3.4.2.Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 subsidiair en feit 2
3.4.2.1. Betrouwbaarheid van de processen-verbaal van observatie
De raadsman heeft aangevoerd dat de processen-verbaal van observatie van 9 november 2021 en 6 januari 2021 onbetrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De pseudokopers hebben verklaard dat [medeverdachte] vertelde dat het wapen ter hoogte van het [locatie 2] zou liggen. [medeverdachte] is vervolgens in de auto van de pseudokopers gestapt en met hen meegereden. Aangekomen bij het [locatie 2] zagen de pseudokopers dat [medeverdachte] uit hun auto stapte, langs het flatgebouw liep en vervolgens uit het zicht verdween. Na ongeveer vijf minuten zagen zij dat [medeverdachte] vanuit de richting waarin hij was weggelopen, weer terug kwam lopen en dat hij een zwarte tas met zich meedroeg met groene accenten. In deze tas bleek het automatisch militair aanvalsgeweer te zitten, die vervolgens samen met 34 patronen aan de pseudokopers werd verkocht.
De pseudokoop is door acht observanten geobserveerd. Deze observanten hebben in het proces-verbaal van 9 november 2021 verklaard dat zij zagen dat [medeverdachte] achter in de blauwe auto met twee mannen stapte. Kort nadat de blauwe auto was weggereden, zagen ze een Fiat 500 achter de blauwe auto aanrijden. De blauwe auto stopte, [medeverdachte] stapte uit en liep ter hoogte van een flat over het parkeerterrein. Hij had toen niets in zijn handen. Vervolgens zagen de observanten de Fiat 500 over het plein rijden en parkeren. [medeverdachte] liep over het plein in de richting van de Fiat 500. Kort daarop werd gezien dat [medeverdachte] met een tas met groene hengsels met daarin een voorwerp in zijn handen had en weg liep van de Fiat 500 in de richting van de blauwe auto. Even later zien de observanten dat [medeverdachte] in de richting van de Fiat 500 liep, dat hij als bijrijder instapte en dat de auto vervolgens wegreed. Verdachte is later herkend als de bestuurder van de Fiat 500.
In het aanvullende proces-verbaal van 6 januari 2021 hebben twee observanten verklaard dat zij zagen dat [medeverdachte] aan de bijrijderszijde van de Fiat 500 stond, dat hij een tas met groene hengsels uit de Fiat 500 haalde en met deze tas naar de blauwe auto liep.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de twee processen-verbaal van observatie, die op ambtseed/ambtsbelofte zijn opgemaakt. Het proces-verbaal van 9 november 2021 is vier dagen na de observatie opgesteld en op een later moment ondertekend. Dat hierop vervolgens op 6 januari 2022 een korte aanvulling is gekomen, is geen ongebruikelijke gang van zaken. Bovendien sluiten deze observaties, anders dan de raadsman heeft betoogd, juist aan op de verklaring van de pseudokopers.
De rechtbank concludeert dat de processen-verbaal van observatie betrouwbaar zijn en dat deze voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen noodzaak om de observanten alsnog een getuigenverklaring te laten afleggen.
3.4.2.2. Ten aanzien van feit 1 subsidiair
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte medeplichtig is geweest aan het overdragen van het automatisch militair aanvalsgeweer en de patronen door [medeverdachte].
In de telefoon van verdachte zijn de volgende berichten tussen verdachte en [medeverdachte] aangetroffen:
3 november 2021
[verdachte]:
Vandaag gaat nog door toch
[medeverdachte]:
Jaa man
[verdachte]:
Puur ik ben tegen 16:00/16:30 bij jou
[medeverdachte]:
Aii
[medeverdachte]:
Tell was uit, had geen lader bij me, ik cc hem nu dus wacht op reactie
[verdachte]:
Oké
[medeverdachte]:
A mpp zegt nu af, zometeen ball wedstrijd en hij gaat nu alvast drinken met ze matties
[verdachte]:
Hmm oke sgoed broeder Zeker wit Mang hé
[medeverdachte]:
Jaa man
[medeverdachte]:
Hij komt vrijdag.
[medeverdachte] heeft verklaard dat hij ‘[naam gebruiker]’ is. Uit de communicatie met de pseudokoper blijkt dat zij aanvankelijk hadden afgesproken om de deal op 3 november 2021 te laten plaatsvinden. De pseudokoper wilde zo vroeg mogelijk afspreken, omdat hij ’s avonds voetbal wil kijken. Op 3 november 2021 stuurt de pseudokoper op de vraag van [medeverdachte] of het nog gaat lukken vandaag:
“Sorry pik denk misverstand. Ik wachtte hele ochtend of eerder kon. Ga zo met de mannen alsvast zuipe voor vanaaf”.Vervolgens spreken zij af om de deal op vrijdag te laten plaatsvinden.
Verder is in de telefoon van verdachte het volgende gesprek tussen verdachte en [medeverdachte] te aangetroffen:
5 november 2021
[medeverdachte]:
Yoo
[medeverdachte]:
Nam komt tideh die torrie halen ja?
[verdachte]:
Yo
[medeverdachte]:
Yo
[verdachte]:
Hoelaat moet ik beschikbaar zijn?
[medeverdachte]:
4/5 uur
[verdachte]:
Oké
[medeverdachte]:
Kan je 3 bij mij zijn
[verdachte]:
Zeker
[verdachte]:
Ben 15:00 bij jou.
Uit de communicatie met [medeverdachte] volgt dat de pseudokoper vroeg of hij op 5 november 2021 eerder kon afspreken. [medeverdachte] antwoordde hierop dat een uurtje eerder misschien wel lukte. Even later bevestigde hij dit en spraken ze af om 16:00 uur.
Verdachte heeft verklaard dat hij met [medeverdachte] had afgesproken dat hij achter hem aan zou rijden. Verdachte had niet aan [medeverdachte] gevraagd waarom hij dat moest doen, omdat hij zich nergens mee wilde bemoeien. Verdachte heeft niets met de deal te maken en de tas met het vuurwapen kwam niet uit zijn auto. De gesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] gingen niet over de deal.
De rechtbank vindt deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Dat verdachte wel degelijk wist dat de deal zou plaatsvinden, blijkt uit de samenhang tussen de gesprekken tussen [medeverdachte] en de pseudokopers en de gesprekken tussen [medeverdachte] en verdachte. De inhoud van deze gesprekken komt exact met elkaar overeen. Daarnaast blijkt uit de processen-verbaal van observaties, zoals hierboven besproken, dat [medeverdachte] de zwarte tas met daarin het automatisch militair aanvalsgeweer aan de bijrijderskant uit de auto van verdachte haalde. Nu verdachte het geweer in zijn auto heeft vervoerd, achter de auto van de pseudokopers is aangereden zodat [medeverdachte] het geweer bij hem kon ophalen en [medeverdachte] na de overdracht weer heeft vervoerd, is de rechtbank gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de overdracht van het geweer en de patronen door [medeverdachte]. Feit 1 subsidiair kan dan ook worden bewezen.
3.4.2.3. Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] het automatisch militair aanvalsgeweer en de patronen voorhanden heeft gehad.