ECLI:NL:RBAMS:2022:1881

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
8 april 2022
Zaaknummer
13.104904.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel voor een jeugdige veroordeelde met een problematische verblijfsstatus

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2022 uitspraak gedaan over de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ-maatregel) voor een jeugdige veroordeelde, geboren in 2003, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de niet ten uitvoergelegde PIJ-maatregel alsnog ten uitvoer te leggen, toegewezen. De veroordeelde had zich herhaaldelijk onttrokken aan de behandeling en de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet nageleefd. Ondanks dat de veroordeelde meerdere kansen had gekregen, bleef hij zich onttrekken aan de behandeling en vertoonde hij geen zelfreflectie. De rechtbank heeft overwogen dat de veroordeelde niet in staat was om de vrijheden binnen het ambulante kader te hanteren en dat er geen alternatieven meer voorhanden waren. De rechtbank heeft de mogelijke gevolgen voor de verblijfsstatus van de veroordeelde in Nederland meegewogen, maar kwam tot de conclusie dat intensieve behandeling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de veroordeelde. De beslissing om de PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen is genomen in het belang van de jeugdige en zijn ontwikkeling.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 24 januari 2022, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van 7 oktober 2021, in de strafzaak tegen:

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] voornoemd veroordeeld tot de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel), met bevel dat die maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op twee jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarde heeft nageleefd, dat veroordeelde
  • meewerkt en zich inzet voor intramurale behandeling en een verblijf bij De Catamaran of een soortgelijke instelling, dan wel (ter overbruggingsperiode voor zo lang er nog geen plaatsing bij de Catamaran of soortgelijke instelling kan plaatsvinden) voor een verblijf en een behandeling bij de Koppeling, dit alles zo lang als de GGZE en de William Schrikker Stichting voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de WSS) dat nodig achten en zich zal houden aan alle afspraken en regels die daar gelden;
  • zich houdt aan een contactverbod met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op
[geboortedtutm slachtoffer] (tenzij sprake is van gesprekken in het kader van herstel recht tussen verdachte en het slachtoffer [slachtoffer] ) en de medeverdachten
[medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag medeverdachte 1] 2005 en [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag medeverdachte 2] 2004;
  • gedurende een periode van zes maanden niet op verlof gaat;
  • meewerkt aan het elektronisch toezicht voor de duur die de WSS nodig acht;
  • zich houdt aan een locatieverbod voor heel Amsterdam, met uitzondering van het verblijf bij de Koppeling, voor de duur van de twaalf maanden, tenzij de WSS verdachte schriftelijke toestemming geeft om zich in Amsterdam te bevinden;
  • meewerkt aan een eventuele nabehandeling van een forensisch jeugdteam zoals De Waag of soortgelijke instelling;
  • meewerkt aan andere vormen van hulpverlening die de WSS nodig acht;
  • inzicht geeft in zijn sociale mediagebruik en zijn vriendengroep;
  • zich houdt aan de aanwijzingen van de WSS.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat die niet ten uitvoer gelegde maatregel alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • voormeld vonnis;
  • een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering door de officier van justitie aanstonds na de uitspraak op de terechtzitting aan veroordeelde per post is toegezonden;
  • een Uittreksel Justitiële Documentatie van 24 januari 2022;
  • een brief van de WSS aan de officier van justitie, waarin het reclasseringstoezicht wordt teruggemeld omdat veroordeelde zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden;
  • een brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
18 januari 2022;
  • de vordering tot voorlopige tenuitvoerlegging (vTul) van 24 januari 2022;
  • het proces-verbaal van de behandeling van de vordering vTul door de kinderrechter/rechter-commissaris van 24 januari 2022;
  • het bevel vTul van 24 januari 2022.
De rechtbank heeft op 24 maart 2022 in besloten zitting gehoord de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw mr. C.H. Pentinga, advocaat te Amsterdam, alsmede de heer [naam 1] , namens de WSS, mevrouw [naam 2] namens de Raad, mevrouw
[naam 3] (middels een videoverbinding) namens de Catamaran en de moeder van veroordeelde, bijgestaan door een tolk in de taal Dyula.

