ECLI:NL:RBAMS:2022:1959

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 april 2022
Publicatiedatum
13 april 2022
Zaaknummer
13.728087.19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing tot terroristisch misdrijf door minderjarige verdachte via social media

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die werd beschuldigd van opruiing tot terroristische misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 16 november 2017 en 26 november 2019 via social media, waaronder Telegram en Instagram, opruiende teksten en beelden heeft verspreid die aanzetten tot geweld en terroristische activiteiten, specifiek in verband met de Islamitische Staat (IS). De rechtbank heeft de zaak behandeld achter gesloten deuren, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De officieren van justitie, mrs. R. Bosman en S.A. van de Vliet, hebben een strafeis gedaan, waarbij zij een voorwaardelijke werkstraf hebben gevorderd. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 100 uren, met een proeftijd van één jaar, en heeft daarbij rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een sociale angststoornis. De rechtbank heeft benadrukt dat de opruiing via social media zeer verwerpelijk is en kan leiden tot verdere radicalisering en terroristische activiteiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13-728087-19
Datum uitspraak: 12 april 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 29 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs.
R. Bosman en S.A. van de Vliet (hierna gezamenlijk aangeduid als de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door
[persoon 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en [persoon 2] , namens de Jeugd- & Gezinsbeschermers (hierna: DJGB) naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat:
Hij in de periode van 16 november 2017 tot en met 26 november 2019 heeft opgeruid tot het plegen van terroristische misdrijven door filmpjes met opruiende teksten en beelden openbaar te maken en te verspreiden en ten behoeve van die openbaarmaking en verspreiding in voorraad te hebben, onder andere door middel van het beheren van, dan wel lidmaatschap van, social media kanalen. Het gaat onder andere om filmpjes met aanslagen en executies waarin strijdliederen te horen zijn met een oproep om aanslagen te plegen voor de Islamitische Staat (hierna: IS) en om zogenaamde ongelovigen de keel door te snijden en te doden.
(artikel 131 en 132 Wetboek van Strafrecht)
De tenlastelegging wordt als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft partiële vrijspraak gevorderd ten aanzien van de gedragingen die gepleegd zijn in 2017. Verdachte kan pas sinds het begin van 2018 als medebeheerder worden aangemerkt van het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’.Er is sprake van wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich in de periode van januari 2018 tot aan zijn aanhouding op 26 november 2019 schuldig heeft gemaakt aan opruiing. Daarnaast kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte geschriften en afbeeldingen heeft verspreid of ter verspreiding in voorraad heeft gehad, waarin tot een terroristisch misdrijf (dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf) wordt opgeruid. Dit terwijl hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat in de afbeeldingen/bestanden zodanige opruiing voorkomt. Gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] waarmee hij verschillende Telegram kanalen beheerde en daar overleg over voerde, is er ook sprake van medeplegen voor zover de tenlastelegging betrekking heeft op Telegram.
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit en zij heeft dit standpunt - kort gezegd - als volgt onderbouwd. In juni 2018 is verdachte uit het niets beheerder gemaakt van het Telegram kanaal ‘
Millaatoe-Ibrahiem’door medeverdachte [medeverdachte 1] . Zij kwamen met elkaar in contact via Instagram en het begon allemaal vrij onschuldig. Op een gegeven was verdachte verzeild geraakt in de onlinewereld. Ook werd hij toegevoegd aan een whatsapp groep
‘Deen of Allah’, terwijl het niet zijn bedoeling was geweest om in deze groepen te zitten of de kanalen op Telegram te onderhouden. Ten tijde van het ten laste gelegde was hij 14 jaar oud. Hij heeft een angststoornis en hij was in die tijd vooral in zichzelf gekeerd. Hij was op zoek naar een uitlaatklep voor de onvrede die hij op internet zag over de oorlog in Irak. Hij wist niet waar Islamitische Staat (IS) voor stond en hij begreep ook de inhoud van de – in de Arabische taal gezongen – strijdliederen niet, die hij op WhatsApp in de groep
‘Deen of Allah’had gedeeld. Verdachte heeft de ten laste gelegde berichten voor de kick gedeeld. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte een terroristische oogmerk had. Daarnaast is niet voldaan aan de voor opruiing vereiste openbaarheid. Verdachte heeft de drie mediabestanden in een privé chat gestuurd aan medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte had geen invloed op de gedragingen van anderen. Ook voor het onderdeel medeplegen dient vrijspraak te volgen. Er was geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Dit leidt, volgens de verdediging, tot de conclusie dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om anderen aan te zetten tot enig strafbaar feit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Algemene overwegingen
Op 21 september 2017 werd een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam “13Amble”. In dit onderzoek is op 3 juli 2018 [medeverdachte 2] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 2] ) en op 16 oktober 2018 Ahmed [medeverdachte 1] (hierna: medeverdachte [medeverdachte 1] ) aangehouden voor het opruien tot het plegen van terroristische misdrijven middels social media. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd genoemd als beheerder van het Telegram kanaal
“Islam4Holland”en medeverdachte [medeverdachte 1] als beheerder van het Telegram kanaal
“Millaatoe-Ibrahiem”.Beide kanalen waren sinds 16 november 2017 actief en zij zouden gebruikt zijn om jihadistische propaganda te verspreiden.
