ECLI:NL:RBAMS:2022:1934

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2679
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wissing van persoonsgegevens in het kader van de Treiteraanpak en rechtmatigheid van verwerking

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de wissing van persoonsgegevens van eiseres in het kader van de Treiteraanpak. Eiseres had verzocht om wissing van haar persoonsgegevens die verband hielden met deze aanpak, maar verweerder, het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam, heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwerking van de persoonsgegevens van eiseres rechtmatig was, omdat deze noodzakelijk was voor de uitvoering van een taak van algemeen belang, namelijk het bestrijden van intimidatie in de woon- en werkomgeving. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat haar privacy ernstig werd geschonden en dat de verwerking van haar gegevens onterecht was, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verwerking van de persoonsgegevens in overeenstemming was met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en dat er geen grond was voor wissing van de gegevens. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/2679

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. M. van Viegen),
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. M.I. Houben).

Procesverloop

Met het besluit van 6 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres tot wissing van haar persoonsgegevens die zien op de Treiteraanpak op grond van artikel 17, eerste lid, van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) afgewezen.
Met het besluit van 21 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2022.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Amsterdam is in 2013 gestart met de Treiteraanpak om intimidatie in de woon- en werkomgeving tegen te gaan. De Treiteraanpak vloeit voort uit het op 13 november 2012 door het college vastgestelde Actieplan de Treiteraanpak. Op 1 januari 2013 is het Convenant Treiteraanpak (hierna: Convenant) in werking getreden. Partijen bij dit Convenant zijn de burgemeester van Amsterdam, de voorzitters van de dagelijkse besturen van de afzonderlijke stadsdelen, de hoofdofficier van het arrondissementsparket Amsterdam, de politiechef van de regionale eenheid Amsterdam namens de korpschef van politie, zes woningstichtingen, bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en de William Schrikker Groep. Het Convenant is aangegaan met het doel enerzijds op effectieve en integrale wijze tot een aanpak van treiteren of intimidatie in de woon- of werkomgeving te komen en anderzijds de privacy van de betrokkenen zo veel mogelijk te waarborgen. In het Convenant zijn onder meer bepalingen opgenomen over de verwerking van persoonsgegevens.
1.2.
Eiseres is op 13 mei 2015 opgenomen in de Treiteraanpak. Er bleek namelijk sprake van intimidatie gericht tegen een buurvrouw, [de persoon 1] . [de persoon 1] is vervolgens verhuisd, daarom werd de Treiteraanpak in juli 2016 beëindigd. Eiseres heeft zich vervolgens in december 2016 vermoedelijk schuldig gemaakt aan mishandeling van [de persoon 1] . Daarom is de Treiteraanpak weer voortgezet. Op 8 maart 2018 heeft eiseres verweerder verzocht de persoonsgegevensverwerking in het kader van de Treiteraanpak te beëindigen en de gegevens te verwijderen op grond van artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).
1.3.
Met het primaire besluit heeft verweerder het verzoek van eiseres tot wissing van haar persoonsgegevens die zien op de Treiteraanpak op grond van artikel 17, eerste lid, van de AVG afgewezen.
1.4.1.
Met het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres voldoet volgens verweerder aan de criteria tot verwerking van haar persoonsgegeven op basis van de AVG.
1.4.2.
Volgens verweerder is, zolang de strafrechtelijke procedure nog loopt, geen sprake van een laatste verwerking van de persoonsgegevens en bevindt de Treiteraanpak met betrekking tot eiseres om die reden zich nog in de monitorfase. Het dossier kan daarom niet worden gesloten. De duur van de verwerking van de persoonsgegevens is daarmee noodzakelijk.
1.4.3.
Volgens verweerder is er verder geen sprake van strijd met het motiveringsbeginsel, dan wel met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder heeft op grond van artikel 4:17, tweede en derde lid, van de Awb ook een dwangsom aan eiseres toegekend ter hoogte van € 1.442,- wegens het niet-tijdig nemen van een besluit.
Standpunt van eiseres
2.1.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij ten onrechte in de Treiteraanpak is opgenomen en zij ernstig in haar privacy wordt geschonden. Er bestaan volgens eiseres ernstige bezwaren tegen het feit dat zoveel betrokkenen in het samenwerkingsverband hier zich toegang tot kunnen verschaffen. Eiseres betwist dat er op te mogen vertrouwen dat zij rekening zullen houden met het recht op privacy ingevolge artikel 10 van de Grondwet (Gw).
