Beoordeling
5. [gedaagde 1] erkent dat hij vanaf eind 2019 tot oktober 2021 niet in de woning heeft verbleven. Dat is een dermate lange periode van (totale) afwezigheid dat [gedaagde 1] daarmee tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting het gehuurde te gebruiken als woonruimte voor zichzelf en eventuele leden van zijn gezin, daar ook feitelijk te wonen, de woning daadwerkelijk te gebruiken en er onafgebroken exclusief hoofdverblijf te houden. De tekortkoming is dermate ernstig, mede gelet op de grote schaarste aan sociale huurwoningen in Amsterdam en de daaruit voortvloeiende woningnood, dat ontbinding van de huurovereenkomst in beginsel gerechtvaardigd is.
6. [gedaagde 1] voert aan dat ontbinding van de huurovereenkomst niet is gerechtvaardigd omdat hij na zijn jaarlijkse verblijf van één maand in Bangladesh, vanwege de coronapandemie niet kon terugkeren naar Nederland en daarom langere tijd niet op de woning heeft verbleven. Dit zou anders nooit zijn gebeurd want hij heeft hoofdverblijf in het gehuurde.
7. Hoewel vaststaat dat de coronapandemie uitbrak in maart 2020 en [gedaagde 1] toen nog in Bangladesh was – overigens dus ruim langer dan de beweerde maand dat hij daar zou verblijven – kan uit de producties die [gedaagde 1] ter toelichting heeft overgelegd, niet de conclusie worden getrokken dat het gedurende bijna twee jaar achtereen onmogelijk was om terug te keren naar het gehuurde. Uit de stukken, waaronder een reisadvies van 11 juni 2021, volgt immers niet dat ingezetenen van Nederland over de periode vanaf maart 2020 tot oktober 2021 in het geheel niet konden terugkeren naar hun thuisland. Dat is bovendien moeilijk voorstelbaar, nu Nederland zich steeds heeft ingezet om Nederlanders, ook tijdens strenge lockdowns in verschillende landen, zo snel mogelijk terug naar Nederland te laten reizen. Dat dit vanuit Bangladesh anders was heeft [gedaagde 1] niet voldoende toegelicht. Tot slot volgt uit de door Eigen Haard ingebrachte verklaringen, die weliswaar van anonieme getuigen zijn maar wel bij de notaris zijn afgelegd, dat het luchtruim van Bangladesh hooguit drie weken gesloten is geweest in het voorjaar van 2020. Overigens is ook niet gebleken dat [gedaagde 1] zich heeft ingespannen om terug te reizen naar Nederland en heeft hij bovendien Eigen Haard niet op de hoogte gebracht van zijn langdurige verblijf elders, wat redelijkerwijs mag worden verwacht van een huurder die dermate lang afwezig is van de woning, waarvan hij stelt dat hij er hoofdverblijf heeft. Bewijzen waaruit volgt dat [gedaagde 1] , toen vanwege de uitbraak van het coronavirus onverwacht bleek dat hij niet kon terugkeren naar het gehuurde, actie heeft ondernomen of vrienden en familie heeft benaderd om zorg te dragen voor het gehuurde, zijn evenmin overgelegd.
8. Naast de langdurige afwezigheid verwijt Eigen Haard [gedaagde 1] dat hij anderen in de woning heeft laten verblijven zonder toestemming van Eigen Haard. Eigen Haard wijst in dit verband op de verklaring die [naam echtgenoot] aan de medewerkers van Eigen Haard heeft gegeven tijdens hun bezoek op 13 juli 2021 en vervolgens tijdens het gesprek op 20 juli 2021. Deze is duidelijk en consistent en geeft een verklaring voor het feit dat [naam 5] in het gehuurde is aangetroffen tijdens het huisbezoek op 13 juli 2021. Ook verklaart het dat de meerdere bedden in de woning stonden en waarom een neef contact heeft opgenomen met Eigen Haard over een niet werkende verwarming in plaats van [gedaagde 1] zelf.
9. De verklaring van [gedaagde 1] voor het aantal bedden dat is aantroffen in de woning, is daarentegen weinig geloofwaardig is. [gedaagde 1] zou deze hebben klaargezet voor zijn vrouw en zoon, die mee terug zouden reizen naar Nederland. Er zijn echter vijf bedden aangetroffen terwijl het dus zou gaan om drie personen ( [gedaagde 1] , echtgenote en kind). Verder geeft de verklaring van [gedaagde 1] geen reden voor de opgestapelde koffers in de woning en is zijn uitleg over de aanwezigheid van [naam 5] in de woning, te weten dat zij alleen maar in de woning aanwezig was om schoon te maken – kennelijk precies op het moment dat de medewerkers van Eigen Haard langskwamen – niet plausibel, aangezien [gedaagde 1] eerst in oktober 2021 zou terugkeren. De door [gedaagde 1] overgelegde stukken, waaruit volgens hem voldoende blijkt dat hij in de woning hoofdverblijf heeft, overtuigen evenmin. Zij hebben alle betrekking op zaken die direct gelieerd zijn aan het adres van de woning, zoals rekeningen voor water- en energielevering, brieven van de belastingdienst, rekeningen van Ziggo en een pensioenoverzicht. Stukken waaruit kan worden opgemaakt dat hij, vóórdat hij eind 2019 naar Bangladesh vertrok, daadwerkelijk in het gehuurde verbleef en daar exclusief zijn hoofdverblijf had – zoals persoonlijke post, bankafschriften met pintransacties uit de buurt van het gehuurde, bonnetjes van aankopen die zijn gedaan bij winkels in de omgeving of foto’s waaruit blijkt dat zijn leven zich normaliter afspeelt om en nabij het gehuurde – ontbreken. Ten slotte heeft [gedaagde 1] , zoals door Eigen Haard geopperd, geen inzage gegeven in zijn paspoort, waaruit zou kunnen blijken dat hij, zoals hij aanvoert, eens per jaar één maand in Bangladesh verblijft.
10. Eigen Haard heeft gezien het voorgaande en afgezet tegenover het verweer van [gedaagde 1] , voldoende toegelicht dat [gedaagde 1] niet alleen geen hoofdverblijf heeft gehad maar ook dat anderen van de woning gebruik maakten tijdens zijn afwezigheid. Of [gedaagde 1] daarvoor betaald kreeg kan daarbij in het midden blijven.
11. Conclusie is dat [gedaagde 1] is tekortgeschoten in de verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst en dat deze tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst, met haar gevolgen, rechtvaardigt. De gevorderde ontbinding en ontruiming worden dan ook toegewezen. De minder goede gezondheid van [gedaagde 1] brengt daarin geen verandering maar daarmee zal wel rekening worden gehouden bij het bepalen van de ontruimingstermijn.
12. De gevorderde boete wordt niet toegewezen. Het boetebeding van artikel 17.4 van de huurovereenkomst is oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen), nu direct, zodra ook maar sprake is van ingebruikgeving of onderhuur, zonder dat omstandigheden als duur of frequentie meewegen, een bedrag van € 5.000,- aan boete is verschuldigd. De kans is aanwezig dat de overtreding in bepaalde gevallen niet in een redelijke verhouding staat tot de geleden schade. Het beding dient dan ook buiten toepassing te blijven, zodat de boete wordt afgewezen.
13. [gedaagde 1] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.