Op 7 mei 2019 heeft de politie een ambtsbericht ontvangen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) dat in het digitaal beslag van dit onderzoek een persoon voorkwam die gebruik maakte van de naam
‘ [gebruikersnaam] ’. Deze persoon werd geïdentificeerd als [verdachte] (hierna: verdachte). Verdachte zou in contact staan met de hiervoor genoemde medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Ook zou hij op 3 september 2018 gezegd hebben dat hij naar
Sham(de rechtbank begrijpt: onder andere de regio Syrië/Libanon/Israël) wilde gaan. Op 26 november 2019 is verdachte aangehouden en heeft er een doorzoeking inclusief een netwerkzoeking plaatsgevonden in zijn woning. Kort samengevat bevestigen de onderzoeksresultaten de inhoud van het ambtsbericht. Uit de veiliggestelde data komt naar voren dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] in de periode van 6 juni 2018 tot en met 15 oktober 2018 met elkaar in contact hebben gestaan. In hun communicatie komt naar voren dat verdachte een Instagram account heeft met de username
“ [gebruikersnaam] ”en de bijnamen
“ [bijnaam 1] ”en
“ [bijnaam 2] ”gebruikt. Op 16 oktober 2018 is medeverdachte [medeverdachte 1] gehoord door het onderzoeksteam. Hij heeft onder andere verklaard dat verdachte ook verantwoordelijk is voor de berichten die op het Telegram kanaal “
Millaatoe-Ibrahiem”zijn gedeeld/geplaatst, omdat hij medebeheerder was van dit kanaal.
Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij een account had op Instagram met de naam
‘ [gebruikersnaam] ’voordat hij actief werd op Telegram. In de bio (de rechtbank: afkorting van biografie, de plek waar een korte omschrijving van de Instagramgebruiker geplaatst kan worden, waarin ook - als enige mogelijke plek - een url geplaatst kan worden) van dit Instagram account heeft hij een link geplaatst naar een video op YouTube met de naam
‘In defence of the prophet phub’.In mei 2018 is hij door medeverdachte [medeverdachte 1] benaderd om samen een kanaal te maken op Telegram voor het delen van islamitische kennis. Hij is toen medebeheerder geworden van het kanaal
“Millaatoe-Ibrahiem”.Verdachte heeft bekend op Telegram de ten laste gelegde afbeeldingen en video’s - die betrekking hebben op de periode na mei 2018 - te hebben gedeeld. Ook heeft hij bekend 19 strijdliederen (nasheeds) te hebben gedeeld in de WhatsApp groep
“Deen of Allah”en drie mediabestanden in een privé chat te hebben gestuurd naar het Telegramaccount van medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachte heeft aangegeven dat hij in 2017 niet actief was op Telegram en dat hij in oktober 2018 de Telegram-app heeft verwijderd. Hij kan daarom niet verantwoordelijk worden gehouden voor berichten op het Telegram kanaal
“Millaatoe-Ibrahiem”uit 2017 en na oktober 2018. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat het strafbaar was wat hij deed en dat het niet zijn bedoeling was om aan te zetten tot een terroristisch misdrijf. Hij zat in een slechte periode en hij wilde op social media zijn boosheid uiten.
Opruiing tot terroristisch misdrijfAllereerst moet worden beoordeeld of met het plaatsen van het ten laste gelegde materiaal wordt aangezet tot een terroristisch misdrijf. De rechtbank zal bij deze beoordeling niet ingaan op alle afzonderlijk ten laste gelegde uitlatingen en of deze op zichzelf beschouwd opruiend zijn. Doorslaggevend is de vraag wat de strekking is van de uitlatingen in samenhang bezien (vgl. HR 24 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:447).
De rechtbank stelt vast dat materiaal bestaat uit verschillende video’s, afbeeldingen en strijdliederen waarin de gewapende strijd en het martelaarschap worden verheerlijkt, wordt opgeroepen om IS te steunen en om geweld tegen ‘het westen’ te gebruiken. Dit gebeurt op een zodanige wijze, dat iemand er daardoor toe gebracht zou kunnen worden deel te nemen aan de gewapende strijd in Syrië of Irak of aanslagen te plegen in ‘het westen’. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat de strekking van het materiaal – in samenhang bezien – opruiend van aard is en dat daarin wordt aangezet tot een terroristisch misdrijf.