2.2.
Verweerder heeft verder ten onrechte besloten dat de persoonsgegevens pas vijf jaar na uitstroom van de Treiteraanpak mogen worden verwijderd. Eiseres meent dat sprake is van een ernstige privacyschending. Elke vorm van aftrek of vermindering van de periode van het bewaren van de persoonsgegevens zal deze schending doen matigen. De redenatie dat de strafrechtelijke procedure nog loopt is niet gericht op de (persoonlijke) omstandigheden van eiseres. Het vaststellen dat de zaak zich in de monitorfase bevindt is niet op zijn plaats, omdat eiseres al geruime tijd geen relevante mutaties op haar naam heeft gehad en er op deze manier nimmer een einde aan de onterechte gegevensverwerking komt. Eiseres stelt dat de strafbare feiten die onderdeel uitmaken van het dossier (deels) niet bewezen zijn verklaard. De uitwisseling van gegevens had daarom volgens eiseres moeten worden beëindigd.
2.3.
Daarnaast is sprake van een motiveringsgebrek en een onzorgvuldig onderzoek. Eiseres wenst volledig inzicht te verkrijgen in de gegevensverwerking en sommeert specifiek deze gegevens te verwijderen, dan wel te rectificeren.
Relevante regelgeving
3. Voor het gehanteerde juridisch kader verwijst de rechtbank naar de bijlage die aan deze uitspraak is gehecht en hiervan deel uitmaakt.
Het oordeel van de rechtbank
4. In geschil is of verweerder de persoonsgegevens van eiseres rechtmatig heeft verwerkt en of de verwerking noodzakelijk was.
5. Voor de vraag of de verwerking van de persoonsgegevens in het kader van de Treiteraanpak rechtmatig is in de zin van artikel 6 van de AVG moet voldaan worden aan de voorwaarde genoemd in het eerste lid, onder e, van dat artikel. Dit betekent dat de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de verwerking van de persoonsgegevens noodzakelijk is om de doelen van het Convenant te bereiken, namelijk een gerichte aanpak van intimidatie in de woon- of werkomgeving en op die manier de verbetering van de openbare orde en veiligheid in Amsterdam, een taak waar verweerder mede mee is belast.
6.1.
De rechtbank zal het verzoek van eiseres om wissing van haar persoonsgegevens die zien op de Treiteraanpak en de rechtmatigheid van de verwerking van die persoonsgegevens op basis van deze aanpak bespreken aan de hand van artikelen 5, 6 en 17 van de AVG.
6.2.
Voor de vraag of de persoonsgegevens van eiseres rechtmatig zijn verwerkt (artikel 17, eerste lid, aanhef en onder d, van de AVG) zal de rechtbank allereerst beoordelen of eiseres voldoet aan de vijf criteria die zijn opgenomen in het Convenant voor opname in de Treiteraanpak. De criteria zijn:
herhaaldelijk wangedrag en/of intimidatie;
(bewust) gericht tegen specifieke personen of huishoudens;
speelt zich af in directe woon- of werkomgeving slachtoffer(s);
vermoedelijke veroorzaker is een direct omwonende of persoon uit de buurt;
het slachtofferschap is onbetwist.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres voldoet aan deze criteria. Eiseres heeft door de jaren heen voorafgaand aan de opname van haar gegevens meldingen bij de politie over haar buurvrouw [de persoon 1] (slachtoffer 1) gedaan, waarbij de politie geen van de door eiseres gedane meldingen heeft kunnen vaststellen. Het ging hierbij om meldingen van geluidsoverlast door veel bezoek, aanzetten van de wasmachine in de avond, seksgeluiden, en gesteld drugsgebruik en wapenbezit door de vriend van [de persoon 1] . De politie is vaak naar aanleiding van deze meldingen bij [de persoon 1] ter plaatse gekomen en heeft nooit de door eiseres gemelde situatie geconstateerd. [de persoon 1] , naar verluid mede vanwege de ontstane situatie, is eind 2015 verhuisd door een woningruil te doen met [de persoon 2] (slachtoffer 2). [de persoon 1] is op haar beurt ook last blijven ondervinden van eiseres, zo blijkt uit een melding van [de persoon 1] bij de politie van 18 februari 2016, waarin zij meldt gestalkt te worden door eiseres. Op 5 december 2016 is vervolgens ook sprake geweest van een mishandeling, waarvan zowel [de persoon 1] als eiseres aangifte hebben gedaan.
