluiten waarin de overdracht van bestaande depotbedragen bij BGN is omschreven en benoemd voor verrekening van de eerste twee termijnbedragen.
• Opdrachtgevers BGN hebben betrokken in het voortgangsproces o.a. ook d.m.v. een
thermometerkeuring en [handelsnaam] hebben geïntroduceerd als nieuwe aannemer welke door
BGN direct werd goed bevonden.
• BGN de toezegging heeft gedaan hun eigen problemen met EPS op te lossen, zodanig dat EPS op geen enkele manier aanspraak kan maken op bestaande Bouw Depots en opdrachtgevers en [handelsnaam] zullen vrijwaren van eventuele onvoorziene risico’s hierin.
• BGN nieuwe beoordeling doet ten aanzien van afgifte van certificaten op nieuwe AOK
[handelsnaam]
• Opdrachtgevers van [handelsnaam] bij de eerste twee facturaties verrekening ontvangen van de bestaande bouwdepot bij BGN als zodanig omschreven op de factuur.
• [handelsnaam] na juiste oplevering van de woning aan opdrachtgevers het bestaande bouwdepot bij BGN uitgekeerd krijgt, eventueel onder verrekening van vooraf overeengekomen kosten.
Vertrouwende op een correcte afhandeling van zaken.”
2.12.
Een identiek luidende brief van Betaalgarant Nederland aan de drie kopers, gedateerd 11 december 2019, luidt voor zover hier relevant:
“T.a.v. het Certificaat Zekerheidsstelling gelden de volgende restricties:
Zoals afgesproken, [handelsnaam] behoeft geen Zekerheidsstelling meer te storten, er staat nog € 10.00,- in depot van de vorige aannemer, wanneer het moment daar is om dit uit te betalen zullen wij ervoor zorgdragen dat het in goed overleg wordt afgehandeld.
Er geldt nu een depot bedrag van in totaal € 10.000,= welke blijft staan totdat Betaal Garant Nederland een door beide partijen ondertekend eind-opleverrapport heeft ontvangen ondertekend door zowel de opdrachtgever(s) als de opdrachtnemer(s) waarbij dezeidentiekgelijk moeten zijn (éénduidige kopieën).
2.13.
De woningen van de kopers zijn inmiddels door [eiseres] gerealiseerd en opgeleverd op 17 september 2020 (de woningen van [naam 2] en van [naam 1] ) respectievelijk op 18 december 2020 (de woning van [naam 3] ).
Met betrekking tot alle drie de kopers zijn opleverformulieren ondertekend, die aan Betaalgarant Nederland zijn gezonden en waarvan Betaalgarant Nederland de ontvangst heeft bevestigd.
2.14.
Gelijkluidende e-mails van 25 september 2020 van [naam 4] , van Betaalgarant Nederland, aan [naam 2] , cc. [eiseres] , alsmede aan [naam 1] , cc. [eiseres] , luiden voor zover hier relevant:
“Hierbij de bevestiging dat ik het afleverrapport in goede orde heb ontvangen, wat fijn dat jullie nu lekker kunnen wonen in jullie huis, heel veel woonplezier.
Wij zullen conform onze algemene voorwaarden de Zekerheidsstelling 8 weken na dato (17-9) aan [handelsnaam] overmaken, dit wordt dan in week 46, ik ga ervanuit jullie hiermee voldoende te hebben geïnformeerd, mochten er nog vragen zijn dan hoor ik ze graag.”
2.15.
[eiseres] heeft in totaal, inclusief een factuur waarop meerwerk staat vermeld,
€ 251.295,96 aan [naam 2] gefactureerd, welke facturen [naam 2] tot een bedrag van € 241.296,16 heeft betaald.
[eiseres] heeft in totaal, inclusief een factuur waarop meerwerk staat vermeld, €193.003,47 aan [naam 1] gefactureerd, welke facturen [naam 1] tot een bedrag van
€ 183.003,47 heeft betaald.
[eiseres] heeft in totaal, inclusief een factuur waarop meerwerk staat vermeld, € 292.241,19 aan [naam 3] gefactureerd, welke facturen [naam 3] tot een bedrag van € 282.226,19 heeft betaald.