Opzet
De rechtbank acht de verklaring van verdachte - dat hij niet wist dat hij iets strafbaars deed omdat hij de inhoud en/of strekking van de berichten dan wel de ideologie van IS niet kende- ongeloofwaardig. Het is een feit van algemene bekendheid waar IS voor staat of stond, namelijk het willen stichten van het kalifaat en/of het omverwerpen en /of het vernietigen van westerse democratieën en hun vertegenwoordigers. Daarbij worden de gewapende strijd en het martelaarschap verheerlijkt. Bij nader doorvragen bleek verdachte ook goed te weten waar IS voor staat. Zo heeft hij verklaard dat IS ‘grond wil pakken’, dat zij een Islamitische staat wil oprichten, dat hij weet wat Sharia betekent, namelijk Islamitische wet, dat zij (de rechtbank begrijpt IS) dat willen bereiken met geweld en dat IS video’s maakt omdat zij angst wil zaaien. Daarbij blijkt het uit de namen en aanduidingen die hij heeft gekozen op zijn social media accounts die allen betekenissen hebben in de islam –
[bijnaam 2] , [bijnaam 1] , [bijnaam 3]- en
‘ [gebruikersnaam] ’en koos hij voor IS-gerelateerde profielfoto’s op zijn account. Tot slot zit in het dossier een aantal chatgesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] waaruit blijkt dat verdachte wist dat het beheren van het kanaal illegaal was. Zo schrijft [medeverdachte 1] op 23 augustus 2018 in een WhatsApp chat waarin zij het over Instagram hebben die hun accounts verwijdert, aan verdachte: “
Geen hete dingen erop plaatsen dan. (…) het is niet dat je de hele tijd gebanned wordt door Instagram maar je krijgt ook meer problemen met de staat enzo. Want volgens de staat verheerlijk jij de positie van de mujahideen[de rechtbank: Islamitische strijders]
, dat is je goed recht ook, maar volgens de staat niet.”. [verdachte] antwoordt daarop: “
ja man, anders AT”. Op de zitting heeft verdachte gezegd dat AT staat voor arrestatieteam. En in de whatsapp groep “Deen of Allah”, waarin [verdachte] op 23 augustus 2018 18
Nasheedsheeft geplaatst, schrijft iemand als reactie “
je gaat AT voor je deur krijgen”. De rechtbank komt op grond van bovenstaande tot de conclusie dat verdachte de inhoud en strekking van de berichten begreep en wist dat het om opruiende berichten ging. Door het plaatsen van het ten laste gelegde materiaal in de applicaties Instagram, Telegram en WhatsApp heeft verdachte op zijn minst voorwaardelijke opzet gehad op opruiing tot een terroristisch misdrijf.
Openbaarheid
Anders dan de verdediging heeft bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank ook aan het vereiste van openbaarheid voldaan, met uitzondering van de 18 strijdliederen die verdachte in de WhatsApp groep ‘Deen of Allah’ heeft gedeeld (zoals ten laste gelegd onder ad B) en de drie mediabestanden die verdachte via zijn Telegramaccount ‘ [gebruikersnaam] ’ heeft verstuurd naar [medeverdachte 2] (zoals ten laste gelegd onder ad D).
Voor wat betreft de WhatsApp groep het volgende. Deze WhatsApp groep bestond uit acht leden en naar het oordeel van de rechtbank zijn de berichten die daarin zijn gedeeld uitsluitend gericht geweest tot deze acht (kennelijk gelijkgestemde) leden en niet beschikbaar geweest voor een groter publiek. Anders dan bij de andere social media kanalen heeft de politie ook niet eenvoudig toegang kunnen krijgen tot deze groep of deze berichten en is de chat met daarin de
Nasheedspas na onderzoek in de telefoon van de verdachte in beeld gekomen.
Voor wat betreft de drie mediabestanden blijkt uit het dossier niet dat deze voor iedereen toegankelijk waren. Deze waren immers in een privé chat met medeverdachte [medeverdachte 2] rechtstreeks naar hem gestuurd.
Ten aanzien van het overige materiaal - te weten al het materiaal dat in het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’is geplaatst en de link naar een video op YouTube met de naam
‘In defence of the prophet phub’via de bio op Instagram - oordeelt de rechtbank dat door het plaatsen van uitingen op social media deze in de openbaarheid worden gebracht. Het internet kan worden aangemerkt als een openbare plaats, mits het publiek toegang heeft tot de internetpagina waar de teksten zijn weergegeven (zie onder meer: HR 5 juli 2011, NJ 2011/325) . Aan deze voorwaarde is voldaan. Het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’had tientallen volgers en ook een verbalisant kon zich op dit kanaal van verdachte zonder moeite abonneren. Hieruit leidt de rechtbank af dat de Telegram-kanalen in beginsel voor iedereen toegankelijk waren. Daar komt bij dat verdachte, samen met beheerders van andere Telegram kanalen, de links van hun kanalen met elkaar en op elkaars kanalen deelden. Door het delen van de links kon een groter publiek worden bereikt en dat was ook juist de bedoeling ervan. Uit een proces-verbaal van de politie blijkt verder dat het, hoewel het Instagram kanaal van verdachte privé was en zijn berichten daardoor niet te zien waren, de link in de ‘bio’ niet was afgeschermd en dus eenvoudig kon worden gebruikt door de verbalisant. Ook deze video was naar het oordeel van de rechtbank dan ook voor iedereen toegankelijk.
