ECLI:NL:RBAMS:2022:1861

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
13/343534-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van amfetamine en voorbereiding van drugslab

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van 766 gram amfetamine en het voorbereiden van de productie van amfetamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 december 2021 in Amsterdam werd aangetroffen in een loods waar een drugslab was gevestigd. De politie kwam ter plaatse na een melding van een chemische lucht en ontdekte verschillende chemische stoffen en materialen die gebruikt werden voor de productie van methamfetamine. De verdachte verklaarde dat hij de loods ter beschikking had gesteld aan anderen, maar ontkende te weten dat er drugs aanwezig waren.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 30 maanden had geëist, afgewezen. In plaats daarvan heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in het belang van de verdachte of de maatschappij zou zijn, gezien zijn pogingen om af te kicken van zijn verslaving. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/343534-21 (Promis)
Datum uitspraak: 7 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. T. Fuchs, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – zoals gewijzigd ter terechtzitting, kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan (medeplegen van)
1. de handel in, het maken van en/of het bezit van 766 gram methamfetamine op 23 december 2021 te Amsterdam,
2. het voorbereiden van het maken en/of het invoeren van en/of handel in methamfetamine in de periode van 1 april 2021 tot en met 23 december 2021 te Amsterdam.
De gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 23 december 2021 komt de politie na een melding van een chemische lucht ter plaatse op de [straatnaam] in Amsterdam. Als de politie daar is, gaat het rolluik van de loods op perceelnummer [perceelnummer] open. Verdachte staat in de loods en blijkt degene te zijn die het rolluik heeft opengedaan. Er wordt onderzoek gedaan in de loods en het vermoeden ontstaat dat zich daar een drugslab bevindt. Er worden verschillende chemische stoffen aangetroffen in jerrycans. Ook worden in een aantal jerrycans stoffen aangetroffen die positief testen op methamfetamine. Verdachte verklaart dat hij de huurder is van het pand en dat hij geld heeft gekregen om het pand ter beschikking te stellen aan anderen. Deze personen zouden hier drugs gaan maken. Hij zou niet te hebben geweten dat er methamfetamine in de loods aanwezig was.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van feit 1 kan het medeplegen van het voorhanden hebben van methamfetamine worden bewezen. Verdachte wist van het drugslab en heeft daarom voorwaardelijk opzet gehad op het voorhanden hebben van drugs. Het medeplegen kan worden bewezen omdat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat naast verdachte ook andere mensen in de loods kwamen en wisten van het drugslab.
Ook het medeplegen van het voorbereiden van het bereiden van methamfetamine kan worden bewezen. Verdachte heeft hiertoe voorwerpen en stoffen voorhanden gehad en heeft hiertoe gelegenheid geboden door zijn loods ter beschikking te stellen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Er is onvoldoende bewijs voor dat verdachte de aangetroffen methamfetamine zou hebben bereid of verhandeld. Ook de wetenschap van de aanwezigheid van deze methamfetamine in de loods kan niet worden vastgesteld. Daarom kan ook niet worden bewezen dat verdachte de drugs opzettelijk voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 2 kan in ieder geval niet worden bewezen dat verdachte (kort gezegd) een ander heeft getracht te bewegen om de drugs te bereiden. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht beide tenlastegelegde feiten bewezen op basis van de bewijsmiddelen in bijlage II. De rechtbank overweegt hiertoe in het bijzonder als volgt.
Feiten en omstandigheden
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn loods in april 2021 ter beschikking heeft gesteld aan personen die daar een chemisch lab zouden plaatsen. Dat lab zou bestemd zijn om drugs in te maken. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er ook daadwerkelijk een lab heeft “gedraaid” en dat de spullen in de loods bestemd waren voor dit laboratorium.