2.16.
Op 8 december 2020 heeft [eiseres] , na verkregen verlof hiertoe door de voorzieningenrechter, ten laste van BGN derdenbeslag laten leggen op de door BGN bij ING bank aangehouden bankrekening. Dat beslag heeft doel getroffen voor € 525.
2.17.
Een e-mail van [naam 1] van 3 augustus 2021 aan [eiseres] luidt, voor zover hier relevant:
“Zoals telefonisch besproken hierbij alle bewijsstukken aangaand de zekerheidsstelling van BGN op naam van [handelsnaam] inclusief bevestigingen t.b.v. uitbetaling BGN aan [handelsnaam] etc. In ons gezamenlijke contact was dit bedrag opgenomen ter verrekening met de eerste termijnbetaling. Het contract met [handelsnaam] is ook in bezit van BGN en was destijds door hen goedgekeurd. […]”
2.18.
Een e-mail van 9 september 2021 van [naam 2] aan [eiseres] luidt, voor zover hier relevant:
“Hierbij mail ik U in de bijlage de gevraagde documenten.
7 termijn facturen inclusief meer/minderwerk en betaalbewijzen. (afschriften Rabobank) […]
Wij krijgen er een heel naar gevoel van dat BGN, waar we al zoveel problemen mee hebben gehad met de 10000,00 vandoor gaat waar ze totaal geen recht meer op hebben omdat dit [handelsnaam] toekomt. […]”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van BGN
I. tot betaling van € 31.075, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 30.000 vanaf de vervaldata van de depots tot aan de dag van algehele voldoening;
II. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis;
III. in de beslagkosten;
IV. tot betaling van de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf
21 december 2020;
V. in de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente over de nakosten vanaf
14 dagen na datum van het te wijzen vonnis indien deze kosten niet binnen veertien dagen zijn voldaan.
3.2.
[eiseres] grondt haar vordering op nakoming van een gesloten overeenkomst dan wel een gedane toezegging dan wel op onrechtmatig handelen. [eiseres] maakt aanspraak op uitbetaling van drie keer het depotbedrag van €10.000 per koper plus € 1.075 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is tot aan de dagvaarding al een bedrag van € 371,59 aan rente verschenen waarop zij tevens aanspraak maakt.
3.3.
BGN voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding

4.1.
Voorop staat dat tussen partijen niet in geschil is dat het de oorspronkelijke bedoeling van de kopers en de eerste aannemer EPS Bouw was om een deel van de aanneemsom als zekerheid bij BGN in depot te storten als garantie voor het deugdelijk opleveren van de nieuw te bouwen woningen. Na deugdelijke oplevering en ondertekening van het eind-opleverformulier was het de bedoeling dat dit in depot gestorte bedrag, dat feitelijk bestond uit een eerste dan wel een eerste en een tweede bouwtermijn, alsnog aan de aannemer, EPS Bouw, zou worden uitbetaald.
4.2.
Evenmin is in geschil dat in het geval dat de oorspronkelijke aannemer failliet zou gaan, dit depotbedrag in eerste instantie zou worden gebruikt voor de extra kosten die gepaard gaan met het faillissement en dat het restant in depot zou blijven staan.
4.3.
Partijen discussiëren over de vraag aan wie het in depot gestorte bedrag toekomt in de onderhavige situatie, waarbij er sprake is geweest van een faillissement van de oorspronkelijke aannemer EPS Bouw en waarbij [eiseres] als nieuwe aannemer aan de hand van een nieuw gesloten aanneemovereenkomst de nieuwbouwwoningen alsnog heeft (af)gebouwd.
De standpunten van partijen
4.4.
[eiseres] stelt dat zij, overeenkomstig de bedoelingen van de partijen bij het aangaan van de zekerheidsstelling, recht heeft op het door de kopers in depot gestorte bedrag van elk € 10.000,- en dat BGN jegens haar gehouden is tot uitbetaling van deze depotbedragen, nu aan de voorwaarden voor uitbetaling is voldaan, te weten deugdelijke oplevering en ondertekening en toezending van het opleverformulier.