Verspreiding van opruiende berichten
Zoals hierboven uiteengezet volgt de rechtbank het betoog van de verdediging niet dat verdachte het (tot een terroristisch misdrijf) opruiende karakter van het tenlastegelegde materiaal niet kende. Door de verspreiding daarvan op het Telegram kanaal ‘Millatoe-Ibrahiem’, de WhatsApp groep ‘Deen of Allah’ en het Instagram kanaal ‘ [gebruikersnaam] ’ heeft verdachte in grote en kleine kring ruchtbaarheid gegeven aan deze berichten. Dat verdachte naar eigen zeggen niet iemand wilde aanzetten tot het plegen van aanslagen doet niet af aan de strafbaarheid van de verspreiding van dergelijke opruiende berichten. Voor de strafbaarheid op grond van artikel 132 Wetboek van Strafrecht doet het er immers niet toe doet of de verspreiding enig resultaat heeft gehad.
Daarbij komt dat de
Nasheedsdie verdachte in de WhatsApp groep heeft geplaatst op zijn telefoon stonden, waarmee ook is komen vast te staan dat hij bestanden in voorraad had om te verspreiden. De rechtbank komt ten aanzien van de
Nasheedsdus wel tot bewezenverklaring van het cumulatief/alternatief ten laste gelegde ‘ter openbaarmaking en verspreiding in voorraad hebben’ in de zin van artikel 132 Wetboek van Strafrecht. Anders dan voor het delict van artikel 131 Wetboek van Strafrecht is daarvoor immers niet vereist dat het daadwerkelijk tot openbaarmaking is gekomen.
Vrijspraak van het tenlastegelegde onder ad D
Ten aanzien van de drie mediabestanden - zoals ten laste gelegd onder ad D - die verdachte op 22 juni 2018 via zijn Telegramaccount ‘ [gebruikersnaam] ’ heeft verstuurd naar het Telegramaccount van medeverdachte [medeverdachte 2] , is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verdachte de berichten heeft verspreid, omdat verspreiden het distribueren van meer dan één exemplaar betreft. Het versturen naar één individueel account in een privé chat valt hier volgens de rechtbank niet onder. Voorts kan uit het dossier niet worden afgeleid dat verdachte deze bestanden ter openbaarmaking of verspreiding in voorraad heeft gehad. De rechtbank zal daarom verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging volledig vrijspreken.
Medeplegen
Uit het onderzoek blijkt dat het eerste bericht op het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’op 16 november 2017 is geplaatst. Dit was een kanaal waarbij alleen de beheerders berichten konden plaatsen. Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 1] dit kanaal in 2017 heeft aangemaakt en dat hij toen de enige beheerder was. Op een gegeven moment, ergens mid-2018, heeft [medeverdachte 1] verdachte medebeheerder gemaakt. Vanaf dat moment had verdachte als beheerder toegang tot de berichtengeschiedenis vanaf 16 november 2017 en kon hij deze berichten verwijderen en verder verspreiden. Dat hij van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, blijkt ook uit het tapgesprek van 1 april 2018 tussen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . In dit gesprek zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] boos op de beheerder [bijnaam 1] (één van de bijnamen van verdachte), omdat hij alle berichten heeft verwijderd. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de berichten die vanaf 16 november 2017 op het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’zijn gedeeld. Dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] als medebeheerders van het Telegram kanaal, blijkt ook uit een chat op Telegram van 18 juli 2018. Medeverdachte [medeverdachte 1] schrijft aan verdachte:
‘Ik heb het gevoel dat je denkt dat ik je gebruik met dat Telegram kanaal, want jij plaatst veel meer dan ik. Ik wil even zeggen dat het kanaal gewoon van jou is en dat jij er ook alles mee kan doen als je wilt’.Verdachte antwoordt daarop met:
‘Ik denk dat nooit’.Op 9 augustus 2018 bericht medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte dat hij een nieuw kanaal heeft gemaakt en dat verdachte ook weer de beheerder is.
