In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 1 mei 2020 het recht van eiser op bijstand in de vorm van een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) ingetrokken en een bedrag van € 32.118,56 aan teveel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van het Bureau voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade, waarin werd gesteld dat eiser onroerend goed in Marokko bezat. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft de zaak op 5 januari 2022 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser betwistte de bevindingen van de Svb en stelde dat het rapport niet toereikend was om te concluderen dat hij de inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de Svb niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser onroerend goed bezat in Marokko. De rechtbank vond dat het rapport onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de Svb niet had aangetoond dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Svb en droeg de Svb op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.600,-. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.