ECLI:NL:RBAMS:2022:1924

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
12 april 2022
Zaaknummer
13/314236-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk aanwezig hebben van een vuurwapen en munitie met strafoplegging

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 november 2021 in Amsterdam een vuurwapen en munitie in zijn woning had. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een revolver en bijbehorende patronen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Tijdens de zitting op 22 maart 2022 heeft de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, de vordering ingediend, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.P. Schut, betoogde dat de verdachte dacht een nepwapen te bezitten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk wetenschap had van de aanwezigheid van het wapen en de patronen, en dat hij hierover de beschikkingsmacht had. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij het wapen willens en wetens voorhanden had.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden en 24 dagen, waarvan 3 maanden en 12 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van het feit en de onaanvaardbare risico's die het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt. De verdachte had eerder geen veroordelingen voor vuurwapenbezit, maar zijn strafblad toonde aan dat hij al sinds zijn jeugd in aanraking was gekomen met justitie. De rechtbank hield rekening met het advies van de reclassering, die bijzondere voorwaarden adviseerde, waaronder begeleid wonen. De rechtbank besloot dat de verdachte zich moest houden aan de voorwaarden van reclasseringstoezicht en dat hij zich moest melden bij de reclassering. De rechtbank verklaarde het bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/314236-21
Datum uitspraak: 5 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en wat verdachte en de raadsman van verdachte, mr. T.P. Schut, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, een wapen van categorie III in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet wapens en munitie, te weten een (doorgeladen) revolver (van het merk Bruno Bruni Milano, type revolver, kaliber 0.22 long blanc of 0.22 long rifle) zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorzien van munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4e van de Wet wapens en munitie, te weten een of meerdere patro(o)n(en) (van het merk Cascade Cartridge Ine, kaliber 0.22 rifle), geschikt om te worden verschoten met voornoemde revolver voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Feiten en omstandigheden
Op 18 november 2021 is in de woning van verdachte een revolver van het merk Bruno Bruni Milano en zeven patronen van het merk Cascade Cartridge Ine aangetroffen. De revolver, met daarin de patronen, werd naast het bed in een heuptasje aangetroffen.
Verdachte heeft hierover het volgende verklaard.
Verdachte had het wapen gekregen van een bekende, om mensen af te schrikken. Zijn broer is namelijk betrokken geweest bij een mislukte liquidatie en zijn broer heeft daarover een verklaring afgelegd. Sindsdien wordt zijn broer, maar ook verdachte zelf bedreigd. Verdachte dacht dat hij een nepwapen had gekregen. Dit werd bevestigd toen hij op het internet ging zoeken. Hij heeft niet gezien dat er patronen in het wapen zaten.
3.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit kan worden bewezen op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte er op mocht vertrouwen dat hij een nepwapen in bezit had. Verdachte dacht, na onderzoek op het internet, dat het wapen een alarmpistool betrof en wist daarom ook niet dat hij patronen voorhanden had.
De rechtbank begrijpt dit verweer zo, dat de raadsman zich op het standpunt stelt dat verdachte moet worden vrijgesproken.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de revolver en de patronen en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
Gelet op de verklaring van verdachte, dat hij het wapen had omdat hij bedreigd werd, en omdat de revolver, met daarin de patronen, in de woning van verdachte is aangetroffen, had verdachte daarover ook de beschikkingsmacht.
De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij dacht dat het om een nepwapen ging, ongeloofwaardig en is van oordeel dat verdachte de revolver en de patronen willens en wetens voorhanden heeft gehad, gelet op de dreiging.
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 18 november 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III in de zin van artikel 1 onder 3e van de Wet wapens en munitie, te weten een doorgeladen revolver (van het merk Bruno Bruni Milano, type revolver, kaliber 0.22 long rifle) zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorzien van munitie van categorie III in de zin van artikel 1 onder 4e van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere patronen (van het merk Cascade Cartridge Ine, kaliber 0.22 rifle), geschikt om te worden verschoten met voornoemde revolver voorhanden heeft gehad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage zijn vervat.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf van 6 maanden en 24 dagen, waarvan 3 maanden en 12 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van de in het reclasseringsrapport van 21 maart 2022 geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
7.3
Oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een doorgeladen revolver in zijn woning voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico op het gebruik hiervan en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In Amsterdam vinden regelmatig schietincidenten plaats waarbij nietsvermoedende voorbijgangers en bewoners een groot gevaar lopen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee, alsook het feit dat de revolver doorgeladen was.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte al sinds zijn jeugd geregeld in aanmerking komt met justitie. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor vuurwapenbezit.
Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met het rapport van de reclassering van 21 maart 2022. De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Er zijn zorgen over het sociale netwerk van verdachte en het ontbreken van een zinvolle dagbesteding. Nu de reclassering onvoldoende zicht heeft op de kunde en psyche van verdachte, schat zij deze leefgebieden als recidive-verhogend in. De reclassering vindt het daarom nodig dat, naast het verplichte reclasseringscontact, wordt ingezet op diagnose en behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. Omdat de reclassering ook problemen ziet op het gebied van wonen, adviseert zij als bijzondere voorwaarde eveneens begeleid wonen of maatschappelijke opvang op te leggen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nooit eerder een behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek heeft gehad en hij dit ook niet nodig vindt. Verdachte heeft verklaard mee te willen werken aan het begeleid wonen, omdat een goede woonplek volgens hem de basis is.
De rechtbank vindt gelet op de ernst en de aard van het feit een gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal een deel voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur, omdat – zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard – de dreiging niet over is. De rechtbank hoopt dat verdachte in de toekomst een betere manier vindt om met de dreiging om te gaan.
Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 6 maanden en 24 dagen, waarvan 3 maanden en 12 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarden een meldplicht en begeleid wonen of maatschappelijke opvang opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een onderzoek en behandeling bij een forensisch psychiatrische kliniek.

8.Beslag

De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: revolver (goednummer 6122904), patronen (goednummer 6123043) en het valse briefgeld (goednummer 6122915) dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Gelast de teruggave aan de te naam gestelde van de pasjes (goednummers 6122924, 6122927, 6122928, 6122930), nu deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, en 36c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 (zes) maanden en 24 (vierentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden en 12 (twaalf) dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende algemene voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde:
- zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
- verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zo spoedig mogelijk. Het verblijft duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK revolver (goednummer 6122904);
  • 7 STK patronen (goednummer 6123043);
  • 21 STK papier valse briefjes van € 50,- (goednummer 6122915).
Gelast de teruggave aan de te naam gestelde van de pasjes, te weten [persoon] :
4 STK pasjes (goednummers 6122924, 6122927, 6122928, 6122930).
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 april 2022.
[...]