4.4Het oordeel van de rechtbank
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrifte
Om te kunnen beoordelen of feit 1 bewezen kan worden beantwoordt de rechtbank de volgende vragen:
Zijn de in de tenlastelegging genoemde stukken vals of vervalst?
Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier stelt de rechtbank vast dat de onder feit 1 van de tenlastelegging genoemde en bij de Belastingdienst ingediende stukken vals en/of vervalst zijn. Uit de controle van de Belastingdienst blijkt dat kinderopvanginstellingen de kinderen van de aanvragers niet kennen, er geen opvang is afgenomen of het aantal uren naar boven toe is aangepast waardoor ten onrechte kinderopvangtoeslag is uitgekeerd of dit is geprobeerd. De jaaropgave, het jaaroverzicht en de mutatieoverzichten kunnen op basis van een bestaand document zijn aangepast waardoor niet valt uit te sluiten dat deze stukken vervalst zijn in plaats van vals.
Hebben de geschriften een bewijsbestemming?
De rechtbank stelt vast dat de geschriften die worden genoemd in de tenlastelegging een bewijsbestemming hebben. Plaatsingsovereenkomsten, jaaropgaven, jaaroverzichten en mutatieoverzichten hebben naar hun aard een bewijsbestemming in het maatschappelijk verkeer. Zij zijn nodig ter onderbouwing van het aanvragen van kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst.. De geschriften zijn ingediend bij en ontvangen door de Belastingdienst ten behoeve van een aanvraag kinderopvangtoeslag.
Heeft verdachte de op de tenlastelegging genoemde stukken, al dan niet met een ander of anderen, vervalst of valselijk opgemaakt?
In de woning van verdachte is een USB-stick en een laptop aangetroffen. Op de USB-stick en de laptop zijn diverse documenten aangetroffen die worden genoemd in de tenlastelegging. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld een jaaropgave van aanvrager [persoon 2] zonder handtekening en logo. Vanaf verschillende IP-adressen die zijn aangetroffen op deze laptop is gekeken op de Mijn Toeslagensite van meerdere aanvragers en zijn e aanvragen en wijzigingen kinderopvangtoeslag verstuurd. Hiervoor zijn DigiD-codes nodig. Uit de bewijsmiddelen volgt ook dat USB-sticks, waarop de valse dan wel vervalste documenten die zijn aangetroffen, in de laptop van verdachte en van [medeverdachte 3] hebben gezeten. Daarnaast zit er in het dossier een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] waarin expliciet wordt overlegd over wat er in een document opgenomen moest worden. De rechtbank vindt op grond van al deze omstandigheden tezamen bewezen dat verdachte de stukken vals heeft opgemaakt en/of vervalst.
Heeft verdachte opzettelijk gebruik gemaakt van de valse/vervalste geschriften?
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte – samen met [medeverdachte 3] – opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de valse en vervalste geschriften, als waren deze echt en onvervalst. Verdachte heeft deze geschriften – in vereniging – doelbewust opgesteld of gewijzigd zodat kinderopvangtoeslag kon worden aangevraagd voor de aanvragers.
Verweer verdediging met betrekking tot betrokkenheid verdachte
Gelet op de bewijsmiddelen verwerpt de rechtbank het verweer dat verdachte zelf geen betrokkenheid zou hebben bij de kinderopvangtoeslagfraude maar hij wel wist dat medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] zich hiermee bezig hielden. Verdachte zegt dat hij een bemiddelende rol heeft gespeeld waarbij hij ruzies tussen deze vrouwen heeft beslecht en informatie heeft doorgegeven tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte verklaart dat er een ander persoon betrokken was maar het Openbaar Ministerie hier geen onderzoek naar heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig is. Meerdere aanvragers, maar ook medeverdachten, wijzen in de richting van verdachte als degene die betrokken was bij de kinderopvangtoeslagfraude. Daarnaast komt verdachte pas ter terechtzitting met deze verklaring en is uit het procesdossier niet concreet geworden over wie verdachte het zou hebben. De rechtbank acht een persoonsverwisseling of een samenzwering van al deze aanvragers en medeverdachten gezamenlijk onaannemelijk.
Is er sprake van medeplegen?
De rechtbank stelt vast dat er sprake is geweest van een nauwe bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] . De USB-sticks met valse stukken die bij verdachte en bij [verdachte] zijn aangetroffen, zijn nagenoeg identiek. In een chatgesprek spreken zij erover dat [medeverdachte 3] de USB-stick, die kennelijk in het bezit van verdachte was, terug wil hebben. Ook overleggen zij in een chatgesprek over welke gegevens op een document moeten worden vermeld. Op de laptop van verdachte [medeverdachte 3] zijn meerdere mappen aangetroffen op naam van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] wordt als auteur van de stukken die op de laptop zijn aangetroffen gezien. Verder zijn de USB-sticks die bij verdachte en bij [medeverdachte 3] zijn aangetroffen nagenoeg identiek. De rechtbank benadrukt dat uit een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte 3] volgt dat zij een USB-stick terug wil hebben. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte met (in ieder geval) medeverdachte [medeverdachte 3] het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd. Dat niet alle in de tenlastelegging genoemde documenten en de IP-adressen waarvan de aanvragen zijn verstuurd, zijn aangetroffen op beide laptops/USB-sticks van verdachte en medeverdachte, doet niets af aan de bewuste en nauwe samenwerking.