De Landelijke Faciliteit Ontmantelen (hierna LFO) heeft onderzoek gedaan in het pand. De voorwerpen en stoffen die in het pand zijn aangetroffen zijn te relateren aan het maken van harddrugs. Ook is een hoeveelheid methamfetamine aangetroffen. De LFO trekt de conclusie dat in de loods op grote schaal methamfetamine is geproduceerd.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte zijn loods ter beschikking heeft gesteld en wetenschap en beschikkingsmacht had over de aangetroffen voorwerpen en stoffen, terwijl hij wist dat dit alles bestemd was om drugs mee te bereiden.
Feit 1 – voorhanden hebben methamfetamine
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er methamfetamine in de loods aanwezig was. De rechtbank is echter van oordeel dat verdachte in ieder geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van methamfetamine. Bij een drugslab dat enige tijd in werking is geweest bestaat de aanmerkelijke kans dat in het lab ook drugs aanwezig zijn. Het kan niet anders dan dat verdachte zich van deze kans bewust was. Door het ter beschikking stellen van zijn loods heeft verdachte deze kans ook aanvaard. Al met al kan op basis van de bewijsmiddelen het voorhanden hebben van 766 gram methamfetamine worden bewezen.
Dat verdachte deze drugs samen met anderen voorhanden heeft gehad op de tenlastegelegde datum, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van het medeplegen hiervan.
Feit 2 – voorbereidingshandelingen
De rechtbank acht op basis van de voornoemde feiten en omstandigheden ook bewezen dat verdachte het bereiden van methamfetamine heeft voorbereid en bevorderd door zijn loods ter beschikking te stellen en samen met anderen voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 23 december 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid methamfetamine (ongeveer 766 gram);
ten aanzien van feit 2:
in de periode van 1 april 2021 tot en met 23 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden van methamfetamine, voor te bereiden en/of te bevorderen
- anderen gelegenheid tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededaders,
opzettelijk
- een loods/bedrijfsruimte, gelegen aan de [straatnaam] [perceelnummer] te Amsterdam gehuurd en ter beschikking gesteld en
- een hoeveelheid jerrycans bevattende (onder meer) (resten) methamfetamine en/of tolueen en/of overige chemicaliën en
- een hoeveelheid (lege) jerrycans en
- een klemdekselvat bevattende chemicaliën en
- 78 liter EAPA en
- 1,5 liter PMK en
- 5000 gram natriumhydroxide en
- 2000 gram wijnsteenzuur en
- 2000 gram citroenzuur en
- 95 gram MAPA
- een of meerdere refluxen en alcoholthermometers en inductiekookplaat en gasflessen en centrifuges en maatbekers en trechters en koffiefilters
voorhanden gehad,
waarvan verdachte en/of verdachtes mededaders wist(en), dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een veel lagere straf opgelegd zou moeten worden dan de officier van justitie heeft geëist. Een voorwaardelijke gevangenisstraf met eventueel een taakstraf zou passend zijn. Verdachte is bezig met afkicken van harddrugs en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou dit proces doorkruisen.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het (samen met anderen) voorbereiden van het bereiden van methamfetamine door een loods ter beschikking te stellen om een drugslab op te zetten. Verdachte heeft daarnaast 766 gram methamfetamine voorhanden gehad. Het productieproces van methamfetamine is een ingewikkeld en heel gevaarlijk chemisch proces. Dit blijkt uit de ongelukken die de laatste jaren in illegale methamfetaminelabs zijn gebeurd, waarbij mensen die daar aan het werk waren om het leven zijn gekomen en gewond zijn geraakt. Het productieproces van drugs levert bovendien grote hoeveelheden schadelijke afvalstoffen op die vaak illegaal worden gedumpt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij in een poging om het lab op te ruimen, chemische stoffen door het toilet heeft gespoeld. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit erg schadelijk is voor het milieu en de rechtbank rekent dit verdachte aan. Verder is algemeen bekend dat synthetische drugs schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze drugs. Methamfetamine is bovendien een schadelijke en sterk verslavende drug. Daarnaast gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met geweld en andere criminaliteit, hetgeen sterk ondermijnend werkt. De rechtbank houdt er rekening mee dat niet is komen vast te staan dat verdachte zelf één van de initiatiefnemers van het drugslab is geweest. Een gelijkwaardige rol als de personen die het lab hebben opgericht of zelfs een leidende rol kan niet worden vastgesteld. Verdachte kan dan ook niet als uitvoerder worden aangemerkt en de rechtbank houdt hier in de strafmaat rekening mee.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 maart 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 11 maart 2022. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van ernstige verslavingsproblematiek. Verdachte gebruikt heroïne en cocaïne. Wel is hij nu een aantal weken clean en is hij naar eigen zeggen gestart met een behandeling bij Recovery Mental Health Care. De reclassering vindt een voorwaardelijke straf met daarbij bijzondere voorwaarden nodig. Onder andere een langdurige klinische opname is noodzakelijk om verdachte van zijn verslaving af te helpen. Verdachte zegt echter niet met alle voorgestelde bijzondere voorwaarden mee te willen werken. De reclassering acht bijzondere voorwaarden alleen zinvol als verdachte ter terechtzitting aan zou geven dat hij alsnog gemotiveerd is om mee te werken met alle bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft verdachte te kennen gegeven dat hij wel gemotiveerd is zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, maar veel moeite heeft met de mogelijkheid dat hij bij een eventuele klinische opname zou kunnen worden verplicht om medicijnen te gebruiken. Daar zou hij dan ook niet aan mee willen werken. Hij heeft verder gezegd dat hij hulp om zich heen heeft verzameld om zijn leven op orde te krijgen. Ook zegt hij sterker dan ooit gemotiveerd te zijn om af te kicken en clean te blijven. Verdachte komt ook op de rechtbank over als iemand die hulp om zich heen kan verzamelen en hij heeft zich daarnaast gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis gehouden aan de voorwaarden van de reclassering.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om, anders dan de officier van justitie heeft geëist, aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank wil verdachte een kans geven om zijn leven ook daadwerkelijk op de rit te krijgen en om af te kicken van zijn verslaving. Het is voor verdachte, maar ook voor de maatschappij, belangrijk dat dit hem lukt. Een gevangenisstraf zou dit proces niet ten goede komen. Al met al vindt de rechtbank een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar passend. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal voor verdachte dienen als stok achter de deur. Hierbij zal de rechtbank echter geen bijzondere voorwaarden bepalen, aangezien de reclassering dit alleen zinvol acht als verdachte gemotiveerd zou zijn voor alle bijzondere voorwaarden en dat is hij niet.
De rechtbank zal het – geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Gasmasker
(Omschrijving: PL1300-2021263786-G6134959, masker)
2. 1 STK telefoon
(Omschrijving: PL1300-2021263786-G6134965, zwart, merk: Apple)
3. 1 STK telefoon
(Omschrijving: PL1300-2021263786-G6135046, Apple)
Het onder 1 genoemde gasmasker is onder verdachte in beslag genomen, maar is blijkens de verklaring van verdachte niet van hem. Omdat dit voorwerp niet voor verbeurdverklaring of onttrekking vatbaar is, zal deze worden bewaard voor de rechthebbende.
De onder 2 en 3 genoemde telefoons zijn onder verdachte in beslag genomen en behoren hem toe. Nu deze niet voor verbeurdverklaring of onttrekking vatbaar zijn, worden deze aan verdachte teruggegeven.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
ten aanzien van feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander gelegenheid tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
en
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de
teruggave aan [verdachte]van:
1. STK telefoon
(Omschrijving: PL1300-2021263786-G6134965, zwart, merk: Apple)
1. STK telefoon
(Omschrijving: PL1300-2021263786-G6135046, Apple)
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1. STK Gasmasker
(Omschrijving: PL1300-2021263786-G6134959, masker)
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en N.T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 april 2022.
[...]