Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [naam verdachte], die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en het voorhanden hebben van verdovende middelen. De zaak kwam voort uit een incident op 6 november 2021, waarbij het slachtoffer, [naam slachtoffer], in een appartementencomplex in Amsterdam door een groep mannen zou zijn ontvoerd en mishandeld. De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. De getuigenverklaringen en camerabeelden gaven onvoldoende steun voor de beschuldiging van ontvoering en zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat [naam slachtoffer] tegen zijn wil was meegenomen of dat hij zwaar lichamelijk letsel had opgelopen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de beschuldigingen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging zware mishandeling. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, aangezien uit de camerabeelden bleek dat hij samen met medeverdachten geweld had gepleegd tegen [naam slachtoffer]. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van verdovende middelen, die in de auto werden aangetroffen waarin hij reed. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, met aftrek van voorarrest, en gelastte de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte. De officier van justitie werd niet ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling.