ECLI:NL:RBAMS:2022:2022

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
13/196145-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake strafzaak met betrekking tot rijden zonder rijbewijs, voorhanden hebben van een vuurwapen en bezit van drugs

Op 30 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het rijden zonder rijbewijs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van drugs. De zaak kwam ter terechtzitting op 16 maart 2022, waar de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, de vordering indiende en de verdediging werd vertegenwoordigd door mr. P. Scholte. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en patroonmagazijnen, het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en MDMA, bedreiging van politieagenten, en het schenden van verkeersregels.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 januari 2021 tot en met 14 februari 2021 in Amsterdam een pistool en patroonmagazijnen voorhanden heeft gehad, en op 14 februari 2021 opzettelijk cocaïne en MDMA aanwezig had. Tevens heeft de verdachte op diezelfde dag politieagenten bedreigd en zich in het verkeer zodanig gedragen dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de bedreiging van een politieagent, omdat er onvoldoende bewijs was.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten zwaar meegewogen, vooral gezien de gevaarlijke verkeerssituaties die de verdachte heeft veroorzaakt en het bezit van een vuurwapen. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten, wat de rechtbank heeft doen besluiten tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden en 1 jaar voor de bedreiging van de politieagent. Het in beslag genomen kogelwerende vest is onttrokken aan het verkeer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/196145-21 (Promis)
Datum uitspraak: 30 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. Nijkerk en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. P. Scholte, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van het voorhanden hebben van een pistool en patroonmagazijnen bevattende 45 patronen in de periode van 26 januari 2021 tot en met 14 februari 2021;
2. opzettelijk aanwezig hebben van 4,39 gram cocaïne en een hoeveelheid MDMA op 14 februari 2021;
3. bedreiging van politieagenten [persoon 1] en [persoon 2] op 14 februari 2021;
4
primair: opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat één of meer verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden, waardoor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was op 14 februari 2021;
subsidiair: zich zodanig gedragen dat daardoor gevaar op die weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd op 14 februari 2021;
5. rijden zonder rijbewijs op 14 februari 2021.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle feiten kunnen worden bewezen. Hij heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wat betreft de in feit 3 tenlastegelegde bedreiging tegen [persoon 2] (agent bij de Eenheid Amsterdam. Ten aanzien van de overige feiten heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feit 1
Op grond van het proces-verbaal van doorzoeking van de woning, het wapenrapport, het getapte telefoongesprek tussen verdachte en zijn moeder en het filmpje op de telefoon van verdachte waarop het in de woning aangetroffen vuurwapen door een verbalisant is herkend, vindt de rechtbank dat feit 1 kan worden bewezen. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte dit feit samen met zijn moeder heeft gepleegd, nu uit de bewijsmiddelen in het dossier niet blijkt dat de moeder van verdachte in de ten laste gelegde periode van 26 januari 2021 tot en met februari 2021 zich bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en de patroonmagazijnen en dat zij daarover kon beschikken. Dat de moeder na het aantreffen van het wapen hierover telefonisch met verdachte heeft gesproken, maakt niet dat zij al eerder bekend was met de aanwezigheid van het wapen en de patroonmagazijnen in haar woning en dat zij hierover kon beschikken.
3.3.2.
Feit 2 en feit 5
De rechtbank komt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte tot een bewezenverklaring van de feiten 2 en 5.
3.3.3.
Feit 3 en feit 4 primair
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 3 en feit 4 primair. Voor zover is tenlastegelegd dat de bedreiging onder feit 3 ook was gericht tegen aangever [persoon 2] wordt verdachte partieel vrijgesproken. Voor de bedreiging jegens [persoon 2] is geen steun in het dossier te vinden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 26 januari 2021 tot en met 14 februari 2021 te Amsterdam,
- een wapen van de categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Grand Power, type Stribog SP9A3S, kaliber 9x19mm met serienummer [serienummer] en
- twee patroonmagazijnen van het merk Grand Power, kaliber 9x19 mm,
voorhanden heeft gehad;
2.
op 14 februari 2021 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 4,39 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- een hoeveelheid MDMA;
3.
op 14 februari 2021 te Amsterdam, [persoon 1] , hoofdagent bij de Eenheid Amsterdam, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- als bestuurder van een personenauto gereden met een aanmerkelijk hogere snelheid dan gezien de verkeerssituatie en de omstandigheden ter plaatse verantwoord en toegestaan was, terwijl die [persoon 1] en die [persoon 2] verdachte een stopteken gaven en
- als bestuurder van een personenauto dreigend en met hoge toeren gas gaf terwijl die [persoon 1] voor de personenauto stond en
- als bestuurder van een personenauto dreigend op die [persoon 1] af reed;
4.
op 14 februari 2021 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, te weten de Ruijterkade, de Droogbak, de Nieuwe Westerdoksdijk, de Haarlemmer Houttuinen, de Martelaarsgracht, de Spuistraat, het Kattengat, de Singel, de Nassaukade, de Spaarndammerstraat, de Polanenstraat, de Adrichemstraat en de Zaanstraat, opzettelijk zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden,
- terwijl verdachte niet beschikte over een geldig rijbewijs
- door meermalen verkeerd voor te sorteren bij een stoplicht, door meermalen door rood licht te rijden en door, in strijd met artikel 49 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, meermalen meerdere personen die op een voetgangersoversteekplaats oversteken of kennelijk op het punt staan zulks te doen, geen voorrang te verlenen en
