ECLI:NL:RBAMS:2022:2001

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
14 april 2022
Zaaknummer
C/13/713381 / KG ZA 22-101
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding met veroordeling tot betaling van een geldsom en proceskosten

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door de advocaten mr. F. Eikelboom en mr. N.L.P. van der Raaij, had de rechtspersoon MEDEON S.À.R.L. als gedaagde opgeroepen. Gedaagde is niet verschenen en heeft zich niet door een advocaat laten vertegenwoordigen. Eiser vorderde onder andere betaling van beslagkosten en een geldsom van € 5.287.825,00. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 heeft eiser zijn eis mondeling verminderd, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond was.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bij wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, waardoor het gevraagde verstek werd verleend. De vordering tot betaling van de beslagkosten werd toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de hoofdsom en de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van in totaal € 5.287.825,00, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de beslagkosten en proceskosten toegewezen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/713381 / KG ZA 22-101 IHJK/JT
Vonnis in kort geding van 30 maart 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 4 februari 2022 en
nader oproepingsexploot van 10 maart 2022,
advocaten mr. F. Eikelboom en mr. N.L.P. van der Raaij te Amsterdam,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
MEDEON S.À.R.L.,
gevestigd te Luxemburg, Luxemburg,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Voor de aanvang daarvan op 22 februari 2022 is de mondelinge behandeling van deze zaak verplaatst naar 23 maart 2022. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 maart 2022 heeft eiser gesteld en gevorderd overeenkomstig de aan dit vonnis gehechte dagvaarding en akte (voorwaardelijke) vermeerdering van eis. Vervolgens heeft eiser zijn eis mondeling verminderd in die zin dat hij de vordering zoals weergegeven onder 1. van het petitum heeft ingetrokken. Tot slot heeft eiser verzocht vonnis te wijzen en is de vonnisdatum bepaald op heden.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren mr. Eikelboom en zijn kantoorgenoot mr. L.C.M. Berger namens eiser aanwezig. Gedaagde is niet verschenen en heeft zich ook niet door een advocaat laten vertegenwoordigen.

2.De beoordeling

2.1.
Bij de dagvaarding (en bij het nader oproepingsexploot) zijn de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen, zodat het gevraagde verstek zal worden verleend.
2.2.
Eiser vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden, mede aan de hand van de overgelegde beslagexploten, begroot op in totaal
€ 1.231,12 (€ 668,12 aan explootkosten en € 563,00 aan salaris advocaat).
2.3.
Het (na vermindering van eis) gevorderde komt de voorzieningenrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.
2.4.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- explootkosten € 379,33 (€ 103,33 + € 138,00 + € 138,00)
- griffierecht 2.277,00 (waarvan € 314,00 in verband met het
verzoekschrift conservatoir beslag)
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 3.312,33.
2.5.
De nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing is vermeld.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
3.2.
veroordeelt gedaagde om aan eiser te betalen een bedrag van € 5.287.825,00 (zegge: vijfmiljoen tweehonderdzevenentachtigduizend achthonderdvijfentwintig euro), vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag met ingang van 24 februari 2022 tot aan de dag van volledige voldoening,
3.3.
veroordeelt gedaagde in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.231,12, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
3.4.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 3.312,33, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
3.5.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op
€ 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag van volledige voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. J.E. Tiddens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: JT