Ook [de persoon 2] heeft problemen met eiseres ondervonden. Zo heeft [de persoon 2] op 22 juni 2016 aangifte gedaan van huisvredebreuk en vernieling. Ook heeft [de persoon 2] aangegeven veel geluidsoverlast te hebben ondervonden van ruzie binnen het gezin van eiseres.
Andere buurtbewoners van eiseres, namelijk [de persoon 3] (slachtoffer 3), [de persoon 4] (slachtoffer 4) en [de persoon 5] (slachtoffer 5), hebben ook bij de politie meldingen gedaan over en aangiftes gedaan tegen eiseres. Zo heeft [de persoon 3] op 18 december 2015 tegen eiseres aangifte gedaan van bedreiging, heeft [de persoon 5] op 8 maart 2016 aangifte gedaan van stalking en heeft [de persoon 4] op 22 maart 2016 en 19 november 2016 aangifte gedaan van bedreiging. [de persoon 3] heeft in haar aangifte vermeld dat zij telefonisch is bedreigd. Uit onderzoek van de politie bleek later dat dit door eiseres moet zijn gebeurd. [de persoon 4] heeft in haar aangifte van 22 maart 2016 melding gemaakt van mondelinge bedreiging door eiseres en van vernieling van het slotje en het naambordje van de brievenbus, het kapotmaken van fietstassen, het lekprikken van de banden van de fietst en het volspuiten van het slot met lijm. [de persoon 5] heeft voorts in zijn aangifte aangegeven dat hij herhaaldelijk anoniem is gebeld, waarbij een niet verstaanbaar bericht werd ingesproken. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder aan de eerste vier onder 6.2. genoemde criteria voldoet. Verweerder heeft hierbij tevens aannemelijk gemaakt dat het slachtofferschap in een overwegend aantal voor voornoemde situaties onbetwist is, waardoor ook aan het vijfde vereiste is voldaan.
6.4.
Gezien de voorgaande rechtsoverwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat de persoonsgegevens van eiseres rechtmatig zijn verwerkt in het kader van de Treiteraanpak.
7.1.
Op grond van artikel 6, vierde lid, van de AVG moet verweerder onder meer rekening houden met de omstandigheden en de gevolgen van de verwerking voor eiseres.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat de verwerking van de persoonsgegevens bij de Treiteraanpak verenigbaar is met het doel van de verwerking van de gegevens van de specifieke organisaties en de gevolgen voor eiseres, zoals vereist in artikel 6, vierde lid, aanhef en onder a en d, van de AVG. De rechtbank baseert zich hierbij op het doel zoals opgenomen in het Convenant (weergegeven onder 1.1.). Het feit dat eiseres gevolgen ondervindt van deze verwerking, maakt volgens de rechtbank niet dat de verwerking onverenigbaar is met de doelen waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld door de partijen die het Convenant hebben gesloten. In die doelomschrijving is ook het belang van de privacy van de betrokkenen, in dit geval eiseres, een plaats gegeven. Verder schrijft artikel 2 van het Convenant verschillende waarborgen voor over de gegevensverwerking van betrokkenen. Het gaat dan bijvoorbeeld over proportionaliteit en de geheimhoudingsplicht van de deelnemende partijen. De rechtbank is niet gebleken van strijd met deze waarborgen.
De rechtbank kan eiseres ook niet volgen in haar stelling dat de verwerking van haar gegevens ervoor zorgt dat zij zodanig ernstig in haar privacy wordt geschonden dat verweerder niet tot verwerking van haar gegevens had kunnen overgaan. Verweerder was bevoegd tot verwerking van de gegevens van eiseres en heeft bij die verwerking en met inachtneming van het doel van die verwerking (namelijk de bescherming van de woonomgeving van eiseres) het te beschermen belang in dit geval zwaarder kunnen laten wegen dan de gestelde nadelige gevolgen voor eiseres.
8. De rechtbank is verder van oordeel dat de verwerking van de persoonsgegevens ten tijde van het bestreden besluit nog steeds nodig kon worden geacht voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt. In artikel 7 van het Convenant is een bewaartermijn van vijf jaar opgenomen, tenzij een gerechtelijke procedure tot langere bewaring noopt. In dit geval liep er ten tijde van het bestreden besluit nog cassatie tegen eiseres’ strafrechtelijke veroordeling voor de mishandeling van [de persoon 1] . De cassatieprocedure is pas eind 2021 door de Hoge Raad beëindigd. Verweerder heeft toegelicht dat hij de bewaring van de persoonsgegevens in afwachting van de strafrechtelijke procedure proportioneel vindt, omdat de uitspraak in cassatie tot herleving van het intimidatiegedrag kan leiden. De rechtbank vindt dat niet onbegrijpelijk noch onredelijk. Dit betekent dat er naar het oordeel van de rechtbank niet sprake is van een langere verwerking van de persoonsgegevens van eiseres dan nodig is, in de zin van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder a, van de AVG.