Gelet op de inhoud van deze gesprekken concludeert de rechtbank dat er sprake is van een gezamenlijke uitvoering. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben intensief samen gewerkt en zij hebben elkaar op de hoogte gehouden van de recente ontwikkelingen met betrekking tot het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’. De rechtbank is van oordeel dat de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest om de kwalificatie medeplegen te rechtvaardigen. Mede gelet op mogelijkheid die verdachte als beheerder had om bestaande berichten in het kanaal te verwijderen of te verspreiden, is de rechtbank verder van oordeel dat hij ook voor berichten die niet door hem op het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibrahiem’zijn geplaatst, verantwoordelijk is te houden als medepleger van openbaarmaking en verspreiding daarvan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 16 november 2017 tot en met 26 november 2019 te Amsterdam en/of te Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, in het openbaar, door middel van afbeeldingen, heeft opgeruid tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid terroristische misdrijven inhoudt, door middel van:
A) het beheren van een kanaal op social media (Telegram) met de naam
‘Millaatoe Ibraahiem’en
C) het beheren van een kanaal op social media (Instagram) onder de gebruikersnaam
‘ [gebruikersnaam] ’,
ad A)
waarbij verdachte en zijn mededaders vervolgens op dit kanaal berichten en afbeeldingen en filmopnames hebben geplaatst en/of gedeeld en/of verzonden, waaronder:
1) op 30 november 2017 een bericht gepost/geplaatst in het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibraahiem’met de tekst:
“Vrees Allaah! Voorwaar, Allaah is met degenen die vrezen en die rechtvaardig zijn! Wees streng in deze zaak en doe niet lief tegen ze! Bespaar geen een van de moeshriekeen die de moslims hebben lopen afslachten! Maak er liever een voorbeeld van! Wie je ook vastlegt die zich tegen Allaah heeft verzet, denkend dat hij het goed heeft gedaan, vermoord ze dan! [Al-Bidaya wa-Nihayahl]”en
2) op 5 december 2017 een bericht gepost/geplaatst in het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibraahiem’met de tekst:
“Het is maar een enkele keer om gedood te worden en om te sterven, dan is het eer die nooit zal eindigen, pas op voor het verlaten van een enkele handbreedte land totdat je het tot een inferno hebt gemaakt voor de criminele koeffaar. Hinder hen, beleg hen en wacht hen op elke buitenpost. Shaykh Aboe Hassan al Moelmaadjier (Hafidhalzoellaali)”en
3) op 1 mei 2018 een bericht gepost/geplaatst in het Telegram kanaal
‘Millaatoe-Ibraahiem’betreffende een filmopname waarin onder meer de navolgende tekst wordt getoond:
‘Destroy every Taaghoet. And light your roasting fire. Train soldiers by any means. Draw breath by any means. Vernietig elke Taaghoet. En steek jou brandende vuur op. Train soldaten op alle mogelijke manieren. Trek adem in op alle mogelijke manieren.’en
ad C)
waarbij verdachte in de bio van dit Instagram account een link heeft geplaatst naar een video op YouTube met de naam
“In defence of the prophet phub”,waarin onder meer een preek is te horen voorzien van een Engelstalige ondertiteling waarin een anti Westerse boodschap wordt verspreid en het martelaarschap wordt verheerlijkt onder meer met de navolgende passage:
“Thus when he became certain that they were truthful, he showed them Abu JahTs place, they dashed towards him like arrows ripping the lines of the soldiers and attacked and killed him. they then returned to the beloved sallallahu alaihi wasallam each one of them happly saying: “I Killed The Enemy Of Allah!” WHO WILL ANSWER THE ENEMIES OF ALLAH TODAY’! WHO WILL ANSWER THEM!”,
waarin de gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak en strijders van deze strijd en de martelaarsdood en terroristische groeperingen/organisaties worden verheerlijkt, en waarin mede hierdoor telkens (impliciet) wordt opgeroepen tot toepassing van geweld tegen tegenstanders van IS/ISIS/ISIL en vijanden van Allah en andersdenkenden/ andersgelovigen/ongelovigen en tot het deelnemen aan de gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak, terwijl het deelnemen aan die strijd het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt;
en
in de periode van 16 november 2017 tot en met 26 november 2019 te Amsterdam en/of Heemskerk, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meerdere afbeeldingen en (audio/visuele) bestanden waarin tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, terwijl datgeen waartoe wordt opgeruid terroristische misdrijven inhoudt, heeft verspreid en/of om te verspreiden in voorraad heeft gehad, terwijl hij wist dat in de afbeeldingen en audio/visuele bestanden zodanige opruiing voorkomt, (lid 2)
immers
A) hebben verdachte en zijn mededaders een kanaal op social media (Telegram) beheerd met de naam
‘Millaatoe Ibraahiem’en
B) is verdachte onder meer lid geworden van een groepschat in de applicatie WhatsApp genaamd
‘Deen of Allah’en heeft in deze groepschat meerdere audiobestanden geplaatst/gedeeld en
C) heeft verdachte het kanaal op social media (Instagram) onder de naam
‘ [gebruikersnaam] ’beheerd en
