ECLI:NL:RBAMS:2022:1936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
13.314501.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van aanranding van twee slachtoffers in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee gevallen van aanranding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting, maar dat zijn raadsman wel aanwezig was, zij het zonder uitdrukkelijke machtiging om de verdediging te voeren. De rechtbank heeft de zaak vervolgens buiten aanwezigheid van de verdachte behandeld en direct uitspraak gedaan.

De beschuldigingen betroffen aanrandingen van twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], op respectievelijk 7 december 2020 en 2 november 2020 in Amsterdam. De officier van justitie meende dat de feiten bewezen konden worden, onderbouwd door de verklaringen van de slachtoffers en getuigen. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte als dader aan te wijzen. De rechtbank kon niet vaststellen dat de verdachte de persoon was die de aanrandingen had gepleegd, ondanks de verklaringen van de slachtoffers.

De rechtbank concludeerde dat er geen duidelijke link was tussen de verdachte en de daden die hem ten laste waren gelegd. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte de dader was, en daarom sprak de rechtbank hem vrij van de beschuldigingen. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer 1], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat er aan de verdachte geen straf of maatregel was opgelegd. De kosten werden door beide partijen zelf gedragen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.314501.20
Datum uitspraak: 29 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.S. Levinsohn. Verdachte was niet op de zitting aanwezig. Zijn raadsman was wel aanwezig, maar was niet uitdrukkelijk gemachtigd om de verdediging te voeren. Omdat de dagvaarding geldig is en goed is uitgereikt heeft de rechtbank de zaak buiten de aanwezigheid van verdachte behandeld. De rechtbank heeft direct uitspraak gedaan.

2.De beschuldiging

Verdachte wordt – kort weergegeven – beschuldigd van:
1. Aanranding van [slachtoffer 1] op 7 december 2020 te Amsterdam;
2. Aanranding van [slachtoffer 2] op 2 november 2020 te Amsterdam.
De tenlastelegging is opgenomen in de bijlage.

3.Vrijspraak

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide feiten kunnen worden bewezen. Aangeefster [slachtoffer 1] herkende de man die haar had aangeraakt als een zwerver die vaak bij haar in het portiek lag. Zij had een tijdje geleden gemeld dat deze man zich bevredigde in het portiek. Destijds is degene die zich aan het bevredigen was in het portiek gecontroleerd en dat was verdachte. Verdachte is aangehouden in dezelfde straat als waar [slachtoffer 1] woonde. Verdachte zegt zelf dat hij de dag van de aanranding van [slachtoffer 1] daar in de buurt boodschappen heeft gedaan.
Aangeefster [slachtoffer 2] beschrijft de persoon die aan haar zat als een meneer met trolley. Die avond is iemand staande gehouden met een trolley die voldeed aan het signalement en in de buurt was van waar meldster woonde. Ook dit bleek verdachte te zijn. Er is tweemaal aangifte gedaan in dezelfde tijd van hetzelfde gedrag. Dat ondersteunt elkaar.
3.2.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 is er een aangifte van [slachtoffer 2] en een ondersteunende getuigenverklaring van de vader van [slachtoffer 2] , die maken dat de verklaring van [slachtoffer 2] geloofwaardig is. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat datgene wat zij heeft verklaard is gebeurd.
De rechtbank ziet echter onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de dader is.
Het dossier bevat een mutatierapport van 2 november 2020, waarin staat dat een persoon met een trolley is gecontroleerd, maar niet is vast te stellen wanneer die controle precies heeft plaatsgevonden. De omstandigheid dat de politie aan [slachtoffer 2] heeft medegedeeld dat zij ‘degene’ hebben gevonden, is ook onvoldoende om te concluderen dat die persoon verdachte is geweest. Er is op grond van het dossier geen duidelijke link te maken tussen (het door [slachtoffer 2] opgegeven signalement van) de dader en de persoon met een trolley die is gecontroleerd. Zo bevat het dossier geen proces-verbaal van die controle.
Overigens heeft er geen (foto)confrontatie plaatsgevonden tussen aangeefster en de verdachte, terwijl dat wel mogelijk was geweest.
Ten aanzien van feit 1 bevat het dossier meer bewijs. Naast de aangifte van [slachtoffer 1] die de dader herkent als een haar bekende zwerver, waarover zij meerdere meldingen heeft gedaan, bevat het dossier een mogelijke herkenning door een verbalisant. Verbalisant [verbalisant ] verbaliseert namelijk dat zij een tijdje geleden – de rechtbank kan niet vaststellen wanneer precies – naar aanleiding van een melding van [slachtoffer 1] dat een man in haar portiek masturbeerde, een controle heeft uitgevoerd in de portiek en dat zij toen verdachte heeft aangetroffen. De rechtbank is echter niet bekend met de inhoud van die melding van [slachtoffer 1] van destijds. Het dossier bevat geen proces-verbaal van die melding. Ook is er geen proces-verbaal waaruit blijkt wat de verrichtingen en bevindingen van verbalisant [verbalisant ] op dat moment precies waren. Het enige wat de rechtbank op basis van het dossier kan vaststellen is dat verbalisant [verbalisant ] naar aanleiding van een melding van [slachtoffer 1] ter plaatse is gegaan. Nu er geen informatie is over de specifieke melding die [slachtoffer 1] destijds heeft gedaan kan niet worden geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat de man uit de melding van destijds en de dader in de huidige zaak beiden verdachte zijn. Met andere woorden, nu er geen duidelijke link is tussen verdachte en de man waarover melding was gedaan en evenmin een duidelijke link tussen de dader van de aanranding en verdachte, heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte de dader is.

4.De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij,
[slachtoffer 1] , niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en N. Aandewiel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 maart 2022.
Bijlage - tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 7 december 2020 te Amsterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het in de avond en/of terwijl het buiten donker was (omstreeks 19.30 uur), onverhoeds en/of in een onoplettend moment benaderen van [slachtoffer 1] terwijl zij op haar telefoon keek, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken en/of betasten van (de binnenkant) van de rechterlies van die [slachtoffer 1] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 2 november 2020 te Amsterdam, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het in de avond en/of terwijl het buiten donker was (omstreeks 18.00 uur), onverhoeds en/of in een onoplettend moment benaderen van die [slachtoffer 2] terwijl zij voorovergebukt stond om haar fietsverlichting uit te
zetten, [slachtoffer 2] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het aanraken en/of betasten van de billen van die [slachtoffer 2] ;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )