ECLI:NL:RBAMS:2022:1845

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
13/752108-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkorte overlevering aan Kroatië op basis van Europees aanhoudingsbevel

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verkorte overlevering van een opgeëiste persoon aan Kroatië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB was uitgevaardigd door de Kroatische officier van justitie op 9 juli 2021, naar aanleiding van een rechterlijk aanhoudingsbevel van 6 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Kroatië in 1991 en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft in raadkamer verklaard dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

De rechtbank heeft de procesgang in deze zaak besproken, waarbij de opgeëiste persoon op 25 maart 2022 is gehoord. De officier van justitie, mr. M. Diependaal, en de raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, hebben beiden verklaard dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de grondslag en inhoud van het EAB onderzocht en geconcludeerd dat er effectieve rechterlijke bescherming is geboden vóór de overlevering, zoals vereist door de Europese jurisprudentie.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de overlevering aan Kroatië moet worden toegestaan, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen beletsels zijn die aan de overlevering in de weg staan. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.P.W. Helmonds, in aanwezigheid van griffier I.M.A. de Vries, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752108-21
Datum uitspraak:7 april 2022
Beslissing ex artikel 40 Overleveringswet
naar aanleiding van de verklaring van de opgeëiste persoon ten overstaan van de raadkamer dat hij instemt met zijn onmiddellijke overlevering als verzocht in het ten aanzien van hem uitgevaardigde Europees aanhoudingsbevel (EAB). Dit EAB is uitgevaardigd op 9 juli 2021 door
the Municipal State Attorneyin Karlovac (Kroatië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Kroatië) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De opgeëiste persoon is gehoord in raadkamer op 25 maart 2022, waarna de rechtbank het onderzoek in raadkamer heeft geschorst tot 30 maart 2022 om 13.30 uur 2022. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp en door een tolk in de Kroatische taal.
Het Openbaar Ministerie is vertegenwoordigd door mr. M. Diependaal, officier van justitie.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft in raadkamer verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judicial ruling by Investigative Judge of the County Court of Karlovac (number: kir-206/2021)van 6 juli 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Kroatisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Effectieve rechterlijke bescherming vóór overlevering

Uit het vertaalde EAB volgt dat het nationale aanhoudingsbevel is uitgevaardigd door een rechter op 6 juli 2021 (Investigative Judge of the Court of Karlovac) en dat het EAB is uitgevaardigd door een Officier van Justitie op 9 juli 2021 (mw. Irena Golubic Rajkovic, Municipal State Attorney in Karlovac).
Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie over het dubbele niveau van rechterlijke bescherming volgt “dat een persoon tegen wie met het oog op strafvervolging een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, vóór zijn overlevering aan de uitvaardigende lidstaat een effectieve rechterlijke bescherming moet kunnen genieten op ten minste één van de twee in die rechtspraak vereiste beschermingsniveaus” (HvJ EU 10 maart 2021, C-648/20 PPU, ECLI:EU:C:2021:187 (Svishtov Regional Prosecutor’s Office), punt 47). Aan die voorwaarde is in dit geval voldaan. Het nationale aanhoudingsbevel is immers uitgevaardigd door een rechter.
Nu de beslissing over de uitvaardiging van het EAB is genomen door de Kroatische officier van justitie moet tegen die beslissing een “beroep in rechte” in de zin van OG en PI (HvJ EU 27 mei 2019, C-508/18 en C-82/19 PPU, ECLI:EU:C:2019:456, punt 75) openstaan. Als er in de uitvaardigende lidstaat geen afzonderlijke beroepsmogelijkheid openstaat om de voorwaarden voor de uitvaardiging van het EAB en de evenredigheid daarvan te laten toetsen door een rechter, maar als het mogelijk is om na de overlevering de voortzetting van de voorlopige hechtenis bij de rechter in de uitvaardigende lidstaat te betwisten en als bij die betwisting de onrechtmatigheid van de beslissing tot uitvaardiging van een EAB wordt aangevoerd, dan moet de rechter in de uitvaardigende lidstaat zich bevoegd verklaren om te toetsen of het EAB rechtsgeldig is uitgevaardigd (HvJ 13 januari 2021, C-414/20 PPU, ECLI:EU:2021:4 (MM), punt 73). Uit de questionnaire van Eurojust/EJN volgt dat er geen afzonderlijk beroep is tegen de beslissing tot uitvaardiging van het EAB en de evenredigheid daarvan. Wel blijkt uit die questionnaire dat tegen de detentie op basis van het EAB een rechtsmiddel openstaat.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de opgeëiste persoon na overlevering (in het kader van voormeld rechtsmiddel) zijn voortgezette voorlopige hechtenis zal kunnen betwisten bij een rechter. Bij die rechter zal hij dan ook zijn eventuele bezwaren tegen de rechtmatigheid van de uitvaardiging van het EAB kunnen aanvoeren en die rechter is op grond van het Unierecht gehouden om de rechtmatigheid van het EAB te toetsen. Zo bezien, is voorzien in effectieve rechterlijke bescherming tegen de beslissing tot uitvaardiging van een EAB. Dat deze bescherming pas kan worden ingeroepen ná overlevering, is niet van belang, omdat op het niveau van de nationale beslissing al rechterlijke bescherming is geboden vóór de overlevering.
Het voorgaande maakt dat de uitvaardiging van het EAB door de Kroatische officier van justitie in dit geval niet problematisch is in het licht van de Europese jurisprudentie en de daarin bepaalde vereisten.

5.Verklaring van de opgeëiste persoon

De opgeëiste persoon laat desgevraagd weten dat hij begrijpt wat zijn verklaring inhoudt en dat deze onomkeerbaar is. De opgeëiste persoon verklaart dat hij instemt met onmiddellijke overlevering aan Kroatië.

6.Standpunten van de raadsman en de officier van justitie

De officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat er geen weigeringsgronden of beletsels zijn die aan overlevering aan Kroatië in de weg staan.

7.Garanties en bedingen

De overlevering wordt niet toegestaan dan onder de algemene bedingen als bedoeld in artikel 14, eerste, tweede en vierde lid, OLW die overeenkomen met artikel 27, tweede en derde lid, en artikel 28, tweede en vierde lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. Door in te stemmen met zijn verkorte overlevering verliest de opgeëiste persoon niet de bescherming van het specialiteitsbeginsel noch de bescherming tegen verdere overlevering of uitlevering, zoals bedoeld in artikel 14 OLW en de artikelen 27 en 28 van Kaderbesluit 2002/584/JBZ.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de verkorte overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan voor feiten zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 14 OLW.

10.Beslissing

Bepaalt dat
[opgeëiste persoon]ter beschikking zal worden gesteld van
the Municipal State Attorneyin Karlovac (Kroatië).
Aldus gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, rechter,
in tegenwoordigheid van I.M.A. de Vries, griffier,
en uitgesproken in raadkamer van 7 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.