Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verkorte overlevering van een opgeëiste persoon aan Kroatië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB was uitgevaardigd door de Kroatische officier van justitie op 9 juli 2021, naar aanleiding van een rechterlijk aanhoudingsbevel van 6 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Kroatië in 1991 en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft in raadkamer verklaard dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft de procesgang in deze zaak besproken, waarbij de opgeëiste persoon op 25 maart 2022 is gehoord. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, en de raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, hebben beiden verklaard dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht en geconcludeerd dat er effectieve rechterlijke bescherming is geboden vóór de overlevering, zoals vereist door de Europese jurisprudentie.
De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de overlevering aan Kroatië moet worden toegestaan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen beletsels zijn die aan de overlevering in de weg staan. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.P.W. Helmonds, in aanwezigheid van griffier I.M.A. de Vries, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.