ECLI:NL:RBAMS:2022:2018

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
13/752376-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees Aanhoudingsbevel van Polen met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 27 januari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.M.C.J. Baaijens. De rechtbank heeft besloten de termijn voor het doen van uitspraak te verlengen met dertig dagen, omdat zij meer tijd nodig heeft om te beslissen over de overlevering.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De officier van justitie heeft verzocht om de zaak voor bepaalde tijd aan te houden in afwachting van antwoorden op prejudiciële vragen die eerder door de rechtbank zijn gesteld. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en niet voor bepaalde tijd aan te houden, maar voor onbepaalde tijd, in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die gepland staat op 22 februari 2022.

De rechtbank heeft de beslistermijn met 60 dagen verlengd en de overleveringsdetentie eveneens met 60 dagen. De zaak zal opnieuw worden behandeld op een nader te bepalen datum, waarbij de opgeëiste persoon en een tolk in de Poolse taal zullen worden opgeroepen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752376-21
RK nummer: 21/6664
Datum tussenuitspraak: 10 februari 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 oktober 2018 door
the Circuit Court in Sieradz(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
verblijvende op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 januari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
decision for conducting proceedings van the District Court Sieradz(Polen) van 29 september 2017 (case nummer: II Kp 525/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid: Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

5.Artikel 11 OLW; Poolse rechtsstaatproblematiek

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon na overlevering een reëel gevaar loopt dat zijn door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) gewaarborgde grondrechten zullen worden geschonden. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht het onderzoek in de zaak van de opgeëiste persoon voor onbepaalde tijd aan te houden om het antwoord op de prejudiciële vragen af te wachten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek in de zaak van de opgeëiste persoon aangehouden dient te worden voor bepaalde tijd, in afwachting van de antwoorden op de prejudiciële vragen, gesteld door deze rechtbank in de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 (hierna: de prejudiciële vragen). [1] De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de zaak voor bepaalde tijd aan te houden nu bekend is dat de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie op 22 februari 2022 staat gepland.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onderzoek in de zaak van de opgeëiste persoon heropend dient te worden teneinde de antwoorden op de prejudiciële vragen af te wachten. De rechtbank zal het onderzoek in de zaak van de opgeëiste persoon heropenen en - anders dan de officier van justitie heeft verzocht - niet voor bepaalde tijd, maar nog voor
onbepaalde tijdschorsen. De antwoorden van het Hof
van Justitie in Luxemburg op de prejudiciële vragen staan gepland op 22 februari 2022.

6.Slotsom

De rechtbank acht het noodzakelijk om de antwoorden op de prejudiciële vragen af te wachten teneinde te kunnen beslissen op het overleveringsverzoek.

7.Beslissing

-
HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek ter zitting
voor onbepaalde tijdin afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2021:5051;
-
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, OLW de beslistermijn met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
-
BEPAALTdat de zaak vóór
6 mei 2022op zitting dan wel in raadkamer wordt aangebracht in verband met de eventuele nadere verlenging van de beslistermijn en vrijheidsbeneming (conform de artikelen 22 en 27 OLW);
-
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
-
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 14 september 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:5051.