ECLI:NL:RBAMS:2022:1971

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
13.280123.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en deelname aan een criminele organisatie met gebruik van phishing en pakketfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het oplichten van meerdere slachtoffers via phishing en pakketfraude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en gebruik maakte van gehackte gegevens om slachtoffers te benadelen. De feiten vonden plaats tussen 2019 en 2020, waarbij de verdachte betrokken was bij het oplichten van een persoon op Marktplaats en het medeplegen van oplichting van een webshop genaamd Otto. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de criminele organisatie beoordeeld en geconcludeerd dat hij een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gepleegde misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, met vervangende hechtenis van 35 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte, hoewel hij meerderjarig was, nog onder de 23 jaar was en dat er geen aanleiding was om het jeugdstrafrecht toe te passen. De uitspraak is gedaan in het kader van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.280123.20
Datum uitspraak: 7 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven op het adres [adres 1] , [plaats]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van de Venn en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.J. van Galen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
oplichting in vereniging van [aangever] op 14 september 2019 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
oplichting in vereniging van Otto in de periode van 1 januari 2020 tot en met 15 januari 2020 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
als uitvoerder deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 1 december 2019 tot en met 3 mei 2020 te Amsterdam en/of België.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Naar aanleiding van een onderzoek van de politie naar een reeks straatroven en binnen dat onderzoek aangesloten telefoontaps kwamen de verdenkingen in deze zaak naar voren en werd een nieuw onderzoek opgestart onder de naam Haramachi. Uit dit onderzoek bleek dat er meerdere personen waren die zich bezig hielden met phishing en pakketfraude en onderling nauw met elkaar samenwerkten.
Werkwijze
De slachtoffers van phishing werden gevonden op de websites www.marktplaats.nl en www.2ehands.be. Zij werden door middel van een gehackt of frauduleus account benaderd, door personen die zich voordeden als (ver)kopers van de op die websites aangeboden goederen. Deze personen gaven daarbij veelal te kennen dat zij zelf eerder slachtoffer waren geworden van oplichting en dat zij daarom de betrouwbaarheid van de wederpartij wilden verifiëren door middel van het versturen van een betaallink voor een klein geldbedrag. Dit betrof een phishinglink waarmee de slachtoffers naar een imitatiewebsite van een bank werden geleid. Op het moment dat de slachtoffers daarop voor de overboeking hun gegevens invulden, werden die direct inzichtelijk voor de daders. Zij konden met die gegevens vervolgens inloggen in de digitale bankomgeving van het slachtoffer en zodoende beschikken over het geld op de bankrekening. Zij schreven bijvoorbeeld geld van de slachtoffers over naar de bankrekeningen van anderen, zogenoemde ‘geldezels’, waarna het geld van die rekeningen werd gepind. Ook kochten zij voor zichzelf goederen met gebruik van de bankrekening van het slachtoffer.
De gehackte accounts werden veelal via de applicatie Telegram verkregen in de vorm van zogenoemde binlists en/of combolists. Dit zijn bestanden met gehackte persoonlijke gegevens van derden, zoals accountnamen en/of e-mailadressen met bijbehorende wachtwoorden van webshops, adressen en telefoonnummers. Met behulp van de gegevens van de binlists en/of combolists werd ook de pakketfraude gepleegd. De verdachten kochten online goederen aan met de gehackte accounts van onder meer Marktplaats en webshops. Deze lieten zij afleveren op (via Funda gevonden) adressen waar niemand woonde of op het adres van katvangers, waarna zij de goederen lieten ophalen door anderen, vaak jonge jongens.
Ten aanzien van de feiten overweegt de rechtbank als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Er is geen bewijs dat verdachte contact heeft gehad met aangever, dat hij de Tikkie link heeft verstuurd of dat hij het geld op zijn rekening heeft gezien of in ontvangst heeft genomen. Het enkele feit dat het geld op de rekening van verdachte is gestort is onvoldoende voor een bewezenverklaring. Indien verdachte slechts zijn rekening ter beschikking zou hebben gesteld zou dit hooguit medeplichtigheid opleveren.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Aangever [aangever] heeft aangifte gedaan van oplichting via Marktplaats. Aangever had een Apple TV gekocht via Marktplaats en heeft dit bedrag via een door de verkoper gestuurde Tikkie voldaan, maar de tv nooit ontvangen.