De standpunten

De veroordeelde
Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij het jammer vindt dat alles op hem wordt afgeschoven. Als de voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt omgezet in een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel dan wil hij het liefst gelijk het land uit. Als het niet zeker is dat hij in Nederland kan blijven weet hij niet wat hij gaat doen.
De Catamaran
Mevrouw [naam 3] heeft namens de Catamaran naar voren gebracht dat zij in eerste instantie bereid waren veroordeelde nog een kans te geven om terug te keren naar de Catamaran, maar dat een gesprek heeft plaatsgevonden in de JJI waarin veroordeelde geen openheid gaf en evenmin motivatie toonde voor behandeling. In het begin van zijn verblijf bij de Catamaran was het team positief over zijn inzet, maar dit is in de laatste periode veranderd. Zijn gedrag ging steeds meer achteruit, hij was niet eerlijk en er gebeurden dingen die niet volgens de regels waren. Veroordeelde toonde geen zelfreflectie. Deze zelfreflectie toonde hij tevens niet nadat hij was weggelopen van de Catamaran en daarna een tweede intakegesprek heeft plaatsgevonden. Veroordeelde legt de schuld buiten zichzelf dat het traject binnen de Catamaran niet is geslaagd.
Veroordeelde heeft delictanalyse gevolgd. Hij was hier aanwezig, maar stelde zich in de gesprekken niet open op. De bedoeling was om aan de hand van deze delictanalyse te bekijken welke therapieën zouden worden ingezet.
Er is in de tijd dat veroordeelde bij de Catamaran verbleef aandacht geweest voor de stress en spanningen bij hem. Er is toen afgesproken dat hij extra ondersteund zou worden, zodat hij niet meer zou weglopen. Hier werd veroordeelde echter boos over, omdat hij dit als straf ervaarde.
Concluderend is bij veroordeelde onvoldoende bereidheid om aan zichzelf te werken. Binnen een kliniek als de Catamaran is eigen motivatie nodig en daarom is besloten hem niet nog een kans te geven. Na de eerste keer dat veroordeelde was weglopen heeft hij een waarschuwing gekregen, maar toch is hij daarna weer weggelopen. Mogelijk was een kliniek als de Catamaran achteraf niet geschikt voor veroordeelde, vanwege de open setting en omdat het teveel gericht is op eigen motivatie en eigen verantwoordelijkheid.
De WSS
De WSS heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij nauw betrokken zijn geweest bij het proces in de Catamaran. Er is nooit tot een moment van evaluatie gekomen, omdat veroordeelde is weggelopen na zijn eerste officiële waarschuwing. De WSS sluit zich aan bij het advies van de Raad. Mogelijk is een setting als de Catamaran niet geschikt voor hem. Er zijn op dit moment geen andere opties meer. Andere opties voor plaatsing in een behandelsetting waren voor de inhoudelijke behandeling van deze zaak in oktober 2021 al onderzocht. Er is ook overleg geweest met Trajectum, maar daar is een wachtlijst van negen maanden en ze hebben aangegeven dat als de Catamaran geen mogelijkheden voor behandeling meer ziet, zij deze mogelijkheden waarschijnlijk ook niet zullen zien. Het advies is om de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel om te zetten in een onvoorwaardelijke maatregel.
De Raad
Het is een patroon in het leven van veroordeelde dat de hulpverlening blijft steken in de eerste fase. Het lukt hem niet om verdere stappen te zetten. Er is in het verleden veel geprobeerd en het is nodig om nu in te zetten op gedragsverandering. Veroordeelde heeft intensieve behandeling nodig en in andere settingen is dit niet gelukt. Als de verblijfsvergunning van veroordeelde inderdaad wordt ingetrokken na een omzetting van de voorwaardelijke maatregel in een onvoorwaardelijke maatregel, dan is dat zo. Veroordeelde heeft dringend behandeling nodig.
De officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering. Veroordeelde heeft tweemaal een kans gekregen door een voorwaardelijke PIJ-maatregel opgelegd te krijgen in verband met zijn verblijfsstatus, terwijl een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel werd geadviseerd. Dit is niet veel jongeren gegund. Veroordeelde is binnen de Koppeling meermalen weggelopen en ook gerecidiveerd binnen zijn voorwaardelijke PIJ-maatregel. In de huidige strafzaak is hem nog een laatste kans gegeven met een voorwaardelijke PIJ-maatregel met plaatsing en behandeling binnen de Catamaran. Veroordeelde is toen eerst weggelopen naar het treinstation en na een officiële waarschuwing helemaal weggelopen bij de Catamaran. Er is sprake van een terugkerend patroon waar veroordeelde zich onttrekt aan behandeling. Hij is niet in staat om uit risicovolle situaties te blijven en legt de schuld buiten zichzelf. De locatie waar veroordeelde is aangehouden is in Amsterdam, waar hij een gebiedsverbod voor had en hij is aangetroffen met een verdachte die wapens en drugs bij zich had. De behandelmotivatie ligt te laag voor de Catamaran en deze motivatie is nodig om behandeling te laten slagen binnen dit kader. De behandeling is niet voldoende van de grond gekomen. Gelet op de algemene veiligheid en het persoonlijk belang van veroordeelde is de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk om tot behandeling te kunnen komen. Binnen het voorwaardelijke kader zijn al meerdere interventies ingezet en dit heeft niet tot een gedragsverandering geleid. In de laatste twee strafzaken is het verblijfsrecht van veroordeelde groot gewicht toegekend, maar nu is het punt bereikt dat gekeken moet worden naar een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde. Dit kan enkel binnen een residentiële setting als de JJI.
De raadsvrouw van veroordeelde
De raadsvrouw van veroordeelde heeft naar voren gebracht dat veroordeelde slechts enkele maanden in de Catamaran verbleef en dus nog onvoldoende van de behandelingen heeft kunnen profiteren. Het overtreden van de bijzondere voorwaarden kan hem daarom niet volledig worden toegerekend. Dat veroordeelde tijdens zijn behandelingen zich nog niet volledig heeft opengesteld heeft te maken met het feit dat het vertrouwen in zijn behandelaren nog niet voldoende was opgebouwd. Bovendien moet de onttrekking aan behandeling door het weglopen in de context gezien worden waar veroordeelde zich niet gehoord voelde binnen de Catamaran.
Volgens de raadsvrouw van veroordeelde is nog niet voldoende onderzoek gedaan naar alternatieve plekken waar veroordeelde behandeld kan worden. Zo zou Trajectum of Veldzicht nog een mogelijkheid zijn.
Een omzetting van de voorwaardelijke PIJ-maatregel naar de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is niet in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde, omdat hij dan mogelijk zijn verblijfsstatus verliest. Een uitzetting naar Ivoorkust is het meest zwarte scenario voor veroordeelde en daarnaast maakt het feit dat hij mogelijk uitgezet kan worden het verwezenlijken van de behandeldoelen zeer complex.

