Uitspraak
de pleegmoeder;
de moeder,
advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe te Utrecht;
de vader,
advocaat mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam;
de oma van moederszijde;
de overgrootoma van moederszijde;
1.1. Het procesverloop
8 maart 2022;
- het verweerschrift, tevens verzoekschrift, van de vader en de oma vaderszijde, ingekomen
ter griffie op 6 maart 2022.
- een medewerkster van JBRA;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de oma van moederszijde;
- de overgroot oma van moederszijde;
- de oma van vaderszijde;
- de opa van vaderszijde.
2.De feiten
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
3. Het verzoek
zij eenmaal per drie maanden omgang met [betrokkene] zullen hebben bij Levvel [plaats] voor de duur van één uur, onder begeleiding van een pleegzorgwerkster vanuit Levvel of een ander door JBRA aan te wijzen persoon, waarbij tevens aanwezig kunnen zijn de pleegmoeder, de oma en overgroot oma van de moederszijde en de oma en opa van vaderszijde.
subsidiair de Raad voor de Kinderbescherming opdracht te geven te onderzoeken welk omgangs- en informatieregeling in het belang van [betrokkene] is.
I. de zaak aan te houden om hen te observeren door een deskundige organisatie zodat onder begeleiding in een veilige setting duidelijk kan worden in hoeverre zij de zorg voor [betrokkene] aankunnen en hoe leerbaar zij hier in zijn;
II. een omgangsregeling te bepalen inhoudende dat de vader en de oma [betrokkene] bij zich hebben één keer per week, op een nader te bepalen locatie, gedurende één uur, met een opbouw naar drie uur, buiten aanwezigheid van de pleegmoeder en dat hij en de oma de gelegenheid krijgen om [betrokkene] minimaal één keer per week naar het medisch kinderdagverblijf te brengen en/of daar op te halen, dan wel [betrokkene] daar te kunnen zien of te kunnen ontmoeten;
III. te bepalen dat JBRA er voor zorg draagt dat de vader en de oma worden geïnformeerd door hen tenminste iedere eerste dag van de maand op de hoogte te stellen van de geestelijke en lichamelijke gesteldheid van [betrokkene] en/of wijzigingen daarin en van andere gewichtige aangelegenheden;
- alsmede dat hij en de oma een foto ontvangt, zowel pasfoto als een foto waarop [betrokkene] helemaal staat afgebeeld;
- alsmede dat hij en de oma een knutselwerkje ontvangt als dit op het kinderdagverblijf wordt gemaakt.
4. De standpunten
De omgangsregeling vraagt veel van [betrokkene] . [betrokkene] is een meisje met een beperking (ernstige epilepsie en blindheid). De prikkels die [betrokkene] krijgt tijdens de omgang ervaart zij als intens. Het lukt de moeder en de vader tijdens de omgangsmomenten beperkt om adequaat om te gaan met de beperkingen van [betrokkene] . Aan de ouders is gevraagd om rekening te houden met [betrokkene] , wat inhoudt dat zij rustig praten, niet constant [betrokkene] oppakken en [betrokkene] niet steeds van de ene naar de andere persoon gaat tijdens de omgang. Het lukt de moeder en de vader echter onvoldoende om hier rekening mee te houden en de moeder en de vader handelen hierdoor niet in het belang van [betrokkene] . [betrokkene] is volgens de pleegmoeder na het omgangsmoment altijd van streek. [betrokkene] slaapt dan een aantal nachten niet goed en heeft (heftige) epileptische aanvallen. De begeleidsters van het medisch dagverblijf waar [betrokkene] vier dagen per week naar toe gaat zien dat [betrokkene] de dag na het omgangsmoment onrustig is, meer huilt en niets leuk vindt. Ook eet en drinkt [betrokkene] dan minder. De personen die betrokken zijn bij [betrokkene] merken dat [betrokkene] last heeft van (kleine) veranderingen.
Er is overwogen om juist de omgang uit te breiden zodat [betrokkene] went aan de situatie en minder last ervaart na afloop van de omgangsmomenten, maar afgaande op het gedrag van [betrokkene] in overige situaties en dat [betrokkene] overgevoelig is voor andere omgevingen dan haar huis bij de pleegouders, is dat niet in het belang van [betrokkene] . Dit wordt bevestigd door de behandelend arts van [betrokkene] . Gezien de beperkingen van [betrokkene] is het voor haar niet mogelijk om een echte band op te bouwen met de moeder, de vader en haar familie. Desondanks
wordt het wel van belang geacht dat [betrokkene] de moeder, de vader en haar familie blijft zien. Na overleg met Levvel is besloten dat het in het belang van [betrokkene] is dat zij minder omgang heeft met de moeder en de vader en familie.