Uit het onderzoek naar de bankgegevens van verdachte blijkt dat het bedrag van aangever [aangever] , maar ook nog andere bedragen van mogelijke Marktplaatsaankopen, op de rekening van verdachte is bijgeschreven. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte mogelijk werd gebruikt als geldezel. Verdachte heeft hier echter tijdens het gehele proces niets over verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij af en toe zijn bankpas uitleende aan mensen uit zijn omgeving, maar wil niet verklaren aan wie en heeft dit verder op geen enkele manier geconcretiseerd. Daarnaast heeft verdachte ook niet verklaard dat hij zijn bankpas voor langere tijd zou hebben uitgeleend, maar enkel voor het pinnen van kleine bedragen, zoals bijvoorbeeld in de supermarkt. Verdachte heeft verklaard dat mogelijk iemand anders een Tikkielink heeft aangemaakt met zijn naam en bankrekeningnummer. Ten aanzien van de bedragen die door middel van een Tikkie op de bankrekening op naam van verdachte worden overgemaakt, mag in beginsel worden aangenomen dat dit op verzoek van verdachte heeft plaatsgevonden. Dit is slechts anders als hij een verifieerbare verklaring kan afleggen waaruit kan blijken dat hij daarvoor niet verantwoordelijk is. De hiervoor beschreven verklaringen van verdachte zijn niet verifieerbaar of concreet. De rechtbank kan daarom niet anders dan concluderen dat het verdachte is geweest die de Tikkielink naar aangever [aangever] heeft verstuurd en het geld vervolgens op zijn rekening heeft ontvangen.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanleiding voor betrokkenheid van andere verdachten en zal daarom niet aannemen dat sprake is geweest van medeplegen, ook nu het onder 1 ten laste gelegde feit buiten de periode van de ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie valt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Verdachte heeft contact gehad met [persoon] over het afleveren van een pakketje op zijn adres en heeft dit pakketje vervolgens daar ook opgehaald. Deze handelingen zijn echter niet opgenomen achter één van de gedachtestreepjes in het feit dat aan verdachte ten laste is gelegd. Daarom kan hij niet als (mede)pleger worden aangemerkt. Zijn handelingen hebben Otto er immers niet toe bewogen om het pakket op te sturen. Subsidiair heeft de raadsman van verdachte bepleit dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte heeft hooguit een ondersteunende rol gehad door een adres te regelen om het pakket te laten bezorgen.
De rechtbankoverweegt als volgt.
Namens Otto is aangifte gedaan van oplichting, waarbij diverse accounts zijn gehackt om bestellingen te plaatsen. Het hacken van deze accounts gebeurde vanaf het IP-adres van de woning van medeverdachten die op het adres [adres 2] wonen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat iemand hem vroeg een adres te regelen om iets te bezorgen en dat hij dat pakketje ook heeft opgehaald. Verdachte zou niet hebben geweten dat het om een frauduleus besteld pakketje ging.
De rechtbank overweegt allereerst dat de werkwijze zoals in zaaksdossier 13 is beschreven past in de werkwijze zoals die door de organisatie werd toegepast. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte, terwijl hij afleveradressen moest regelen omdat de medeverdachten kennelijk het pakketje niet op het eigen adres bezorgd wilden krijgen, geen weet had van het feit dat het pakketje frauduleus was besteld en geleverd. Ten aanzien van zijn wetenschap wordt ook meegenomen hetgeen hieronder wordt overwogen ten aanzien van de rol van verdachte in de criminele organisatie en de daarbij genoemde tapgesprekken.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het regelen van een adres waar het pakketje kon worden bezorgd niet als substantiële bijdrage aan het feit kan worden beschouwd. De rechtbank ziet dit anders. Er is sprake geweest van meerdere verdachten die ieder een eigen rol en bijdrage hadden. De ene verdachte hackte het account, de ander bestelde de goederen en weer een ander zorgde voor een adres en haalde het pakketje op. Het regelen van een adres ziet de rechtbank als essentieel onderdeel van de oplichting, nu de oplichting niet had kunnen plaatsvinden zonder afleveradres. Tevens droeg dat regelen van het adres er ook aan bij dat de (hoofd)verdachten uit beeld bleven doordat zij niet hun woonadres prijs hoefden te geven. Daarnaast komen de goederen zonder het ophalen van het pakketje niet in handen van de organisatie. Verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan het feit en kan als medepleger van de oplichting worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De officier van justitieheeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachteheeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Niet iedere vriendengroep die strafbare feiten pleegt is automatisch een criminele organisatie. De tapgesprekken zien op een beperkte periode en geven onvoldoende inzicht in de duurzaamheid en stelselmatigheid van het handelen van de verdachten. Uit de gesprekken kan onvoldoende worden afgeleid dat er een gezamenlijk crimineel oogmerk is om zoveel mogelijk geld te verdienen.
