ECLI:NL:RBAMS:2022:1913

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
11 april 2022
Zaaknummer
13/322465-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na diefstal in een winkel

Op 3 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in een Albert Heijn-winkel te Amsterdam op 29 november 2021. De verdachte, geboren in 1982 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was op dat moment gedetineerd. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. I. Barendregt, de vordering tot bewezenverklaring van de diefstal ingediend. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. I.J.M. de Wit, heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat het ten laste gelegde feit bewezen is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte twee sixpacks Heineken, twee sixpacks Red Bull en een aantal donuts heeft weggenomen met het oogmerk om deze goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen. De rechtbank heeft de strafbaarheid van het feit bevestigd en geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd krijgt voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest. De verdediging heeft verzocht om een kortere duur van de maatregel.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte heeft een lange strafblad en is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de recidive van de verdachte te stoppen en om de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de maximale termijn van twee jaar, zonder aftrek van de tijd in voorarrest, en heeft geen aanleiding gezien om de noodzaak van de voortzetting van de maatregel na een jaar te toetsen. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/322465-21
Datum uitspraak: 3 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1982,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieadres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Barendregt en van wat verdachte, zijn raadsvrouw mr. I.J.M. de Wit en
mevrouw [persoon 1], werkzaam bij GGZ Reclassering Inforsa, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 29 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, in/uit een winkel, te weten de Albert Heijn, gelegen aan de [locatie],
- twee sixpacks Heineken bier en/of
- twee sixpacks Red Bull en/of
- een 5pack donuts en/of
- een 2pack donuts,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan voornoemde Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen en de bekennende verklaring bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage Ivervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 29 november 2021 te Amsterdam, in de Albert Heijn, gelegen aan de [locatie],
- twee sixpacks Heineken bier en
- twee sixpacks Red Bull en
- een 5pack donuts en
- een 2pack donuts,
toebehorende aan voornoemde Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om die goederen zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar zonder aftrek van voorarrest.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de ISD-maatregel slechts voor de duur van één jaar op te leggen met aftrek van voorarrest. Er is geen zicht op een extramurale fase omdat verdachte geen verblijfsrecht in Nederland heeft. De ISD-maatregel komt daardoor neer op ‘kale’ detentie en dient daarom van beperkte duur te zijn
Indien de rechtbank de ISD-maatregel wel voor de duur van twee jaar oplegt, heeft de raadsvrouw verzocht om te bepalen dat na één jaar de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel door de rechtbank wordt getoetst.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een ergerlijk feit. Het feit veroorzaakt overlast en schade bij de winkelier.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 27 januari 2022, waaruit blijkt dat verdachte sinds 2020 meermalen is veroordeeld voor het plegen van winkeldiefstallen. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavig feit te plegen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het rapport van GGZ Reclassering Inforsa van 10 januari 2022, opgemaakt door [persoon 2]. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in. Betrokkene is naar eigen zeggen sinds december 2019 in Nederland en heeft sindsdien een uitgebreide straflijst opgebouwd. Hij voldoet aan de harde en zachte criteria voor het opleggen van de ISD-maatregel en geadviseerd wordt om de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren op te leggen. Betrokkene heeft geen verblijfsrecht in Nederland of een ander Europees land en heeft op 12 februari 2020 een terugkeerbesluit met licht inreisverbod (IVR) voor de duur van twee jaren opgelegd gekregen. Vanwege zijn ontbrekende verblijfsrecht zal hij worden geplaatst in de landelijke ISD-VRIS voorziening. Aldaar kan hem een realistisch toekomstperspectief worden geboden middels interventies gericht op repatriëring naar en vervolgens re-integratie en resocialisatie in [geboorteland] indien hij hieraan medewerking verleent. Bovendien kan hij, vanwege de automatische beëindiging van zijn licht IVR, twee jaar na zijn uitreizen uit Nederland, desgewenst weer uit [geboorteland] vertrekken naar een van de landen van de Europese Unie, mits hij beschikt over het vereiste visum.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 3 maart 2022 reclasseringswerker
[persoon 1], verbonden aan GGZ reclassering Inforsa te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemd rapport bevestigd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie uit voornoemd rapport en neemt het advies over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de
ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde datum ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Dat verdachte wegens zijn vreemdelingrechtelijke status niet zal kunnen deelnemen aan een extramuraal traject en dat geen sprake kan zijn van resocialisatie in de Nederlandse samenleving brengt niet mee dat van oplegging van de ISD-maatregel moet worden afgezien. De ISD-maatregel is nodig om de aanhoudende recidive van verdachte te stoppen ter bescherming van de maatschappij. De ISD-maatregel zal zijn gericht op terugkeer naar [geboorteland]. Tot die tijd kan binnen de ISD-maatregel een start worden gemaakt met de behandeling van de problematiek van verdachte. Niet is gebleken van klemmende redenen om van het opleggen van de ISD- maatregel af te zien.
Het is van groot belang dat er voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Enerzijds moet de maatschappij optimaal worden beschermd en moet aldus worden toegewerkt naar een beëindiging, althans beperking, van de recidive van verdachte en moet worden gewerkt aan een oplossing voor zijn problematiek. Anderzijds is er voldoende tijd nodig om een verantwoorde terugkeer naar [geboorteland] alle kans van slagen te geven. Verdachte heeft tot nu toe niet meegewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Dit is echter wel nodig om de eerste stap te kunnen zetten naar een toekomst waarin hij, na terugkeer naar [geboorteland] voor twee jaren, de mogelijkheid heeft om zich te vestigen in zijn land van keuze. De rechtbank begrijpt dat verdachte niet terug wil naar [geboorteland], omdat hij daar geen familie en vrienden heeft, maar constateert dat het systeem zo is ingericht.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de ISD-maatregel onvoorwaardelijk en voor de maximale termijn van twee jaren opleggen. De tijd die verdachte al in voorarrest heeft gezeten, wordt daar niet van afgetrokken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel na een jaar te toetsen. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat er niet voortvarend te werk zal worden gegaan. Zoals hiervoor overwogen, komt het de rechtbank voor dat de voortvarendheid van de stappen die gezet moeten worden momenteel met name afhangen van de medewerking van verdachte.
Dit neemt overigens niet weg, dat verdachte (na) zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de rechter kan verzoeken om te toetsen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel noodzakelijk is (artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering).

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
Bepaalt dat de tijd in voorarrest doorgebracht, niet zal worden afgetrokken van de duur van de aan verdachte opgelegde maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter,
mrs. J. Knol en K. Duker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2022.
[...]