In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 april 2022 een beschikking gegeven in een familiekwestie tussen een man en een vrouw, die eerder een relatie hadden en samen een minderjarige zoon hebben. De man had een verzoek ingediend tot wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun zoon, maar trok dit verzoek in omdat hij niet in staat was om zijn stellingen met de benodigde stukken te onderbouwen. De vrouw had hiertegen verweer gevoerd en stelde dat zij aanzienlijke kosten had gemaakt voor de procedure. De rechtbank heeft de man veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de vrouw, die op € 1.430,- zijn begroot. De rechtbank overwoog dat de man nodeloos kosten had veroorzaakt door zijn manier van procederen en dat hij in het verleden vaak de initiator was geweest van procedures, wat de situatie tussen partijen niet had verbeterd. De rechtbank benadrukte het belang van alternatieve geschillenbeslechting, zoals mediation, voor toekomstige conflicten. De beschikking is gegeven door rechter C.C.M. Oude Hengel en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier T.E. Meijer.