Dat volgt volgens [eiseres] uit een redelijke uitleg van de hiervoor onder 2.12 geciteerde brief van Betaalgarant Nederland aan de kopers van 11 december 2019 en de met de kopers gesloten aanneemovereenkomst die volgens [eiseres] door BGN, na betaling van € 400 door [eiseres] , is beoordeeld en akkoord is bevonden. Dat die € 400 ziet op verrichte werkzaamheden in het kader van de zekerheidsstelling volgt uit de (tekst op de) factuur alsmede uit artikel 17 van de algemene voorwaarden. BGN is partij geworden bij de met kopers gesloten depotovereenkomst dan wel heeft ermee ingestemd dat het depotbedrag na oplevering aan [eiseres] zou toekomen en was hier in ieder geval van op de hoogte. Bij
e-mail van 25 september 2020 heeft Betaalgarant Nederland ook aan de kopers toegezegd dat tot uitbetaling aan [eiseres] zal worden overgaan, van welke toezegging [eiseres] een kopie heeft ontvangen. [eiseres] heeft bovendien nu per koper € 10.000 aan aanneemsom te weinig ontvangen nu zij aantoonbaar meer heeft gefactureerd dan dat zij aan betalingen van de kopers heeft ontvangen.
4.5.
BGN voert gemotiveerd verweer. Primair meent zij dat [eiseres] geen vordering op haar heeft. Er ontbreekt een rechtsgrond die leidt tot een betalingsverplichting van BGN aan [eiseres] . BGN is geen partij bij de aanneemovereenkomst en BGN is ook niet de partij die afbouwgaranties aan kopers van nieuwbouwwoningen verstrekt, dat is Betaalgarant Nederland. BGN houdt slechts de gelden van kopers op grond van hetgeen met Betaalgarant Neerland is overeengekomen. Alleen Betaalgarant Nederland kan eventueel opdracht geven tot doorbetaling van enig depotbedrag.
BGN betwist dat [eiseres] niet de volledige aanneemsom van de kopers heeft ontvangen. Van enige toezegging van de zijde van BGN aan [eiseres] of aan de kopers, dat aan [eiseres] zou worden uitbetaald, is geen sprake. Met de inhoud van de aanneemovereenkomst heeft BGN geen bemoeienis gehad en het beoordelen van de aanneemovereenkomst na betaling van € 400 ziet op andere diensten, te weten op het doorspitten ervan op fouten of juridische tegenstrijdigheden, en kan niet als instemming of toestemming worden opgevat. De ongelukkige uitlatingen van Catherina van Betaalgarant Nederland berusten op een vergissing en deze zijn bovendien niet aan [eiseres] gedaan.
Dat depotbedragen in andere zaken wel aan [eiseres] zijn uitbetaald doet hier niet ter zake, nu het hier om een andere situatie gaat en er hier wel sprake is van een failliete oorspronkelijke aannemer. BGN wijst erop dat in dit geval de overeenkomsten tussen kopers en Betaalgarant Nederland, in het kader waarvan € 10.000 per koper in depot is gestort, zijn gesloten in het kader van een aanneemovereenkomst met een andere partij dan [eiseres] , namelijk met EPS Bouw. In geval van een faillissement is het depotbedrag bedoeld om de kosten die een faillissement van de aannemer met zich meebrengt op te vangen en de kopers financieel uit de wind te houden. Omdat in dit geval geen sprake bleek te zijn van dergelijke extra kosten is besloten het depot te laten bestaan voor het geval dat ook [eiseres] failliet zou gaan. [eiseres] heeft dus geen gelden in depot ingebracht (dat heeft EPS Bouw gedaan) en BGN betwist dat [eiseres] niet alle termijnen uit de aanneemovereenkomsten betaald heeft gekregen. BGN blijft van mening dat zij niet de aan te spreken partij is. [eiseres] kan geen aanspraak maken op het depotbedrag evenmin als de kopers. Wel kunnen eventueel nog derden, waaronder de curator namens het failliete EPS, nog aanspraak maken op uitbetaling van het depotbedrag, aldus BGN.
Overwegingen rechtbank
4.6.
