Op 5 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Osnabrück in Duitsland. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij georganiseerde diefstallen gepleegd in Duitsland tussen 25 mei 2017 en 25 juli 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Tijdens de openbare zitting op 22 maart 2022 heeft de raadsman van de opgeëiste persoon betoogd dat het EAB niet genoegzaam is, omdat de betrokkenheid van zijn cliënt bij de feiten niet duidelijk zou zijn. De officier van justitie heeft echter aangevoerd dat de feiten, pleegplaats en pleegdatum voldoende zijn omschreven in het EAB. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte is van de beschuldigingen tegen hem.
De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld. Gezien het feit dat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW, heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.