ECLI:NL:RBAMS:2022:1888

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
13/752298-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Hongarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 februari 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court of Eger in Hongarije. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Hongarije wordt verdacht van strafbare feiten. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de inhoud van het EAB beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd vanwege onduidelijkheid over de autoriteit die het EAB had uitgevaardigd en de slechte detentieomstandigheden in Hongarije. De rechtbank oordeelde echter dat het EAB was uitgevaardigd door een onderzoeksrechter, wat voldeed aan de eisen van de Overleveringswet. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Hongarije beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat aan de wettelijke eisen was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752298-21
RK nummer: 21/6590
Datum uitspraak: 15 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 10 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juni 2021 door
the District Court of Eger(Hongarije) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres: [adres] , [verblijfsplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 1 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat te Amsterdam.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

3.1
Grondslag EAB
In het EAB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 18 november 2020 uitgevaardigd door
the Police Station of Eger endorsed with a prosecution clause on 18 June 2021 by the District Prosecution of Eger(No. 100010/2101/2019).
Standpunt van de verdediging
De overlevering dient te worden geweigerd omdat onduidelijk is van wie het EAB daadwerkelijk afkomstig is. Uit het EAB onder e) blijkt dat het EAB afkomstig is van de politie met een clausule van officier van justitie. Vervolgens blijkt uit het EAB onder i) dat het EAB is uitgevaardigd door een andere instantie. Het probleem is dat het hierdoor onduidelijk is wie justitiële autoriteit is. Subsidiair dient de zaak aangehouden te worden voor het stellen van nadere vragen zodat duidelijk wordt of het EAB afkomstig is van de politie of rechter.
Standpunt van het openbaar ministerie
Het EAB is ondertekend door een rechter in Hongarije en die kan worden aangemerkt als een rechterlijke autoriteit. Ingevolge het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 1 juni 2016, Bob-Dogi (C241/15, EU:C:2016:385) en Özçelik (10 november 2016, ECLI:EU:C:2016:860) kan een nationaal aanhoudingsbevel van de politie dat door een officier van justitie is bekrachtigd de toets doorstaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB is uitgevaardigd door een onderzoeksrechter van
the District Court of Eger(Hongarije). Een onderzoeksrechter is een rechterlijke autoriteit in de zin van artikel 6 lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ zodat het EAB in zoverre aan de eisen voldoet. De omstandigheid dat het nationale aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door
the Police Station of Eger endorsed with a prosecution clause on 18 June 2021 by the District Prosecution of Eger(Hongarije) leidt dan ook niet tot het oordeel dat het EAB niet door een rechterlijke autoriteit is uitgevaardigd.
3.2.
Inhoud EAB
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Hongaars recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Uit het EAB onder e) blijkt uit feit 1 dat dit ook ziet op het bezit van een luchtgeweer. Dat feit is naar Nederlands recht niet strafbaar.
Met de inwerkingtreding van de Herimplementatiewet is ook artikel 7 OLW gewijzigd.
Voor zover deze bepaling uitvoering geeft aan artikel 4, punt 1, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ brengt een kaderbesluitconforme uitleg van deze gewijzigde bepaling mee dat lid 1 een facultatieve weigeringsgrond bevat met betrekking tot het ontbreken van strafbaarheid naar Nederlands recht van een zogenoemd niet-lijstfeit. [1] Dat betekent dat de rechtbank kan afzien van weigering van de overlevering, ook als niet is voldaan aan het vereiste van de dubbele strafbaarheid.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het voorhanden hebben van het luchtgeweer niet is voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid. De rechtbank ziet in dit geval echter aanleiding om van de weigering van de overlevering af te zien, omdat de andere feiten wel dubbel strafbaar zijn, dit feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft en het feit is begaan in Hongarije. Nu de overlevering voor de tenuitvoerlegging van andere in Hongarije opgelegde vrijheidsstraffen toelaatbaar is, is een gezamenlijke afdoening van de openstaande vrijheidsstraffen in het belang van de opgeëiste persoon te achten. De rechtbank zal mitsdien ook de overlevering voor dit feit toestaan.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Ministry of Justice of Hungary(Hongarije) heeft per brief op 5 januari 2022 de volgende garantie gegeven:
“The Ministry of Justice of Hungary guarantees that[de opgeëiste persoon]shall be returned to the Netherlands upon his request to serve his sentence there, if, following his surrender, a custodial sentence or detention order is imposed on him in Hungary.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon dient te worden geweigerd op grond van artikel 11 van de OLW. De opgeëiste persoon heeft eerder vijf weken vastgezeten in Hongarije en heeft daar ervaren dat de detentieomstandigheden dermate slecht zijn dat de mensenrechten worden geschonden. De opgeëiste persoon moest in Hongarije zijn cel delen met tien mensen en er is slechts één toilet per cel aanwezig. Daarnaast krijgen de gevangenen weinig te eten en maar één uur per dag de kans om te luchten in een ruimte waar nauwelijks beweging mogelijk is. Uit de uitspraak van 22 mei 2020 [2] volgt dat op basis van de rapportages van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) de detentieomstandigheden in Letland geen beletsel vormen voor de overlevering. Dit rapport wordt evenwel gelogenstraft door de ervaringen van de opgeëiste persoon in de gevangenis in Hongarije. Gelet hierop dient primair de overlevering te worden geweigerd en subsidiair te worden aangehouden, zodat nadere vragen kunnen worden gesteld aan de Hongaarse autoriteiten over de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon na een eventuele overlevering terecht zal komen en de detentieomstandigheden aldaar.
De officier van justitie is van mening dat de stellingen van de raadsman niet kunnen leiden tot een ander oordeel dan de uitspraak van de rechtbank op 22 mei 2020 waarin het verweer over de detentieomstandigheden is verworpen [3] . In geen enkel CPT-rapport staat dat gevangenen niet of te weinig te eten krijgen. Er is geen sprake van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op basis waarvan een algemeen gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling aangenomen moet worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van haar eerder uitgezette lijn [4] , te weten dat in het algemeen geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse gevangenissen, nu de raadsman geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in Hongarije naar voren heeft gebracht die duiden op een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Hongarije. Dergelijke gegevens zijn ook niet bij de rechtbank ambtshalve bekend. De persoonlijke ervaringen van de opgeëiste persoon in een Hongaarse detentie-instelling maken dit niet anders.
De rechtbank verwerpt het verweer en ziet dus ook geen aanleiding tot het stellen van nadere vragen over waar de opgeëiste persoon zal worden geplaatst en de detentieomstandigheden waaraan hij na overlevering zal worden blootgesteld, zoals de raadsman heeft verzocht.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 26 en 55 Wet Wapens en Munitie, 3 en 11 Opiumwet en 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
the District Court of Eger(Hongarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 15 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 29 juni 2017, C-579/15, ECLI:EU:C:2017:503 (
2.ELCI:NL:RBAMS:2020:2673.
3.ELCI:NL:RBAMS:2020:2673.
4.ELCI:NL:RBAMS:2020:2673.