ECLI:NL:RBAMS:2022:2000

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
99-001141-21 VI
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herroeping
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in een strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over de vordering van het Openbaar Ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1997, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar door het Landesgericht Ried im Innkreis in Oostenrijk en had daarnaast een gevangenisstraf van vier weken opgelegd gekregen door het gerechtshof Amsterdam. De tenuitvoerlegging van deze straffen was gestart op 13 november 2019, en de veroordeelde was op 20 januari 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld met een proeftijd van 590 dagen.

De officier van justitie vorderde herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor 180 dagen, omdat de veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden had gehouden, waaronder het locatiegebod en het tijdig opladen van zijn enkelband. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde zijn verzet tegen de vordering geuit en aangegeven dat hij zijn best deed om aan de voorwaarden te voldoen. De rechtbank heeft de reclasseringswerker gehoord en vastgesteld dat de veroordeelde grotendeels voldeed aan de voorwaarden, maar ook dat er overtredingen waren.

De rechtbank oordeelde dat de overtredingen van het locatiegebod niet ernstig genoeg waren om de vordering van het OM toe te wijzen. De rechtbank gaf de veroordeelde een laatste kans om zijn positieve lijn voort te zetten, gezien zijn aanmelding voor begeleid wonen en behandeling. De vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling werd afgewezen, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
VI-zaaknummer: 99-001141-21
Parketnummers: 15-269223-19 en 23-002903-17
Beslissing op de vordering van het Openbaar Ministerie (OM) van 28 februari 2022 ex artikel 6:2:13 jo. 6:6:21 (oud) van het Wetboek van Strafvordering (Sv) tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) van
[veroordeelde],
geboren op [geboortdag] 1997 te [geboorteplaats] ,
verblijvende op het adres [adres 1] ,
veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 31 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van onder meer de volgende stukken:
  • het v.i.-advies van 29 november 2021;
  • het besluit v.i. van 2 december 2021;
  • het reclasseringsadvies van 25 februari 2022;
  • de vordering van de officier van justitie van 28 februari 2022;
  • de afwijzing vordering schorsing v.i. van de rechter-commissaris van 1 maart 2022;
  • de officiële waarschuwing van de reclassering van 24 maart 2022;
  • het voortgangsbericht (e-mail) van de reclassering van 29 maart 2022.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. M.M. van den Berg, en van wat de veroordeelde en zijn raadsman, mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft verder reclasseringswerker [reclasseringswerker] als deskundige ter zitting gehoord.

2.Procesgang

Bij een onherroepelijk geworden uitspraak van het Landesgericht Ried im Innkreis te Oostenrijk van 20 maart 2019 is veroordeelde tot een gevangenisstraf van 5 jaar veroordeeld. De tenuitvoerlegging hiervan is middels de Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties (WETS) overgenomen en omgezet naar een gevangenisstraf van 1740 dagen, onder parketnummer 15-269223-19.
Bij een onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 mei 2018 met parketnummer 23-002903-17, is aan de veroordeelde een gevangenisstraf opgelegd van
4 weken, met aftrek van de tijd die door de veroordeelde in voorarrest is doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van deze straffen is met ingang van 13 november 2019 gestart.
Veroordeelde is, gelet op de artikelen 6:2:10 en 6:2:11 (oud) Sv, op 20 januari 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, met een proeftijd van 590 dagen, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het besluit v.i. van 2 december 2021.
Op 26 februari 2022 is veroordeelde op grond van artikel 6:3:15 Sv aangehouden.
Op 1 maart 2022 heeft de rechter-commissaris de vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel 6:6:20 (oud) Sv afgewezen en als volgt gemotiveerd. De eerste fase na de invrijheidstelling van verdachte (de rechtbank begrijpt: veroordeelde) is niet probleemloos verlopen. Dat was vooral het gevolg van problemen rond zijn verblijfplaats. De veroordeelde kan nu bij zijn zus verblijven op het adres [adres 2] . De trajecten naar begeleid wonen en dagbesteding zijn ingezet en de veroordeelde heeft zich daarvoor gemotiveerd getoond. Hij heeft zich bereikbaar en begeleidbaar opgesteld en een deel van de problemen met de enkelband zijn waarschijnlijk een gevolg van gewenning en omschakeling van de gewone enkelband naar GPS. De rechter-commissaris gunt de veroordeelde een tweede kans om waar te maken dat hij de voorwaardelijke invrijheidstelling verdient.

3.De inhoud van vordering

De vordering van de officier van justitie strekt ertoe dat de rechtbank de voorwaardelijke invrijheidstelling gedeeltelijk herroept voor de periode van 180 dagen wegens het niet naleven van de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. De veroordeelde heeft meerdere malen het locatiegebod overtreden door niet tijdig op het afgesproken verblijfadres te zijn en door zijn enkelband niet tijdig op te laden.

