In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 februari 2022 een beschikking gegeven in een geschil tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Gardeslen, verzoekt om gezamenlijk gezag over hun kind, geboren in 2020, en om onbegeleide omgang. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.S. Bodha, verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om afwijzing. De ouders hebben van 2017 tot maart 2020 een relatie gehad, die is beëindigd. Sinds de beëindiging van de relatie verblijft het kind bij de moeder. De vader heeft het kind erkend, maar de moeder oefent van rechtswege het gezag uit.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 14 februari 2022 heeft plaatsgevonden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ook een rol gespeeld in deze procedure. De vader heeft aangegeven dat hij graag onbegeleid contact met het kind wil, maar dat hij moeite heeft om afspraken met de moeder te maken. De moeder heeft zorgen geuit over het gedrag van de vader, waaronder zijn gebruik van alcohol en drugs, en is van mening dat onbegeleide omgang niet in het belang van het kind is.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat er momenteel geen basis is voor gezamenlijk gezag, gezien de communicatieproblemen tussen de ouders en het gebrek aan afspraken. De rechtbank heeft besloten dat de omgang tussen de vader en het kind voorlopig begeleid zal zijn, met ondersteuning van Family Supporters. De ouders zijn het erover eens dat de omgang moet worden opgebouwd en dat zij zich zullen aanmelden bij Family Supporters. De rechtbank houdt de behandeling van de verzoeken aan tot 31 oktober 2022, met het verzoek aan partijen om de rechtbank tijdig te informeren over de voortgang van de hulpverlening.