ECLI:NL:RBAMS:2022:1859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
AWB - 20 _ 6988
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking AIO-aanvulling en terugvordering door de Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 1 mei 2020 het recht van eiser op bijstand in de vorm van een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) ingetrokken en een bedrag van € 32.118,56 aan teveel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op een rapport van het Bureau voor Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade, waarin werd gesteld dat eiser onroerend goed in Marokko bezat. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de Svb verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft de zaak op 5 januari 2022 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser betwistte de bevindingen van de Svb en stelde dat het rapport niet toereikend was om te concluderen dat hij de inlichtingenplicht had geschonden. De rechtbank oordeelde dat de Svb niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat eiser onroerend goed bezat in Marokko. De rechtbank vond dat het rapport onvoldoende zorgvuldig tot stand was gekomen en dat de Svb niet had aangetoond dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de Svb en droeg de Svb op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden. Tevens werd de Svb veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.600,-. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/6988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. M.I. L'Ghdas),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. I. Pieterse).
Partijen worden hierna [eiser] en de Svb genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 1 mei 2020 (het primaire besluit I) heeft de Svb het recht van [eiser] op bijstand in de vorm van een Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) over de periode februari 2011 tot en met mei 2020 ingetrokken en een bedrag van € 32.118,56 aan teveel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd.
Met een besluit van 13 november 2020 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 5 januari 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. [eiser] ontvangt een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet. In aanvulling daarop ontving [eiser] bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling op grond van de Participatiewet (Pw).
2. De Svb heeft naar aanleiding van een signaal vermogensonderzoek in Marokko laten uitvoeren door het Bureau voor Sociale zaken van de Nederlandse Ambassade. De conclusie van dit onderzoek is neergelegd in een rapport van 6 november 2018. Uit dit rapport volgt dat [eiser] een huis bezit waar hij ook verblijft op [adres 1] , [woonplaats 1] , Tetouan, hij daarnaast nog twee huizen bezit op [adres 2] en [adres 3] te [woonplaats 2] , Tetouan en ten slotte nog een stuk grond bezit in de commune [naam commune] in Tetouan. Naar aanleiding van deze onderzoeksresultaten is de Svb in Nederland bij [eiser] op huisbezoek geweest. Daarbij is aan [eiser] gevraagd om een machtiging voor onderzoek bij het kadaster in Marokko en het laten uitvoeren van een taxatie. [eiser] heeft de Svb deze machtiging niet gegeven. Met het primaire besluit is daarom het recht op een AIO-aanvulling over de periode februari 2011 tot en met mei 2020 ingetrokken en de teveel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd.
3. Met het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. Volgens de Svb is met het rapport van 6 november 2018 voldoende vast komen te staan dat [eiser] onroerend goed in Marokko bezit. [eiser] heeft dus de inlichtingenplicht geschonden. Omdat [eiser] geen machtiging heeft gegeven voor verder onderzoek kan de Svb de waarde van het vermogen van [eiser] niet vaststellen. De verklaring die [eiser] heeft overgelegd van het kadaster is volgens de Svb gebaseerd op een verklaring van de Belastingdienst dat [eiser] geen onroerend goed heeft of gemeentelijke belasting betaalt. Daarbij zijn er volgens de Svb geen redenen om aan te nemen dat er sprake is van persoonsverwisseling. De Svb stelt ten slotte dat er niet gebleken is van dringende redenen.
Standpunt [eiser]
4. [eiser] licht toe dat er geen sprake is van een schending van de inlichtingenplicht. Volgens [eiser] is het rapport van 6 november 2018 niet toereikend, omdat er niet valt te verifiëren of het ministerie van Binnenlandse Zaken daadwerkelijk heeft bevestigd dat [eiser] onroerend goed bezit. Daarbij is niet zeker dat het om bezittingen van [eiser] gaat. Wegens inadequate administratie blijkt dat vaak sprake is van persoonsverwisselingen. [eiser] heeft bovendien een brief van de National Agency of Land Registry, Cadastre and Cartography (het kadaster) overgelegd waaruit volgt dat hij geen eigendommen bezit in Tetouan. Het is dus niet vast komen te staan dat [eiser] de inlichtingenplicht heeft geschonden.