4.De beoordeling

4.1.
De v.i.-regeling
Volgens de v.i.-regeling geldt als uitgangspunt dat een veroordeelde, als is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:2:10 (oud) Sv, vervroegd in vrijheid wordt gesteld na het ondergaan van het in dit artikel omschreven deel van de gevangenisstraf. Aan de (periode van de) v.i. kunnen door het OM algemene en bijzondere voorwaarden worden gesteld. Als de veroordeelde een voorwaarde niet heeft nageleefd, kan, op grond van het bepaalde in artikel 6:2:13 (oud) Sv, de v.i. worden herroepen. Deze beslissing wordt genomen door de rechtbank, op vordering van de officier van justitie.
4.2.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot herroeping van de v.i. gehandhaafd.
Het traject met de bijzondere voorwaarden verloopt nog steeds niet goed. Veroordeelde vertoont geen open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht, waardoor dit moeizaam verloopt. Hij heeft zich meerdere keren niet gehouden aan het locatiegebod en er zijn continue problemen met (het opladen van de batterij van) de enkelband. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld tot hoog. Vanwege het overtreden van het locatiegebod heeft de veroordeelde op 9 maart 2022 een berisping gehad en op 24 maart 2022 een officiële waarschuwing.
4.3.
Het standpunt van de veroordeelde
De veroordeelde heeft zich terechtzitting verzet tegen de gevorderde herroeping van de v.i. en daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Sinds hij een enkelband met GPS heeft, moet hij de batterij meerdere keren per dag opladen. Hij neemt de oplader mee naar de taakstraf. Soms krijgt hij sms’jes dat hij niet op zijn locatie is, terwijl hij dan gewoon thuis is. De reclassering kan met de GPS zien waar hij verblijft. Hij is een keer enkele minuten te laat op zijn locatie gekomen na het verrichten van zijn taakstraf. Hij heeft een berisping gehad met een verkeerde datum en hem is verteld dat hij een officiële waarschuwing heeft gehad. Hij doet zijn best om zich aan alle voorwaarden en afspraken te houden. Hij ben aangemeld voor begeleid wonen in [plaats] en voor een behandeling bij De Waag. Volgende week heeft hij een sollicitatiegesprek.
De raadsman heeft ter terechtzitting bepleit de vordering af te wijzen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de rechtbank acht moet slaan op de omstandigheid dat veroordeelde in het verleden niet heeft geleerd zelfstandig te worden en te wonen. Na zijn verblijf in de gevangenis is veroordeelde tijdens de v.i. in het diepe gegooid. Hij komt soms een paar minuten te laat en dat mag natuurlijk niet, maar hij doet zijn best. Het gaat nog niet perfect maar het is ook niet eerlijk dat (meteen) te verwachten van veroordeelde. Om hier de consequentie aan te verbinden dat de v.i. met 180 dagen wordt uitgesteld is onbegrijpelijk, ook gelet op wat er allemaal in positieve zin wel is gebeurd.
4.4.
Het standpunt van [reclasseringswerker] , reclasseringswerker
Door de reclassering is de keuze gemaakt om het kastje van de enkelband in de woning van zijn zus te laten staan, vanwege zijn tijdelijke verblijven in het hotel en bij [stichting] op het adres [adres 1] . Wat de veroordeelde heeft verklaard over de foutmeldingen is juist, maar de overtredingen van het locatiegebod zoals vermeld in de waarschuwingsbrief van 24 maart 2022 kloppen wel. Met de GPS kunnen wij zien waar hij verblijft. Hij moet er zelf goed op letten dat de batterij van de enkelband met GPS wordt opgeladen. Hij kan op korte termijn worden overgeplaatst naar begeleid wonen in [plaats] .
4.5.
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de veroordeelde grotendeels heeft voldaan aan de voorwaarden zoals geformuleerd in het besluit v.i. van 2 december 2021. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat sprake is van een aantal overtredingen van het locatiegebod en het niet (tijdig) opladen van de enkelband met GPS. Daar staat tegenover dat veroordeelde er blijk van heeft gegeven zijn best te doen om zich aan de voorwaarden en afspraken te houden. De rechtbank acht de overtredingen van het locatiegebod niet zodanig ernstig om de vordering van de officier van justitie toe te wijzen, temeer nu dit de ingezette positieve lijn zal doorkruisen. De veroordeelde heeft binnenkort een begeleid wonen plek in [plaats] waar hij vanuit [stichting] langer kan verblijven en hij heeft zich aangemeld voor een behandeling bij De Waag. Gelet hierop zal de rechtbank de veroordeelde een laatste kans geven om deze positieve lijn voort te zetten.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen.

5.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter,
mrs. R.M. Troost en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van E.J.M. Veerman, griffier.
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2022.
Tegen deze beslissing staat géén rechtsmiddel open.