Op 29 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van het Openbaar Ministerie tot uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die een gevangenisstraf van 30 maanden ondergaat, had zich in de penitentiaire inrichting (PI) misdragen, wat leidde tot de oplegging van disciplinaire straffen. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende stukken, waaronder reclasseringsadviezen en eerdere beslissingen omtrent de vordering tot uitstel.
De rechtbank oordeelde dat de veroordeelde zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf ernstig had misdragen, met meerdere disciplinaire straffen als gevolg. De officier van justitie had verzocht om een uitstel van de voorwaardelijke invrijheidstelling met 90 dagen, maar de rechtbank besloot om de vordering voor 30 dagen toe te wijzen. Dit besluit werd genomen met het oog op de mogelijkheid dat de veroordeelde zich in de komende periode kan verbeteren en opnieuw in aanmerking kan komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling.
De rechtbank benadrukte dat, hoewel er geen recente incidenten waren, de eerdere misdragingen voldoende grond vormden voor het uitstel. De veroordeelde had de kans om zijn gedrag te verbeteren en de rechtbank gaf aan dat hij over twee weken opnieuw beoordeeld zou worden in een multidisciplinair overleg. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken.