Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de hoofdverblijfplaats en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Salouli, verzocht om de hoofdverblijfplaats van het kind bij haar te bepalen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C. Rosier, zich verzette tegen deze wijziging. De Raad voor de Kinderbescherming heeft advies uitgebracht, waarin werd geadviseerd om de hoofdverblijfplaats niet te wijzigen en een co-ouderschapsregeling voor te stellen. De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 17 februari 2021 in acht genomen, waarin een voorlopige zorgregeling was vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 januari 2022 zijn beide ouders en hun advocaten verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad. De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind sinds augustus 2020 bij de vader woont en dat deze situatie voor het kind een stabiele basis biedt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van het kind niet vereisen dat de hoofdverblijfplaats wordt gewijzigd. De ouders zijn overeengekomen dat de zorg- en opvoedingstaken evenredig verdeeld worden, waarbij de moeder het kind op maandag uit school haalt en het kind om de week in het weekend bij haar verblijft. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats bij haar te bepalen afgewezen en de zorgregeling vastgesteld.