In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door de advocaten mr. F. Eikelboom en mr. N.L.P. van der Raaij, had de rechtspersoon MEDEON S.À.R.L. als gedaagde opgeroepen. Gedaagde is niet verschenen en heeft zich niet door een advocaat laten vertegenwoordigen. Eiser vorderde onder andere betaling van beslagkosten en een geldsom van € 5.287.825,00. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 heeft eiser zijn eis mondeling verminderd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond was.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bij wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, waardoor het gevraagde verstek werd verleend. De vordering tot betaling van de beslagkosten werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.287.825,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de beslagkosten en proceskosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.