Conclusie
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich in vereniging schuldig heeft gemaakt aan het vervalsen en/of valselijk opmaken van geschriften en het gebruik maken van deze geschriften.
Feit 2: Witwassen
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Uit de bewijsmiddelen komt niet naar voren dat door de Belastingdienst kinderopvangtoeslag is uitbetaald aan verdachte. Wel verklaren veel aanvragers dat zij (een deel van) de kinderopvangtoeslag contant moesten afstaan aan [verdachte] , al dan niet direct. Ook zijn er aanvragers die geld hebben overgemaakt naar [medeverdachte 1] , waarover [medeverdachte 1] verklaart dat zij dit geld heeft doorgegeven aan verdachte.
Voor de kwalificatie van witwassen van opbrengsten uit eigen misdrijf moet sprake zijn van een gedraging die meer omvat dan het enkele voorhanden hebben van dat geld. Anders dan het OM vindt de rechtbank dat er onvoldoende bewijs is dat [verdachte] het geld dat hij heeft ontvangen uit de fraude met kinderopvangtoeslag, heeft omgezet.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring met betrekking tot de bedragen die door de aanvragers zijn gestort op de bankrekening van [medeverdachte 1] (in totaal € 100.817,-). Door dat geld op de bankrekening van [medeverdachte 1] te laten storten, terwijl verdachte daarover kon beschikken, werd immers verhuld dat niet [medeverdachte 1] maar [verdachte] de daadwerkelijk rechthebbende op die bedragen was. Dat verdachte daarover kon beschikken blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1] die zegt dat niet zij, maar [verdachte] de bankrekening gebruikte en de bankpas van deze rekening in zijn bezit had. Eenzelfde constructie is gebruikt bij de bedragen die zijn gestort op de bankrekening [medeverdachte 2] (€ 7.110,-) en voor de kinderopvangtoeslag van [persoon 3] die door de Belastingdienst is gestort op de bankrekening van [persoon 4] (€ 40.462,-). [persoon 4] heeft verklaard dat dit geld via [medeverdachte 2] bij de belastingman kwam. De rechtbank begrijpt dat daarmee verdachte wordt bedoeld. Daarmee heeft verdachte in totaal een bedrag van € 148.389,- witgewassen. Gelet op het structurele karakter en de lange periode waarin verdachte heeft witgewassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3: Deelname aan een criminele organisatie
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van oplichting, valsheid in geschrift en witwassen.
Beoordelingskader
Voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet sprake zijn (geweest) van een organisatie, met als doel het plegen van misdrijven. Het moet gaan om een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen twee of meer personen. Voor de deelneming aan de organisatie is van belang dat verdachte bij de organisatie hoort en een bijdrage levert aan het verwezenlijken van het doel van de organisatie. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat het doel van de organisatie het plegen van misdrijven is en moet opzet hebben op het deelnemen aan die organisatie. Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit de wetenschap van dat doel.
Toepassing van het beoordelingskader op deze zaak
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband waarbij de deelnemers het doel hadden kinderopvangtoeslag te plegen. Hiervoor heeft de rechtbank vastgesteld dat verdachte zich meermalen heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift in vereniging en gewoontewitwassen. Medeverdachten zijn veroordeeld voor oplichting. Verdachte was degene die met medeverdachte [medeverdachte 3] geschriften vervalste of valselijk opmaakte zodat er kinderopvangtoeslag kon worden aangevraagd voor aanvragers die hier geen recht op hadden. Verdachte had hierbij de beschikking over persoonlijke gegevens van deze aanvragers. Dit strekte verder dan een enkele samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 3] , want ook het geld dat uiteindelijk werd uitgekeerd door de Belastingdienst werd binnen de organisatie en met behulp van onder andere [medeverdachte 1] , witgewassen.
Om als sleutelfiguur of als leider te kunnen worden aangemerkt, moet sprake zijn van een zekere autonome beslissingsbevoegdheid en moet verdachte bepalend zijn geweest bij deze cruciale onderdelen. Uit het procesdossier blijkt dat de medeverdachten en aanvragers verdachte zien als degene die bepaalde hoe er kinderopvangtoeslag werd aangevraagd en wat er moest gebeuren met het geld dat de aanvragers ontvingen. Zij verklaren bijvoorbeeld dat het geld aan verdachte moest worden gegeven en dat het contact via hem verliep. Verdachte wordt hierbij gezien als leider die op essentiële punten bepaalde wat er gebeurde. Verder was verdachte de persoon die met iedere medeverdachte een connectie had en ook veel aanvragers kende. Verdachte kan om die reden worden gezien als spil van de organisatie.
Gelet op de duurzame betrokkenheid van verdachte, zijn essentiële rol en verbindende factor bij het plegen van de misdrijven, is de rechtbank van oordeel dat tevens het strafverzwarende bestanddeel dat hij de leider was van de criminele organisatie kan worden bewezen.
Vrijspraak oprichter criminele organisatie
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het oprichten van de organisatie nu dit niet kan worden vastgesteld op basis van de bewijsmiddelen.