ad A):
waarbij verdachte en zijn mededaders op dit kanaal berichten en afbeeldingen en filmopnames hebben geplaatst en/of gedeeld en/of verzonden, waaronder
1) op 30 november 2017 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe-Ibraahiem’ met de tekst:
“Vrees Allaah! Voorwaar, AlIaah is met degenen die vrezen en die rechtvaardig zijn! Wees streng in deze zaak en doe niet lief tegen ze! Bespaar geen een van de moeshriekeen die de moslims hebben lopen afslachten! Maak er liever een voorbeeld van! Wie je ook vastlegt die zich tegen Allaah heeft verzet, denkend dat hij het goed heeft gedaan, vermoord ze dan! [Al-Bidaya wa-Nihayah]”en
2) op 5 december 2017 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe-Ibraahiem’ met de tekst:
“Het is maar een enkele keer om gedood te worden en om te sterven, dan is het eer die nooit zal eindigen, pas op voor het verlaten van een enkele handbreedte land totdat je het tot een inferno hebt gemaakt voor de criminele koeffaar. Hinder hen, beleg hen en wacht hen op elke buitenpost. Shaykh Aboe Hassan al-Moehaadjier (Hafidhahoellaah)”en
3) op 1 mei 2018 een gepost/geplaatst bericht in het Telegram kanaal ‘Millaatoe lbraahiem’ betreffende een filmopname waarin de navolgende tekst wordt getoond
: “Destroy every Taaghoet. And light your roasting fire. Train soldoers by any means. Draw breath by any means. Vernietig elke Taaghoet. En steek jou brandende vuur op. Train soldaten op alle mogelijke manieren. Trek adem in op alle mogelijke manieren”en
ad B)
waarbij verdachte op 23 augustus 2018 meerdere audiobestanden heeft geplaatst in voornoemde groepschat in de applicatie WhatsApp bevattende een of meerdere nasheeds, strijdliederen, en toespraken, waaronder:
1) een Arabischtalige nasheed getiteld
“What a Victory for the One Who Truly Receives Martyrdom”, betreffende een uitgave uit 2014 van Ajnad Media, een officieel mediakanaal van IS bestaande uit een lofzang op de martelaren en een uitweiding over de beloning die de martelaren wacht in het Paradijs met onder andere de navolgende tekst:
“Hij, die het martelaarschap eerlijk heeft bereikt, heeft overwonnen. De zonden worden uitgewist als het bloed druipt. En als bloemen die lekkere geuren geven; ruiken zijn wonden naar Muskus. En hun zielen leven lang en gelukkig in de buik van geluksvogels’en
2) een Arabischtalige nasheed getiteld
“Wij hebben slimheid, boosheid”,betreffende een uitgave van Ajnad Media, een officieel mediakanaal van IS, bestaande uit onder meer een lied waarin de strijders worden bezongen en geprezen en wordt opgeroepen tot de strijd, de daden van de strijders zijn zichtbaar voor iedereen, met onder meer de navolgende teksten:
“Wij zijn de weergaloze Leeuwen van de geschiedenis
Wij breken ijzer met onze vastberadenheid
Als de oorlog met de melodie van kogels komt
Komen wij de ongelovigen straffen
Waarlijk de dood is hun uitweg”
en
“En in de oorlog ligt de glorie, daar schuilt de waardigheid
Kom op voor de eeuwigheid. Kom op mijn broeder
Verlaat het pad van lusteloos luiheid
Als de oorlog uitbreekt, zijn wij de kwelgeest
Met het zwaard verbranden wij de slechteriken
En tussen de duisternis uit het universum
Onze zwaarden snijden vijanden scherp
En onze daden schitteren kelder door het land
Door tawhid eenheid van God) en door een zwaard dat leidt naar het rechte pad
O mijn mensen, sta op, sta op om met de zwaarden te slaan”
en
3) een Arabischtalige nasheed getiteld “Wees zoals zij waren” met onder meer de navolgende teksten:
“Wees zoals zij waren.. wees meedogenloos naar de vijanden
Hun leven was een jihad... uw leven bestond altijd uit overgave
Ze zijn gestorven voor de zaak van God... ze onderwierpen zich niet noch bang zijn
Ze zochten geen hulp bij ongeloof... hun religie is altijd beschermend
Degene die hun zag zei: ‘Ze zijn krankzinnig, maar de passie naar de Heer is waanzinnig.”
De liefde van de Barmhartige is doden en vechten, niet zwijgen en stilzitten”.
en
“Hun liefde bestaat uit een offer van bloed...
Jouw liefde bestaat uit overvloedige tranen
Hun zorg is het promoten van een religie...
Jouw zorg is dat altijd je maagje gevuld is.
Hun nacht bestaat uit bidden...
jouw nacht is altijd absurd
Hun dag bestaat uit het steken met messen...
Jouw dag bestaat uit een tedere wereld
Je bent verachtelijk geworden...
Bij God, je bent minder dan dit
Zij hebben tuinen van Aden... en zij hebben een eerlijk bestaan”.
en
4) een Arabischtalige nasheed getiteld
“Zeg, er is geen god dan God, oh nachtelijke gesprek van speren”,betreffende een uitgave van Ajnad Media, een officieel mediakanaal van IS, met onder meer de navolgende teksten
“Zeg hallelujah.... Roep allahu akbar... en wees trots, want de beloofde evacuatie is aangebroken. Zeg hallelujah... hallelujah... met de conversatie van speren Roep allahu akbar... roep alluha akbar... de afwezigheid is langdurig geweest
Nu is het de tijd voor mijn wraak en antwoord, dus hef je hoofd boven de wolken
Regen ze met tegenslagen en rampen, haast hun dood”
en
“En steek de lemmeten van bajonetten in de voorhoofden en halzen... in voorhoofden en halzen.
Verpletter ze, roofze, want de beloofde evacuatie is aangebroken
Verjaag de alliantie van de delinquenten, laat ze ellende en kwelling proeven.