Evenmin volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat het verwerken van haar gegevens beëindigd had moeten worden, nu eiseres rechtmatig in de Treiteraanpak was opgenomen en er geen grond bestond voor de conclusie dat de verwerking beëindigd diende te worden. Ter zitting heeft verweerder verder toegelicht dat er recent geen nieuwe meldingen of aangiftes jegens eiseres zijn gedaan. Dit betekent dat er dus ook geen nieuwe gegevens van eiseres zijn verwerkt. Volgens verweerder kan eiseres een nieuw verzoek doen tot wissing van haar persoonsgegevens die zien op de Treiteraanpak. Verweerder zal dit verzoek alsdan op basis van de dan bekende gegevens opnieuw beoordelen. Een mogelijke uitkomst zou dan kunnen zijn dat de bewaartermijn van vijf jaar wordt verkort.
9. Voor zover eiseres heeft gesteld dat sprake is van een motiveringsgebrek en een onzorgvuldig onderzoek, volgt de rechtbank dit standpunt niet. De in het bestreden besluit door verweerder gegeven motivering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende om het bestreden besluit te dragen. Zo heeft verweerder aan alle criteria getoetst voor het rechtmatig verwerken van persoonsgegevens in het kader van de Treiteraanpak en heeft verweerder hierbij ook alle in het dossier beschikbare informatie betrokken. De rechtbank acht hierbij tevens van belang dat al deze beschikbare informatie reeds bij eiseres bekend was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
11. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Verberne, rechter, in aanwezigheid van mr. L.H.J. van Haarlem, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 april 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Bijlage: Juridisch kader

In artikel 1.1 van het Convenant is het volgende bepaald:
“(…) treiteren of intimidatie: herhaaldelijk wangedrag van één of meerdere personen tegen een of meerdere specifieke personen of huishoudens. Dit wangedrag speelt zich af in de directe woon- en of werkomgeving van het slachtoffer waardoor deze geen mogelijkheden heeft om zich aan het wangedrag te onttrekken. Het wangedrag bestaat uit een combinatie van overlast en één of meer strafbare feiten, vaak vernieling en bedreiging, soms geweldpleging. De vermoedelijke veroorzaker of pleger is een direct omwonende of persoon uit de buurt. De incidenten vinden plaats rond de woning/het bedrijf van het slachtoffer, zijn gericht op het slachtoffer en zijn in die zin ‘bewust’ gekozen. Er is sprake van onbetwist slachtofferschap.”.
In artikel 7 van het Convenant is het volgende bepaald:
“Persoonsgegevens die verwerkt worden in het persoonsdossier worden uiterlijk na vijf jaar na de laatste verwerking vernietigd, tenzij een gerechtelijke procedure tot langere bewaring noopt.”.
In artikel 5 van de AVG is het volgende bepaald:
“1. Persoonsgegevens moeten:
a. a) worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is („rechtmatigheid, behoorlijkheid en transparantie”);
b) voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden worden verzameld en mogen vervolgens niet verder op een met die doeleinden onverenigbare wijze worden verwerkt; de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden wordt overeenkomstig artikel 89, lid 1, niet als onverenigbaar met de oorspronkelijke doeleinden beschouwd („doelbinding”);
c) toereikend zijn, ter zake dienend en beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt („minimale gegevensverwerking”);
d) juist zijn en zo nodig worden geactualiseerd; alle redelijke maatregelen moeten worden genomen om de persoonsgegevens die, gelet op de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, onjuist zijn, onverwijld te wissen of te rectificeren (‘juistheid’);
e) worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan voor de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt noodzakelijk is; persoonsgegevens mogen voor langere perioden worden opgeslagen voor zover de persoonsgegevens louter met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden worden verwerkt overeenkomstig artikel 89, lid 1, mits de bij deze verordening vereiste passende technische en organisatorische maatregelen worden getroffen om de rechten en vrijheden van de betrokkene te beschermen (‘opslagbeperking’);
f) door het nemen van passende technische of organisatorische maatregelen op een dusdanige manier worden verwerkt dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, en dat zij onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging (‘integriteit en vertrouwelijkheid’).