JBRA heeft aanvullend aangevoerd dat de emoties tijdens de laatste bezoekregeling op
11 januari 2022 hoog zijn opgelopen. De vader heeft dreigingen geuit naar de pleegmoeder en de pleegzorgwerker. De vader heeft al eerder dreigingen geuit, waarvoor waarschuwingsbrieven zijn gestuurd en aangifte is gedaan voor ontoelaatbaar gedrag. De vader volgt de adviezen niet op en is niet te corrigeren. De vader zorgt voor een gespannen sfeer tijdens de omgangsmomenten, waar [betrokkene] last van ondervindt. Levvel heeft aangegeven de bezoeken met de vader niet meer te begeleiden. Het bezoek van de vader en zijn familie aan [betrokkene] dient te stoppen, onder de voorwaarden dat de vader zich dient aan te melden voor behandeling van zijn agressie- en emotieregulatie, waarbij JBRA inzicht krijgt in de voortgang van de behandeling. Er dient twee maanden voordat weer een bezoekregeling zal zijn tussen de vader, zijn familie en [betrokkene] , weer contact te zijn tussen JBRA en de vader. In deze periode zullen constructieve gesprekken gevoerd worden en zullen geen dreigementen worden geuit door de vader. Er zal met elkaar besproken worden wat JBRA verwacht, zodat de vader en zijn familie goed aan kunnen sluiten bij de behoeften van [betrokkene] op het moment dat de bezoeken weer voortgezet zullen worden.
Ten aanzien van de moeder blijft het verzoek ongewijzigd.
wordt zodanig belast tijdens de omgangsmomenten dat de frequentie dient te worden beperkt. De omgang is in het leven geroepen voor de moeder, de vader en de familie; niet omdat het in het belang van [betrokkene] is. De pleegmoeder informeert de moeder en de vader al maandelijks. Er is geen bezwaar tegen het bepalen van die informatieregeling.
De moeder voert aan, kort en zakelijk weergeven, dat het haar bekend is dat [betrokkene] kwetsbaar is. De problematiek die [betrokkene] vertoont na de omgang zou ook kunnen liggen aan het feit dat [betrokkene] haar te weinig ziet. Omdat de omgang om de zes weken is, moet [betrokkene] telkens opnieuw kennismaken met haar. Het is voor [betrokkene] belangrijk dat zij weet waar zij aan toe is. Dat is niet mogelijk met een bezoek gedurende één uur in de zes weken. Het is in het belang van [betrokkene] dat vaker omgang plaatsvindt. Door het bezoek frequenter te laten plaatsvinden, komt meer structuur en kan [betrokkene] beter wennen aan haar en haar familie. Dat zal tot minder prikkels bij [betrokkene] leiden. Het advies van de arts waarop JBRA zich beroept is niet objectief en transparant. [betrokkene] wordt in het pleeggezin ook blootgesteld aan prikkels.
Haar wordt verweten dat zij zich onvoldoende inleeft in de beperkingen van [betrokkene] en niet weet hoe zij daarmee moet omgaan, maar zij heeft gevraagd om uitleg en handreikingen. Er werd echter meegedeeld dat dat niet nodig is omdat het perspectief van [betrokkene] niet bij haar ligt. JBRA kan haar nu dan ook geen verwijten daaromtrent maken. Zij kan zich niet vinden in de checklist Oudercontacten in de Pleegzorg (de CHOP-rapportage). Het is onjuist dat [betrokkene] bij de bezoeken door iedereen die aanwezig is wordt vastgehouden. Er zijn behalve de moeder nog vijf personen aanwezig bij het bezoek. [betrokkene] is erbij gebaat als minder personen ineens op bezoek komen. De moeder berust er in dat [betrokkene] bij de pleegouders woont en zij is er niet mee bezig dat [betrokkene] bij haar zal komen wonen.
Het verzoek van JBRA dient te worden afgewezen.
5.5. De beoordeling
JBRA dient daarvoor contact met Altra op te nemen en de mogelijkheden van zo’n onderzoek na te gaan. JBRA zal de moeder en de vader daarover dienen te informeren. In dat onderzoek kan ook worden meegenomen op welke wijze de rest van de familie bij de omgang met [betrokkene] aanwezig kan zijn.
Niet is gesteld of gebleken dat al eerder (onafhankelijk) onderzoek is gedaan over de gewenste vorm van omgang en de frequentie en duur van de omgang tussen [betrokkene] en de moeder en de vader en de rest van de familie.
Ook anderszins dient de vader zich te onthouden van opmerkingen jegens medewerkers van JBRA, de pleegmoeder, de pleegzorgwerker of andere hulpverleners.
6.De beslissing
bepaalt in het kader van een omgangsregeling dat de moeder en de vader [betrokkene] bij zich zullen hebben eenmaal per zes weken, gedurende één uur, onder begeleiding van de pleegmoeder en een pleegzorgwerker;
wijst de verzoeken van JBRA, de moeder, de vader en de oma voor het overige af.