Voorop wordt gesteld dat [eiseres] een aanneemovereenkomst heeft gesloten met alle drie de kopers van de woningen nadat de oorspronkelijke aannemer, EPS Bouw, failliet was gegaan. BGN is geen rechtstreekse partij bij die aanneemovereenkomst, zij wordt niet genoemd als contractspartij en heeft de aanneemovereenkomst ook niet mede ondertekend. Dat betekent dat enkel uit de aanneemovereenkomst zelf geen (uit)betalingsverplichting van BGN jegens [eiseres] kan worden afgeleid.
4.7.
Een dergelijke uitbetalingsverplichting zou wel kunnen worden afgeleid uit een samenloop van alle relevante feiten omstandigheden en uit een redelijke uitleg van alle gesloten overeenkomsten en gedane (schriftelijke) toezeggingen bij elkaar beschouwd, waarbij eveneens relevant is de bedoelingen van alle betrokkenen dat wil zeggen van de kopers, van Betaalgarant Nederland, van [eiseres] en van BGN bij die overeenkomsten en toezeggingen. Daarbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs uit die feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang met elkaar bezien, mochten afleiden en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechtbank zal in het hierna volgende de hier relevante feiten en omstandigheden achtereenvolgens bespreken.
4.7.1.
Uit een redelijke uitleg van de aanneemovereenkomst volgt dat de kopers en [eiseres] hebben bedoeld overeen te komen dat de al eerder, ten tijde van EPS Bouw, gestorte depotbedragen voortaan als zekerheid zouden dienen om de risico’s van een eventueel faillissement van [eiseres] op te vangen danwel als garantstelling voor het deugdelijk afbouwen van de woningen door [eiseres] . Het depotbedrag zou aan [eiseres] toekomen na het deugdelijk opleveren van de nieuwbouwwoningen. Via ondertekening van de aanneemovereenkomst hebben kopers bovendien al een machtiging afgegeven om tot uitbetaling van het depotbedrag aan [eiseres] over te gaan na deugdelijke oplevering van de woning en in dat kader ondertekening van het eind-opleveringsformulier.
4.7.2.
Betaalgarant Nederland heeft bij e-mails van 25 september 2020 (zie hiervoor onder 2.14) in ieder geval aan kopers [naam 2] en [naam 1] bevestigd dat er, nu er is opgeleverd, zal worden overgegaan tot uitbetaling aan [eiseres] . Naar moet worden aangenomen geldt hetzelfde in de zaak [naam 3] , waar eveneens sprake is geweest van een deugdelijke oplevering en ondertekening van het opleverformulier.
Dat er daarbij sprake zou zijn geweest van een vergissing van Betaalgarant Nederland en/of van een ongelukkige verschrijving van [naam 4] , zoals BGN stelt, is niet nader geconcretiseerd door BGN. Zonder nadere toelichting en onderbouwing kan van een dergelijke vergissing niet worden uitgegaan. Bovendien is de toegezegde uitbetaling in lijn met de bedoeling van de kopers en [eiseres] zoals deze volgt uit de gesloten aanneemovereenkomst en de daarin opgenomen machtiging van de kopers tot uitbetaling aan [eiseres] na deugdelijke oplevering.
4.7.3.
Ook uit een redelijke uitleg van de brief van Betaalgarant Nederland aan de kopers van 11 december 2019 (zoals hiervoor geciteerd onder 2.12), in samenhang bezien met de eerder gezonden brief (2.10) en het gespreksverslag dat daarop volgde (2.11) volgt dat het depotbedrag niet opnieuw behoefde te worden gestort en dat het al gestorte depotbedrag op de nieuwe met [eiseres] gesloten aanneemovereenkomst is overgegaan.
4.7.4.
[eiseres] wijst verder op het aan haar gefactureerde bedrag van € 400 voor het doornemen van de aanneemovereenkomst. [eiseres] heeft in dit verband gesteld dat die
€ 400 en het voorleggen van de aanneemovereenkomst een voorwaarde was voor de zekerheidsstelling. [eiseres] verwijst in dit verband naar artikel 17 van de algemene voorwaarden. De data van deze facturen sluiten bovendien aan bij de data van de ondertekende aanneemovereenkomsten. De aanneemovereenkomsten zijn door BGN beoordeeld zoals die zijn ondertekend.