Subsidiair heeft de raadsman van verdachte bepleit dat verdachte slechts verdacht wordt van twee concrete strafbare feiten, terwijl het dossier bestaat uit vijftien zaakdossiers. Verdachte wordt daarnaast niet verdacht van betrokkenheid bij enige phishingzaak. Als uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte op de hoogte is geweest van waar bepaalde mensen mee bezig waren, betekent dit nog niet dat hij een aandeel heeft gehad in de criminele organisatie.
Meer subsidiair heeft de raadsman van verdachte bepleit dat verdachte slechts beperkt betrokken is geweest bij de criminele organisatie en dat daarom geen sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband.
Beoordelingskader criminele organisatie
In artikel 140 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht is deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling heeft betrekking op de persoonlijke betrokkenheid van een verdachte bij een criminele organisatie. Om van een organisatie als hier bedoeld te spreken moet het gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan die organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap met betrekking tot dat doel. De verdachte hoeft niet bij meerdere misdrijven van de organisatie betrokken te zijn geweest. Het gaat er immers niet om of zijn opzet was gericht op het plegen van (meer) misdrijven of dat hij heeft deelgenomen aan (reeds binnen de organisatie gepleegde) misdrijven, maar of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte zich (met mededaders) schuldig heeft gemaakt aan de hiervoor omschreven feiten. Op de onder zijn mededaders in beslaggenomen gegevensdragers zijn grote hoeveelheden betaallinks, accountgegevens en conversaties met anderen aangetroffen, in één van de gegevensdragers stonden 2,5 miljoen verschillende combinaties van gebruikersaccounts en wachtwoorden. Daarnaast zijn panels aangetroffen die het mogelijk maakten phishingwebsites te maken. Er is een groot aantal telefoongesprekken geregistreerd tussen verdachte en zijn mededaders waarin wordt gesproken over bedragen, banken, inloggen op accounts, binlists en meer. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de politie deze tapgesprekken verkeerd heeft geïnterpreteerd of vertaald. Verdachte heeft echter niet aangegeven hoe deze gesprekken dan wel uitgelegd zouden moeten worden.
Uit het dossier blijkt dat in genoemde tapgesprekken tussen de verschillende verdachten in versluierd taalgebruik werd gesproken. Zo werd er niet alleen in vakjargon met algemene phishing gerelateerde termen gesproken, maar hadden de verdachten ook eigen ‘vaktermen’ ontwikkeld, zoals KBCtje (KBC bank), green (bitcoin wallet), orange (ING bank), acci’s (accounts), lappie (laptop) en centraal (station Amsterdam Centraal). Uit de verklaringen van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bleek dat zij op de hoogte waren van het vakjargon. Zo verklaarde medeverdachte [medeverdachte 1] geen ‘bonker’ te zijn, maar een ‘visser’. Hij reageerde op advertenties via 2ehands.be en zocht naar mensen die op de neppe betaallink wilden drukken. Hij zou zelf geen ‘panel’ hebben die linkjes maakt, maar daar zou iemand anders achter zitten. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat ‘vissen’ reageren is en dat een ‘panel’ een neppe bankomgeving is. Een ‘bonker’ zou iemand zijn die het geld doorsluist van de rekeningen. Ook heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat bij het phishen vooraf werd afgesproken dat er 25% van de buit naar de visser ging, 25% naar de bonker en dat hij niet wist wie die andere 50% kreeg.