Wettelijk kader
5. Op grond van artikel 17 van de Pw doet de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
6. Artikel 34 van de Pw bepaalt dat onder vermogen wordt verstaan de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden. De waarde van de bezittingen wordt vastgesteld op de waarde in het economische verkeer bij vrije oplevering.
7. In artikel 47a van de Pw is bepaald dat de Svb het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen tot taak heeft.
8. Op grond van artikel 58 van de Pw vordert de Svb de kosten van bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17 van de Pw.
Het oordeel van de rechtbank
9. Het besluit tot intrekking van de AIO-aanvulling is een voor [eiser] belastend besluit, waarbij het aan de Svb is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de Svb rust. De rechtbank moet beoordelen of de Svb terecht de AIO-aanvulling van [eiser] heeft ingetrokken en een bedrag van € 32.118,56 heeft teruggevorderd.
10. De Svb heeft toegelicht dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser] onroerend goed bezit in Marokko. Volgens de Svb heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken middels een brief aan het Bureau voor Sociale zaken van de Nederlandse Ambassade bevestigd dat [eiser] onroerend goed bezit. De Svb voert aan dat het niet aannemelijk is dat er sprake is van persoonsverwisseling, omdat persoonlijke gegevens zijn overgelegd ten behoeve van het onderzoek. De Svb stelt dat de verklaring uit het door [eiser] overgelegde stuk van het kadaster niet gevolgd kan worden, omdat onroerend goed in Marokko niet geregistreerd hoeft te worden.
11. Naar het oordeel van de rechtbank is de Svb er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat [eiser] onroerend goed bezit in Marokko. De rechtbank vindt dat het rapport van 6 november 2018 van het Bureau voor Sociale zaken van de Nederlandse Ambassade dat de Svb aan het primaire besluit ten grondslag heeft gelegd onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen. De Svb heeft weliswaar ten behoeve van het onderzoek de namen van de echtgenotes en ouders van [eiser] , de geboortedata van de echtgenotes van [eiser] en de geboorteplaats van [eiser] zijn tweede echtgenote overgelegd, maar aan [eiser] is niet om een CIN-nummer gevraagd. Ter verificatie van verstrekte informatie over inkomen en vermogen in Marokko is met name het CIN-nummer van belang. Bovendien is het niet duidelijk geworden op welke wijze het Bureau voor Sociale zaken van de Nederlandse Ambassade de informatie heeft verkregen dat [eiser] onroerend goed zou bezitten, en die informatie is dus niet verifieerbaar. Door het Bureau voor Sociale zaken van de Nederlandse Ambassade is immers niet inzichtelijk gemaakt of zij deze informatie uit bepaalde systemen hebben kunnen halen of dat er bijvoorbeeld een buurtonderzoek is uitgevoerd met getuigenverklaringen. Dit geldt te meer nu [eiser] een stuk heeft overgelegd van het kadaster waarin wordt verklaard dat het eigendom van [eiser] in ieder geval niet is geregistreerd in het kadaster. Ten slotte bevat het rapport ook geen stukken waaruit het eigendom van het onroerend goed van [eiser] blijkt. De rechtbank oordeelt daarom dat de Svb met het verwijzen naar het rapport niet aannemelijk heeft gemaakt dat de inlichtingenplicht is geschonden en aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan. Nu aan de intrekking en terugvordering de schending van de inlichtingenplicht en niet van de medewerkingsplicht ten grondslag is gelegd, heeft de Svb op een onjuiste grond de AIO-aanvulling ingetrokken en teruggevorderd.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de Svb aan [eiser] het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt de Svb in de door [eiser] gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.600,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 541,- en een wegingsfactor 1, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 48,- aan [eiser] te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van [eiser] tot een bedrag van € 2.600,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.J. Harten, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.