Dat BGN zelf, en niet Betaalgarant, de aanneemovereenkomsten heeft beoordeeld, wordt onvoldoende betwist en blijkt feitelijk ook uit hetgeen BGN daarover tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, te weten “
Wij bekijken de betaaltermijnen in de aanneemovereenkomst en of een aannemer kredietwaardig is”.
Wel heeft zij aangevoerd dat een en ander niet als instemming kan worden gezien en dat dit gedeclareerde bedrag ziet op andere werkzaamheden en niets te maken heeft met de zekerheidsstelling. Dat komt de rechtbank echter onlogisch voor, nu de aanneemovereenkomsten al waren ondertekend en in beginsel niet meer konden worden gewijzigd. Dit betoog wordt dan ook gepasseerd. Dat de factuur formeel afkomstig is geweest van Betaalgarant Nederland, legt in de gegeven situatie onvoldoende gewicht in de schaal en doet niet af aan het hiervoor overwogene.
Het moet dan ook ervoor worden gehouden dat BGN op de hoogte was van de inhoud van de met kopers gesloten aanneemovereenkomst. Ook moet er vanuit worden gegaan dat BGN ermee bekend was of had kunnen zijn dat het de bedoeling van kopers en [eiseres] was om het depotbedrag ten gunste van [eiseres] - in plaats van EPS Bouw - te laten komen na deugdelijke oplevering en dat BGN hier stilzwijgend mee akkoord is gegaan. Verder wordt het ervoor gehouden dat de gefactureerde € 400 en het scannen van de aanneemovereenkomst, wel degelijk voorwaarden waren voor het aangaan van de zekerheidsstelling.
4.7.5.
[eiseres] heeft gesteld, en vervolgens bij nadere akte nader onderbouwd en toegelicht, dat zij nog niet de volledige aanneemsom van kopers heeft ontvangen en per koper nog € 10.000 tekort komt. BGN heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat deze komt vast te staan. Ook deze omstandigheid wijst erop dat de depotbedragen, die worden gevormd door de eerste twee bouwtermijnen, na deugdelijke oplevering nog aan [eiseres] toekomen.
Dat er in totaal meer is gefactureerd dan de in de aanneemovereenkomst vermeld, is bovendien niet vreemd. [eiseres] heeft in dit verband voldoende toegelicht dat er bovenop de aanneemsom meerwerk in rekening is gebracht. Uit de laatste aan de kopers gezonden facturen van [eiseres] blijkt ook dat er meerwerk wordt gefactureerd, welke factuur vervolgens door de kopers is voldaan.
4.7.6.
Uit de hiervoor onder 2.17 en 2.18 geciteerde e-mails van de desbetreffende kopers aan [eiseres] volgt dat zij van mening zijn dat de depotbedragen aan [eiseres] toekomen, terwijl daaruit bovendien blijkt dat er sprake is geweest van meerwerk.
4.7.7.
Een (geldige) aanspraak van een derde op het depotbedrag, zoals BGN die vreest, is tot op heden niet komen vast te staan. BGN heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de curator in het faillissement van EPS Bouw zich nog niet heeft gemeld met een dergelijke aanspraak. Ook daarna heeft BGN niet nader toegelicht of geconcretiseerd dat een derde - zoals EPS Bouw of de kopers - eveneens aanspraak maakt op het depotbedrag. Daar komt bij dat BGN zelf in haar conclusie van antwoord in randnummer 7 al had aangegeven dat geen sprake is geweest van kosten in verband met het faillissement van EPS Bouw en dat het depotbedrag voortaan werd gehouden voor het geval de nieuwe aannemer, [eiseres] , failliet zou gaan.
4.7.8.
Tot slot wordt relevant geacht dat BGN en Betaalgarant Nederland duidelijk aan elkaar gelieerd zijn en beide zelf hebben bijgedragen aan bij kopers en [eiseres] eventueel ontstane verwarring tussen beiden. Zij hebben immers onvoldoende verschil tussen de Stichting en de CV gemaakt en ieders rollen onvoldoende verduidelijkt. Zo hanteren zij beide hetzelfde logo en zijn zij beide op hetzelfde adres gevestigd. Ook heeft BGN tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat Betaalgarant aan de telefoon ook wel eens de afkorting BGN gebruikt.