Het dossier bevat tapgesprekken waaruit blijkt dat verdachten elkaar hielpen als ze bij het phishen tegen bepaalde problemen aanliepen. Op diverse in beslag genomen telefoons zijn adviezen en werkwijzen voor phishing en het gebruik van binlists aangetroffen.
De organisatie
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband. Dit samenwerkingsverband blijkt onder andere uit de tapgesprekken over cybercriminaliteit die al maanden voor de aanhoudingen van de verdachten terug gaan. Uit de inhoud van de gesprekken blijkt ook de frequentie en de intensiteit van de gepleegde criminaliteit. Daarnaast is er sprake van een zekere structuur en rolverdeling binnen de organisatie. Uit de tapgesprekken en de verklaringen van de medeverdachten blijkt dat sommige leden van de organisatie zich bezig hielden met het vissen, anderen het geld van de bankrekening haalden, zogenaamde bonkers en weer anderen het geld pinden. Daarnaast hielden ook enkele leden van de organisatie zich naast het phishen bezig met pakketfraude.
Tevens is sprake geweest van het zorgvuldig uitkiezen van slachtoffers. De verdachten kozen hun slachtoffers in België, omdat zij deze manier van oplichting nog niet door zouden hebben en in Nederland wel. Ook zijn er meerdere tapgesprekken over het gebruik maken van afgeschermde verbindingen, zoals VPS en VPN en over de verdeling van de buit.
De rol van verdachte
De rechtbank concludeert op grond van de tapgesprekken dat verdachte een wezenlijke bijdrage leverde aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte beschikte over bepaalde kennis, bijvoorbeeld hoe bankrekeningen geopend konden worden op naam van een ander persoon. Verdachte was een uitvoerder. Uit de tapgesprekken blijkt dat hij zelf volop bezig was met phishen en het regelen van passen. Tevens heeft verdachte een uitvoerende rol gehad binnen de pakketfraude, zoals onder andere blijkt uit het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Dat verdachte geen feiten ten laste zijn gelegd met betrekking tot phishing, maakt niet dat verdachte met betrekking tot dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Het is immers niet noodzakelijk dat het opzet van verdachte was gericht op het plegen van alle misdrijven die door de organisatie zijn gepleegd, of dat verdachte heeft deelgenomen aan alle misdrijven. Voldoende is dat hij heeft deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Daarvan is in dit geval sprake.
Zelfs nadat verdachte vast kwam te zitten onderhield hij vanuit de jeugdgevangenis contact met leden van de organisatie en spoorde hen aan te ‘werken’. De rechtbank acht bewezen dat verdachte een uitvoerende rol heeft gehad binnen de organisatie.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat uit de tapgesprekken niet kan worden opgemaakt dat verdachte gedurende de gehele ten laste gelegde periode heeft deelgenomen aan de organisatie. Verdachte komt als deelnemer van de organisatie in beeld in het onderzoek via de telefoontaps vanaf 11 december 2019 tot 14 maart 2020. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte gedurende deze periode heeft deelgenomen aan de criminele organisatie.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat wettig en overtuigen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 14 september 2019 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever] (zaaksdossier 7) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten EUR 115, door zich voor te doen als bonafide verkoper en door op Marktplaats een Apple tv aan te bieden, terwijl hij, verdachte, deze niet ter beschikking had en vervolgens na betaling door voornoemde [aangever] dit goed niet te leveren;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 15 januari 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Otto (zaaksdossier 13) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een trainingsbroek en een trainingsjas en een T-shirt ter waarde van EUR 129,30, door
- zich voor te doen als bonafide koper op Otto en
- daarbij gebruik te maken van een gebruikersaccount, klantnummer [klantnummer] , aangemaakt met valse persoonsgegevens en
- op voornoemde webshops aankopen te doen en daarbij te kiezen voor de ‘afterpay’ betalingsoptie en