De beoordeling

Gebleken is dat de veroordeelde vóór het einde van de proeftijd genoemde bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. Gelet op de artikelen 6:6:20 en 6:6:21 van het Wetboek van Strafvordering acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
De rechtbank overweegt dat veroordeelde zijn bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Hij is weggelopen uit de behandelsetting de Catamaran, heeft zijn enkelband doorgeknipt en is aangetroffen in Amsterdam, waar hij een gebiedsverbod voor had. Veroordeelde heeft van de rechtbank tweemaal de kans gekregen om zich te bewijzen binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel en behandeling binnen het ambulante kader, maar is binnen dit voorwaardelijk kader gerecidiveerd en heeft zich meermalen onttrokken aan behandeling. Gesteld kan daarom worden dat de behandeling binnen het ambulante kader niet tot de gewenste gedragsverandering heeft geleid. Veroordeelde heeft meermalen een kans gekregen binnen dit ambulante kader, omdat een oplegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel mogelijk consequenties zou hebben voor zijn verblijfsstatus in Nederland, terwijl eerder door de deskundigen al was geadviseerd een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Het is veroordeelde dan ook heel duidelijk gemaakt dat dit echt zijn laatste kans was.
De rechtbank acht de vraag of een alternatief voorhanden is binnen het ambulante kader thans niet meer relevant. Veroordeelde heeft aangegeven behandeling niet nodig te vinden en derhalve is geen sprake van intrinsieke motivatie die nodig is om behandeling binnen een ambulant kader te laten slagen. Daarnaast heeft veroordeelde door middel van zijn wegloopgedrag laten zien dat hij niet om kan gaan met de vrijheden die hem binnen het ambulante kader zijn geboden. Hij is eerder binnen zijn eerste opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel al weggelopen bij de Koppeling en heeft vervolgens een zeer ernstig nieuw strafbaar feit gepleegd. Tijdens zijn huidige voorwaardelijke PIJ-maatregel is hij tot twee keer toe weggelopen uit de Catamaran. Dat de ambulante behandeling (onvoldoende) van de grond is gekomen, ligt dan ook aan veroordeelde. De rechtbank ziet daarom geen mogelijkheden meer om behandeling binnen het ambulante kader op te leggen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel mogelijk gevolgen kan hebben voor de verblijfsstatus van veroordeelde in Nederland, maar dat dit nog niet vaststaat. De rechtbank heeft deze mogelijk gevolgen zorgvuldig meegewogen in haar beslissing, maar komt niet tot een andere conclusie. Dat de verblijfsvergunning van veroordeelde mogelijk zal worden ingetrokken, doet niet af aan de omstandigheid dat het in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van veroordeelde is dat hij intensieve behandeling krijgt.
De rechtbank ziet gelet op bovenstaande geen andere mogelijkheid dan de eerder voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel ten uitvoer te leggen.

Beslissing

De rechtbank gelast dat de niet ten uitvoer gelegde straf, te weten de maatregel Plaatsing in een Instelling voor Jeugdigen, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd.
Deze beslissing is genomen door:
mr. I.M. Nusselder, voorzitter tevens kinderrechter,
mr. A.K. Mireku en mr. A.G.P. van der Baan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Scherphof, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2022.