Beleger ze, dood ze, goot ze in de riffen”.
en
Ad C)
waarbij verdachte in de bio van dit Instagram account een link heeft geplaatst naar een video op YouTube met de naam
“In defence of the prophet phub”, waarin onder meer een preek is te horen voorzien van een Engelstalige ondertiteling waarin een anti Westerse boodschap wordt verspreid en het martelaarschap wordt verheerlijkt onder meer met de navolgende passage:
“Thus when he became certain that they were truthful, he showed them Abu JahTs place, they dashed towards him like arrows ripping the lines of the soldiers and attacked and killed him. they then returned to the beloved sallallahu alaihi wasallam each one of them happly saying: “I Killed The Enemy Of Allah!” WHO WILL ANSWER THE ENEMIES OF ALLAH TODAY’! WHO WILL ANSWER THEM!”,
waarin de gewelddadig Jihadstrijd in Syrië en Irak en strijders van deze strijd en de martelaarsdood en terroristische groeperingen/organisaties worden verheerlijkt, en waarin telkens (impliciet) wordt opgeroepen tot toepassing van geweld tegen tegenstanders van IS/ISIS/ISIL en vijanden van Allah en andersdenkenden/andersgelovigen/ongelovigen en tot het deelnemen aan de gewelddadige Jihadstrijd in Syrië en Irak, terwijl het deelnemen aan die strijd het plegen van een terroristisch misdrijf inhoudt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9. Motivering van de straf

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 1 jaar. Het komende jaar dient verdachte zich te houden aan de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en de bijzondere voorwaarde dat hij zijn medewerking verleent aan alle hulpverlening en/of begeleiding die noodzakelijk wordt geacht door DJGB.
De raadsvrouw kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie. Zij heeft verzocht om bij de strafmaat vooral rekening te houden met de schending van de redelijke termijn. Gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht had deze zaak veel eerder opgepakt moeten worden door het Openbaar Ministerie. Dit is niet gebeurd en inmiddels loopt verdachte al drie jaar in de schorsing. In de afgelopen periode heeft hij laten zien dat hij bereid is om zich positief te ontwikkelen. Zo heeft verdachte zich gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden. Hij gaat naar school, hij heeft een bijbaan en hij is niet meer in beeld gekomen bij de politie. Er is daarnaast sprake van eendaadse samenloop van de feiten, waardoor er volgens de verdediging geen ruimte meer over is voor het opleggen van een onvoorwaardelijke straf. Tot slot heeft de raadsvrouw wat betreft het reclasseringstoezicht door DJGB zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in het openbaar door afbeeldingen en video’s opruien tot terroristische misdrijven. Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opruiing door deze afbeeldingen te verspreiden. Hij heeft een kanaal beheerd op social media waar werd opgeroepen tot de gewapende strijd, tot moord op ongelovigen en waarop IS-strijdliederen te zien waren. Het verheerlijken en oproepen tot moorden in naam van IS is zeer verwerpelijk en kan er toe leiden dat meer mensen zich aansluiten bij IS en er meer gruwelijke moorden of aanslagen worden gepleegd. Daarnaast voedt de wetenschap dat mensen zich met deze vorm van opruiing bezighouden, de angst voor terroristische misdrijven in de samenleving.
Ook is aan opruiing kwalijk dat kwetsbare en beïnvloedbare jongeren, gaan kiezen voor de gewelddadige jihad, die als heroïsch wordt neergezet. Nu verdachte deze afbeeldingen en video’s heeft gedeeld en heeft geprobeerd deze filmpjes en afbeeldingen onder de aandacht te brengen van een zo groot mogelijke groep geïnteresseerden, heeft hij een bijdrage geleverd aan de propagandamachine van IS.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 maart 2022 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verdachte wordt dan ook aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt, waaronder:
  • Het psychologisch rapport Pro Justitia, opgemaakt door D. van Luijk, GZ-psycholoog en J. Volders, forensisch milieuonderzoeker, op 16 november 2020;
  • het rapport van DJGB van 17 maart 2022;
  • de adviesbrief van de Raad van 17 maart 2022.
In het persoonlijkheidsonderzoek van 16 november 2020 komen
de deskundigentot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte sprake van een sociale angststoornis. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, is het op basis van de informatie die bekend is, aannemelijk dat de (sociale) angststoornis van enige invloed is geweest op het ten laste gelegde. Verdachte lijkt zijn angst en sociaal onvermogen te compenseren via het actief zijn op social media: hier kan hij zijn mening uiten zonder belemmerd te worden door de angsten die hij in het directe contact (face-to-face en telefonisch) ervaart. Aangezien aannemelijk is dat er verband is tussen het ten laste geleden en de sociale angststoornis, wordt, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen.
De kans op gewelddadige recidive op korte termijn, indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en zonder interventies, wordt, zonder interventie, als matig geschat.
Het risico op gewelddadig extremisme wordt, zonder interventies, eveneens matig geacht, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht.