- goederen door Otto, tegen betaling, laten bezorgen bij een derde, [persoon] ;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij in de periode van 11 december 2019 tot en met 14 maart 2020 te Amsterdam en/of een of meer plaats(en) in Nederland en/of in België, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten computervredebreuk en voorhanden hebben van phishing-links en voorhanden hebben van binlists en gekwalificeerde diefstal en oplichting.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 70 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 dagen. De officier van justitie ziet geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De raadsman van verdachteheeft verzocht het adolescentstrafrecht toe te passen. Verdachte is in september 2020 door de rechtbank veroordeeld volgens het adolescentenstrafrecht. De raadsman van verdachte heeft bepleit dat indien onderhavige feiten tegelijk waren behandeld met de feiten die toen aan de orde waren, geen langere onvoorwaardelijke straf opgelegd zou zijn, hoogstens een langere voorwaardelijke straf. De raadsman van verdachte heeft derhalve verzocht aan verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is betrokken geweest bij een organisatie die zich gedurende een periode van enkele maanden op grote schaal bezig hield met phishing en pakketfraude, waarbij gebruik is gemaakt van gehackte gegevens van anderen. Mede door het handelen van verdachte zijn meerdere slachtoffers financieel benadeeld en is het vertrouwen in de handel van goederen via deze internetsites schade toegebracht. Het gebruik van gehackte privégegevens vormt een inbreuk op het privéleven van anderen en leidt daarmee tot gevoelens van onveiligheid. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de oplichting van Otto. Het handelen van verdachte heeft er mede toe geleid dat Otto goederen heeft geleverd zonder dat daarvoor werd betaald. Diverse webshops zijn op deze manier opgelicht en hebben als gevolg daarvan grote financiële schade geleden.
Verdachte heeft ter zitting geen verklaring willen afleggen en daarmee geen inzicht willen geven in zijn gedragingen en de gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Hierdoor is het ook moeilijk te peilen of verdachte kan reflecteren op zijn handelen.
Toe te passen sanctiestelsel
Verdachte was ten tijde van de bewezenverklaarde feiten meerderjarig. Op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, maar nog onder de 23 jaar, kan het jeugdstrafrecht worden toegepast als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, die daartoe aanleiding geven.
De rechtbank overweegt dat verdachte na het plegen van onderhavige feiten nog door de rechtbank is veroordeeld volgens het jeugdstrafrecht. Inmiddels is ruim twee jaar verstreken sinds het plegen van de feiten en verdachte is thans bijna 21 jaar oud. Daarnaast heeft verdachte sinds hij uit jeugddetentie is vrijgekomen, nadat hij eerst dakloos was, zelf een woonplek geregeld. Ook heeft verdachte ter zitting aangegeven dat hij geen begeleiding meer wil van de Reclassering en dat hij alles zelf wil regelen. De rechtbank ziet hierin een mate van zelfstandigheid van verdachte en tevens geen ruimte meer voor pedagogische beïnvloeding. Overigens zijn er geen omstandigheden die aanleiding geven om over te gaan tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 24 januari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Na het ontstaan van de huidige verdenking is verdachte in totaal twee keer veroordeeld door de meervoudige kamer en de politierechter te Amsterdam. Daarmee houdt de rechtbank rekening conform artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbankoverweegt als volgt.
In beginsel zijn de feiten ernstig genoeg om aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke straf op te leggen. De rechter zal echter rekening houden met het feit dat de feiten inmiddels van ruim twee jaar geleden zijn, verdachte first offender was en nu hard bezig lijkt te zijn om zijn leven op orde te krijgen. Vanuit een ander vonnis loopt nog een proeftijd met meerdere bijzondere voorwaarden zodat nog een voorwaardelijke strafoplegging geen toegevoegde waarde heeft. De rechtbank neemt in aanmerking dat indien onderhavige feiten gelijktijdig waren behandeld door de rechtbank op de zitting van september 2020 een langere onvoorwaardelijke straf was opgelegd, gelet op de oriëntatiepunten voor soortgelijke zaken. Ook gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat nog een (onvoorwaardelijke) consequentie moet volgen. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 63, 140 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
oplichting
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van oplichting
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 70 (zeventig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 35 (vijfendertig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Dinjens, voorzitter,
mrs. H.M. Patijn en V. Zuiderbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. Scherphof, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2022.
[…]