ECLI:NL:RBAMS:2022:1835

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
13/752023-20 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor straf tenuitvoerlegging in Polen

Op 6 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door het Circuit Court of Zielona Góra op 25 juni 2020, betreft de tenuitvoerlegging van een in Polen opgelegde straf van zes maanden, die is opgelegd bij vonnis van 22 december 2014. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.W.M. Soekhai, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting op 24 augustus 2021 werd de termijn voor uitspraak verlengd, en het onderzoek werd geschorst in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Na de uitspraak van het Hof op 22 februari 2022 is de behandeling op 16 maart 2022 voortgezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces dat tot het vonnis leidde, en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Polen overwogen, maar geen objectieve gegevens gevonden die een schending van de rechten van de opgeëiste persoon zouden kunnen aantonen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon in aanmerking komt voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf in Polen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752023-20 (EAB II)
RK nummer: 21/3634
Datum uitspraak: 6 april 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 juni 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juni 2020 door
the Circuit Court of Zielona Góra,Polen, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 24 augustus 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 24 augustus 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.W.M. Soekhai, advocaat te Den Haag en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
Op 24 augustus 2021 is het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst voor beraad van de rechtbank, gelet op prejudiciële vragen van
The Supreme Courtin Ierland aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie).
Tussenuitspraak 14 september 2021
Bij tussenuitspraak van 14 september 2021 is het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd, in afwachting van de uitspraak van het Hof van Justitie naar aanleiding van de prejudiciële vragen die door deze rechtbank zijn gesteld in de zaak van EAB III, met parketnummer: 13/752022-20 (in totaal zijn zes EAB’s jegens de opgeëiste persoon aanhangig bij de rechtbank). Op grond van artikel 22, vierde lid, OLW is de beslistermijn met 60 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Verlenging beslistermijn in raadkamer
De raadkamer van de rechtbank heeft hierna op 12 november 2021 en op 12 januari 2022 de beslistermijn telkens met 60 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 60 dagen.
Uitspraak Hof van Justitie 22 februari 2022
Op 22 februari 2022 heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in het hiervoor genoemde verzoek om een prejudiciële beslissing (gevoegde zaken C‑562/21 PPU en C‑563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100).
Zitting 16 maart 2022
De behandeling van de zaak is op 16 maart 2022 voortgezet in de stand waarin het onderzoek zich bevond ten tijde van de schorsing op 14 september 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is wederom bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.W.M. Soekhai en door een tolk in de Poolse taal. Op grond van artikel 22, vierde lid, OLW is nogmaals de beslistermijn verlengd met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Met instemming van partijen is het onderzoek (enkelvoudig) gesloten ter zitting van 23 maart 2022, waarbij uitspraak is bepaald op heden.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van
the District Court of Żagańvan 22 december 2014, met kenmerk: II K 824/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd omdat de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon al ruim zes maanden duurt, terwijl de straf van één van de zes EAB’s, namelijk de straf van onderhavig EAB (II), daarmee reeds is uitgezeten.
De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld dat de opgelegde straf die aan dit EAB ten grondslag ligt, reeds volledig is ondergaan. In totaal zijn zes EAB’s aanhangig jegens de opgeëiste persoon, waarvan er twee zijn uitgevaardigd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van in Polen opgelegde, vrijheidsbenemende straffen van respectievelijk 1 jaar en 10 maanden (EAB I) en 6 maanden (EAB II). De Nederlandse overleveringsdetentie overschrijdt het totaal van die straffen niet. De bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat zijn gehouden om, na de feitelijke overlevering, de Nederlandse overleveringsdetentie in mindering te brengen op de ten uitvoer te leggen straffen. Het staat ter beoordeling van die Poolse autoriteiten op welke wijze (van welke opgelegde straf / straffen) die aftrek van overleveringsdetentie plaatsvindt. De rechtbank verwerp het verweer.
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, maar dat sprake is van de situatie zoals bedoeld in artikel 12 onder a, OLW. Uit onderdeel d) van het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 7 juli 2019 volgt dat de opgeëiste persoon op 19 november 2014 persoonlijk is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid en hij ervan in kennis is gesteld dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt.

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.Artikel 11, detentieomstandigheden

De opgeëiste persoon heeft ter zitting van 16 maart 2022 opgemerkt dat hij voor zijn leven vreest nu hij in Polen gedetineerd zal worden in een detentie-instelling in de grensregio met Oekraïne. Bij de grens met Oekraïne zijn vanwege de oorlog al eerder raketten ingeslagen.
De rechtbank begrijpt het standpunt van de opgeëiste persoon als een beroep op artikel 11 OLW. De rechtbank beschikt echter niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens dat gedetineerden in detentie-instellingen in Polen die nabij de grens met Oekraïne liggen, onvoldoende bescherming krijgen van de Poolse autoriteiten tegen grensoverschrijdende gevolgen van de oorlogshandelingen in Oekraïne, waardoor zij een reëel gevaar van een schending van artikel 4 Handvest door de uitvaardigende lidstaat lopen.
Een en ander laat onverlet dat eventuele negatieve gevolgen van de oorlogssituatie voor de veiligheid van gedetineerden in detentie-instellingen in de grensregio met Oekraïne bij de feitelijke overlevering op grond van artikel 35, derde lid, OLW een rol kunnen gaan spelen. De beslissing om de feitelijke overlevering uit te stellen is in de OLW niet bij de rechtbank neergelegd.
Voor zover de opgeëiste persoon zal worden geplaatst in een detentie-instelling in de grensregio met Oekraïne, merkt de rechtbank op dat zij er op vertrouwt dat eventuele gevolgen van de oorlog in Oekraïne voor de detentieomstandigheden in Polen, nauwlettend bekeken zullen worden door de officier van justitie, alvorens de feitelijke overlevering plaatsvindt.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court of Zielona Góra,(Polen), voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. H.P. Kijlstra, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en C. Klomp, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 april 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.