Slotsom ten aanzien van de vraag voor wie het depotbedrag is bestemd
4.7.9.
Alles afwegend, komt de rechtbank tot de slotsom dat het onder BGN in depot gestorte bedrag van € 10.000 per koper, dus € 30.000 in totaal, bestemd is voor [eiseres] .
Er is immers geen sprake geweest van een faillissement van [eiseres] . Wel is sprake geweest van een deugdelijke oplevering van de nieuwbouwwoningen en van door de kopers en [eiseres] ondertekende eind-opleveringsformulieren.
Uitbetaling van de depotbedragen
4.8.
Zowel kopers als Betaalgarant Nederland hebben aangegeven dat na verloop van acht weken na oplevering tot betaling aan [eiseres] dient te worden overgegaan (na verrekening van de beheersvergoeding), wat ook volgt uit de toepasselijke algemene voorwaarden.
Via de aanneemovereenkomst hebben de kopers al een machtiging tot uitbetaling na oplevering afgegeven. De toestemming tot uitbetaling van de zijde van Betaalgarant Nederland volgt verder uit de brief/mail van 25 september 2020 in combinatie met de brieven van Betaalgarant Nederland aan de kopers van 11 december 2019 (zoals hiervoor onder 2.12 geciteerd). Ook voor [naam 3] wordt die toestemming geacht te zijn gegeven, gelet op de deugdelijke oplevering van de woning van [naam 3] .
BGN weigert echter om tot uitbetaling aan [eiseres] over te gaan. Nu hiervoor is geoordeeld dat de depotgelden wél aan [eiseres] toekomen, moet deze weigering worden aangemerkt als onrechtmatig jegens [eiseres] .
4.9.
Daarnaast constateert de rechtbank dat BGN met betaling jegens [eiseres] van rechtswege in verzuim verkeert. Er zijn immers al meer dan acht weken sinds de oplevering van de desbetreffende woningen verstreken. Daarnaast kan [eiseres] aanspraak maken op wettelijke rente te rekenen vanaf acht weken na oplevering. Dat betekent dat het gevorderde als hierna vermeld toewijsbaar is. Dat BGN nog wel gerechtigd zal zijn de beheersvergoeding op de uitbetaling in mindering te brengen, doet aan deze uitkomst van de procedure niet af.
4.10.
De vraag of BGN eveneens onrechtmatig heeft gehandeld in het kader van het door [eiseres] gelegde beslag dat maar doel heeft getroffen voor een zeer gering bedrag, behoeft bij deze uitkomst van de procedure geen beantwoording.
Slotsom
4.11.
Gelet op het voorgaande is de gevorderde hoofdsom van € 30.000 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf telkens acht weken na de respectievelijke opleverdata van de woningen.
Wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar nu geen sprake is van een rechtsreeks met BGN gesloten overeenkomst.
Buitengerechtelijke kosten
4.12.
[eiseres] maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van € 1.075 aan buitengerechtelijke kosten. [eiseres] heeft onvoldoende toegelicht dat sprake is geweest van jegens BGN gemaakte buitengerechtelijke kosten, zoals rechtstreeks aan BGN gezonden brieven of aanmaningen en dergelijke. Deze vordering is daarom niet toewijsbaar.
Proceskosten
4.13.
BGN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten, inclusief beslagkosten, worden veroordeeld, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 2.523,50 aan advocaatkosten (3,5 punten x tarief € 721) € 407,23 aan explootkosten en €1.420 aan betaald griffierecht). De nakosten zijn als hierna vermeld toewijsbaar.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt BGN tot betaling aan [eiseres] van € 30.000 (dertigduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 weken na de respectieve opleverdata van de woningen van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] ,
5.2.
veroordeelt BGN in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 4.350,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt BGN in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat BGN niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,- aan salaris gemachtigde en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van Eekeren, rechter, bijgestaan door mr. C.L. de Rijke, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2022.
de griffier is buiten staat om dit vonnis te ondertekenen