2. De verwerkingsverantwoordelijke is verantwoordelijk voor de naleving van lid 1 en kan deze aantonen (‘verantwoordingsplicht’).”.
In artikel 6 van de AVG is het volgende bepaald:
“1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan: (…)
e) de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen; (…)
4. Wanneer de verwerking voor een ander doel dan dat waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld niet berust op toestemming van de betrokkene of op een Unierechtelijke bepaling of een lidstaatrechtelijke bepaling die in een democratische samenleving een noodzakelijke en evenredige maatregel vormt ter waarborging van de in artikel 23, lid 1, bedoelde doelstellingen houdt de verwerkingsverantwoordelijke bij de beoordeling van de vraag of de verwerking voor een ander doel verenigbaar is met het doel waarvoor de persoonsgegevens aanvankelijk zijn verzameld onder meer rekening met:
a. ieder verband tussen de doeleinden waarvoor de persoonsgegevens zijn verzameld, en de doeleinden van de voorgenomen verdere verwerking;
b. het kader waarin de persoonsgegevens zijn verzameld, met name wat de verhouding tussen de betrokkenen en de verwerkingsverantwoordelijke betreft;
c. de aard van de persoonsgegevens, met name of bijzondere categorieën van persoonsgegevens worden verwerkt, overeenkomstig artikel 9, en of persoonsgegevens over strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten worden verwerkt, overeenkomstig artikel 10;
d. de mogelijke gevolgen van de voorgenomen verdere verwerking voor de betrokkenen;
e. het bestaan van passende waarborgen, waaronder eventueel versleuteling of pseudonimisering.”.
In artikel 17 van de AVG is het volgende bepaald:
“1. De betrokkene heeft het recht van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onredelijke vertraging wissing van hem betreffende persoonsgegevens te verkrijgen en de verwerkingsverantwoordelijke is verplicht persoonsgegevens zonder onredelijke vertraging te wissen wanneer een van de volgende gevallen van toepassing is:
a. de persoonsgegevens zijn niet langer nodig voor de doeleinden waarvoor zij zijn verzameld of anderszins verwerkt;
b. de betrokkene trekt de toestemming waarop de verwerking overeenkomstig artikel 6, lid 1, punt a), of artikel 9, lid 2, punt a), berust, in, en er is geen andere rechtsgrond voor de verwerking;
c. de betrokkene maakt overeenkomstig artikel 21, lid 1, bezwaar tegen de verwerking, en er zijn geen prevalerende dwingende gerechtvaardigde gronden voor de verwerking, of de betrokkene maakt bezwaar tegen de verwerking overeenkomstig artikel 21, lid 2;
d. de persoonsgegevens zijn onrechtmatig verwerkt;
e. de persoonsgegevens moeten worden gewist om te voldoen aan een in het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust;
f. de persoonsgegevens zijn verzameld in verband met een aanbod van diensten van de informatiemaatschappij als bedoeld in artikel 8, lid 1.
2. Wanneer de verwerkingsverantwoordelijke de persoonsgegevens openbaar heeft gemaakt en overeenkomstig lid 1 verplicht is de persoonsgegevens te wissen, neemt hij, rekening houdend met de beschikbare technologie en de uitvoeringskosten, redelijke maatregelen, waaronder technische maatregelen, om verwerkingsverantwoordelijken die de persoonsgegevens verwerken, ervan op de hoogte te stellen dat de betrokkene de verwerkingsverantwoordelijken heeft verzocht om iedere koppeling naar, of kopie of reproductie van die persoonsgegevens te wissen.
3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing voor zover verwerking nodig is:
a. a) voor het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en informatie;
b) voor het nakomen van een in een het Unierecht of het lidstatelijke recht neergelegde wettelijke verwerkingsverplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke rust, of voor het vervullen van een taak van algemeen belang of het uitoefenen van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is verleend;
c) om redenen van algemeen belang op het gebied van volksgezondheid overeenkomstig artikel 9, lid 2, punten h) en i), en artikel 9, lid 3;
d) met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden overeenkomstig artikel 89, lid 1, voor zover het in lid 1 bedoelde recht de verwezenlijking van de doeleinden van die verwerking onmogelijk dreigt te maken of ernstig in het gedrang dreigt te brengen;
e) voor de instelling, uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering.”.