Geadviseerd wordt om verdachte, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, te blijven ondersteunen vanuit het Landelijk Steunpunt Extremisme (LSE) enerzijds. Anderzijds zijn er diverse punten van zorg in de ontwikkeling van verdachte, waarvoor meer specifieke hulp noodzakelijk wordt geacht. Zo is er bij verdachte sprake van een sociale angststoornis waarvoor binnen de GGZ specialistische hulp geboden kan worden, bijvoorbeeld in de vorm van cognitieve gedragstherapie. Daarnaast wordt geadviseerd om, in verband met de verwaarlozende opvoedingsomstandigheden, meer zicht te krijgen op de dagelijkse gang van zaken thuis en de ouders op een cultuur sensitieve wijze te ondersteunen bij het vormgeven van opvoeding. Als laatste vormt de schoolgang en vrije tijdsbesteding aandachtspunten vanwege de sociale angststoornis, maar ook vanwege het intelligentieprofiel (verdachte presteert op beneden gemiddeld intelligentie niveau, waarbij verbaal begrip en werkgeheugen gemiddeld zijn ontwikkeld en verdachte daarom overschat kan worden). Om de hulpverlening zoals hierboven geadviseerd geen controlerend karakter te geven, is het van belang dat het toezicht op het handelen en functioneren van verdachte bij een externe instantie blijft, zoals nu het geval is in de vorm van de jeugdreclassering. Zo houden het LSE, de GGZ en de opvoedingsondersteuning hun handen vrij om zich te richten op de inhoud en kan de reclassering de overzicht houden met betrekking tot het naleven van de regels en afspraken.
De Raadkan zich vinden in de bevindingen van de psycholoog. Verdachte heeft een angststoornis en ten tijde van het ten laste gelegde kreeg hij weinig ondersteuning van zijn ouders. Inmiddels gaat het veel beter met hem. Het reclasseringstoezicht door DJGB is in beginsel niet (meer) noodzakelijk om de recidive te voorkomen, maar de betrokkenheid van een 18-plus coach kan hem wel helpen als hij ergens tegenaan loopt. De Raad heeft vooralsnog geadviseerd om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met alleen de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
DJGBis het eens met het advies van de Raad; een voorwaardelijke werkstraf past meer bij de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In de afgelopen jaren heeft hij zich positief ontwikkeld. Er zijn geen nieuwe politiemeldingen en LSE heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van extremistische ideologieën. Hij is beleefd en respectvol in de communicatie met zijn begeleiders en hij is goed bereikbaar. DJGB ziet - gelet op de positieve samenwerking en de meerderjarigheid van verdachte - geen pedagogische meerwaarde meer om aan het voorwaardelijke deel van de straf reclasseringstoezicht te verbinden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden - met name door schending van de redelijke termijn, door de verminderde toerekeningsvatbaarheid en gelet op het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan waar de officier van justitie bij haar strafvordering vanuit is gegaan - er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uur vindt de rechtbank meer passend. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat het ten laste gelegde is ontstaan vanuit gevoelens van boosheid en verdriet. Hij zat niet goed in zijn vel door het overlijden van zijn grootouders en hij ervaarde veel stress voor school vanwege de angst zijn huiswerk niet op tijd af te kunnen krijgen. Verdachte had naar zijn gevoel niemand om zich heen om over zijn gevoelens te praten en zo is hij in de onlinewereld terecht gekomen. Inmiddels gaat het beter met hem. Hij heeft zich gehouden aan alle schorsingsvoorwaarden en de samenwerking met zijn begeleider van DJGB verloopt zeer positief. Verdachte weet nu dat hij hulp moet zoeken als hij ergens tegenaan loopt. Hij zou het liefst willen dat het huidige reclasseringstoezicht nog een jaar doorloopt, zodat hij zijn begeleider van DJGB kan benaderen als het even niet goed met hem gaat. De rechtbank vindt het van belang dat verdachte volwassenen om zich heen heeft die hij vertrouwt en die hem kunnen helpen/ondersteunen met het voortzetten van de juiste stappen richting de toekomst als dit nodig blijkt. De rechtbank zal daarom aan de voorwaardelijke werkstraf toezicht en begeleiding door DJGB verbinden, met een proeftijd van 1 jaar.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 47, 55, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 131 en 132 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
in het openbaar bij afbeelding tot enig strafbaar feit opruien, terwijl het strafbare feit waartoe wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, meermalen gepleegd,
en
een afbeelding waarin tot enig strafbaar feit wordt opgeruid, verspreiden en om verspreid te worden in voorraad hebben, terwijl hij weet dat in de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, terwijl het strafbare feit waartoe bij afbeelding wordt opgeruid een terroristisch misdrijf inhoudt, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen, onder aftrek van de dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Beveelt dat
deze werkstrafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
1 (één) jaaronder de algemene voorwaarde dat veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zijn medewerking verleent aan alle hulpverlening en/of begeleiding die de Jeugd- & Gezinsbeschermers noodzakelijk acht.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan de Jeugd- & Gezinsbeschermers tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. A.S. Dogan en M.H.W. Franssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 april 2022.
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]
[...]