- door meermalen geen richting aan te geven en door meermalen een geslotenverklaring te negeren en tegen de verkeersrichting in te rijden en
- door met een snelheid van ongeveer 160 kilometer per uur te rijden, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en door meermalen het stopteken van de politie te negeren,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
5.
op 14 februari 2021 te Amsterdam, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de wegen de Ruijterkade, de Droogbak, de Nieuwe Westerdoksdijk, de Haarlemmer Houttuinen, de Martelaarsgracht, de Spuistraat, het Kattengat, de Singel, de Nassaukade, de Spaarndammerstraat, de Polanenstraat, de Adrichemstraat en de Zaanstraat, zonder dat daar hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 3 gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen (OBM) wordt opgelegd voor de duur van 6 maanden. Ten aanzien van feit 4 heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een OBM voor de duur van 1 jaar wordt opgelegd.
De officier van justitie heeft voor het door hem onder 5 bewezen geachte feit gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 2 weken hechtenis. Daarnaast heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 5 gevorderd dat aan verdachte een OBM wordt opgelegd voor de duur van 2 maanden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank ten aanzien van feit 1 verzocht om aansluiting te zoeken bij de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS). De eis van de officier van justitie moet in dat geval volgens de advocaat worden gematigd. De raadsman heeft ook gevraagd om een kortere ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
In een poging om aan een controle door de politie te ontkomen heeft verdachte, overdag rijdend in een auto door het centrum van Amsterdam, gedurende enige tijd een zeer gevaarlijke situatie op de weg gecreëerd. Verdachte reed meermalen door rood licht en met zeer hoge snelheden van tussen de 140 en de 160 kilometer per uur, dit terwijl de weg glad was door de gevallen sneeuw. Verdachte verleende geen voorrang aan voetgangers bij een voetgangersoversteekplaats, hij gaf geen richting aan en hij negeerde geslotenverklaringen. Tijdens de achtervolging hebben meerdere verkeersdeelnemers een veilig heenkomen moeten zoeken om niet door verdachte te worden aangereden. Verdachte heeft daarmee zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze veronachtzaamd en zich onverschillig getoond voor de veiligheid van andere weggebruikers. Hij was bovendien niet in het bezit van een rijbewijs. Aan de dollemansrit van verdachte is een einde gekomen doordat de politie tegen hem aan is gereden, waarna de auto stil kwam te staan. Vervolgens heeft verdachte één van de politieagenten bedreigd door dreigend en met hoge toeren gas te geven en op de politieagent af te rijden.
Dat de gevolgen van het handelen van verdachte beperkt zijn gebleven is slechts toevallig te noemen. Het handelen van de verdachte heeft levensgevaarlijke situaties veroorzaakt. Hij heeft zijn eigen belang om zich aan aanhouding te onttrekken laten prevaleren boven de veiligheid van andere weggebruikers en daar heeft hij zich niet om bekommerd. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een pistool, en twee patroonmagazijnen. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid in de openbare ruimte met zich. Hoe meer wapens er circuleren, hoe groter de kans dat deze worden gebruikt. Daarnaast wordt hierdoor het gevoel van onveiligheid vergroot. Tegen het bezit van wapens moet dan ook fors worden opgetreden.
Verder heeft verdachte 4,39 gram van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid MDMA in zijn bezit gehad. Deze harddrugs vormen een gevaar voor de volksgezondheid en de handel erin leidt tot veel criminaliteit en overlast, ook gezien de grote bedragen die met de handel worden verdiend.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 9 februari 2022. Hieruit blijkt dat hij meermalen eerder is veroordeeld voor verkeersfeiten. Ook is verdachte veroordeeld voor Opiumwet feiten en voor gewelddadige feiten, zoals diefstallen met geweld.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij de straftoemeting gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten voor
straftoemeting die de rechtbanken hebben vastgesteld. Daarin wordt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden genoemd. Hierbij neemt de rechtbank als strafverzwarende omstandigheid mee dat het vuurwapen zich bevond in een woning waar ook kleine kinderen rondliepen. Voor een bedreiging waarbij wordt ingereden op een persoon noemen de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. Nu de bedreiging is begaan tegen een politieagent kan deze straf worden verhoogd.
Gelet op de ernst van de feiten, zoals hierboven omschreven, vindt de rechtbank de straffen zoals geëist door de officier van justitie passend. De rechtbank ziet - met de officier van justitie - aanleiding om voor de feiten 3 en 4 een OBM op te leggen van respectievelijk zes maanden en één jaar. De rechtbank zal geen OBM opleggen voor feit 5, het rijden zonder rijbewijs, nu de wet daartoe geen mogelijkheid biedt.

8.Beslag

Onder verdachte is een kogelwerend vest met de opdruk “politie” (goednummer: g6048888) in beslaggenomen.
8.1.
Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven kogelwerende vest, dat aan verdachte toebehoort, dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan/de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d, 57, 62, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 5a, 107, 176, 177, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van feit 4 primair:
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van feit 5:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 primair tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Ontzegt verdachte terzake van het onder feit 3 bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden.
Ontzegt verdachte terzake van het onder feit 4 bewezenverklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 1 (één) jaar.
Veroordeelt verdachte ter zake van het onder 5 bewezen verklaarde feit tot
hechtenis van 2 (twee) weken.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: een kogelwerend vest (goednummer: g6048888).
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. R.M. Troost en A.H.E. van der Pol, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2022.
[...]