ECLI:NL:RBAMS:2022:1802

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
13-303888-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en poging zware mishandeling, veroordeling voor openlijke geweldpleging

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 6 november 2021, waarbij het slachtoffer in een appartementencomplex in Amsterdam door een groep mannen werd aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was tijdens de geweldshandeling, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en camerabeelden in overweging genomen, waaruit bleek dat het slachtoffer niet tegen zijn wil was meegenomen en dat de verwondingen niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden gekwalificeerd. De verdachte is echter wel schuldig bevonden aan openlijke geweldpleging, omdat hij samen met een medeverdachte het slachtoffer in de hal van het appartementencomplex heeft geslagen, wat heeft geleid tot lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-303888-21 (Promis)
Datum uitspraak: 7 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2021. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. van Haeringen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. Y. Karga naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging (tenlastelegging)

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving (ontvoering) van [slachtoffer]
2. medeplegen van zware mishandeling,
als dit niet bewezen kan worden: medeplegen van poging zware mishandeling,
als ook dit niet kan worden bewezen: openlijke geweldpleging.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op 6 november 2021 omstreeks 17:37 uur komt bij de regionale meldkamer van de politie Amsterdam de melding binnen van een ontvoering in de [adres] te Amsterdam, naar later blijkt uit de portiek [huisnummer] . Het slachtoffer, een jongeman, zou in de hal van het flatgebouw ' [naam flatgebouw] ' door een groep mannen van zijn helm zijn ontdaan, in elkaar zijn geslagen en daarna in een voertuig (Seat Ibiza) met kenteken [nummer] getrokken zijn.
Onderweg naar het opgegeven adres treffen verbalisanten het voertuig niet aan. Ter plaatse zien zij bloedspetters op de vloer van de hal van het appartementencomplex liggen.
De verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] worden herkend van de camerabeelden uit het appartementencomplex in combinatie met foto’s uit de politiesystemen. Medeverdachte [medeverdachte 2] is nog dezelfde dag aangehouden terwijl hij in de Seat Ibiza reed.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) heeft medegepleegd (feit 1). Niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] hierbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ook kan de poging zware mishandeling (feit 2 subsidiair) worden bewezen, gelet op de wijze waarop het slachtoffer in het gezicht is geslagen. De kans dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat is aanmerkelijk.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de feiten niet kunnen worden bewezen en dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 geeft de raadsvrouw aan dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel ook als de neus van het slachtoffer zou zijn gebroken. Dit kan echter niet worden vastgesteld omdat de brief van het ziekenhuis die verbalisanten bij [slachtoffer] thuis hebben gezien niet in het dossier zit en het slachtoffer geen verklaring heeft afgelegd hierover. Er is ook geen sprake van poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De geweldshandelingen van verdachte, te weten een klap met de vlakke hand, maken niet dat er een aanmerkelijke kans is dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou oplopen, noch dat verdachte deze kans heeft aanvaard. Ook als medeplegen wordt aangenomen zijn de vier klappen met de vlakke hand van [medeverdachte 2] geen handelingen waarbij rekening moest worden gehouden dat zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan. Verdachte moet daarom van het primair en het subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1) bepleit de raadsvrouw ook dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn tante moest kijken wat er aan de hand was. Hij is gebracht door [medeverdachte 1] . Hier was ook [medeverdachte 2] bij. In de hal is een gesprek ontstaan tussen verdachte en [slachtoffer] en dat is uit de hand gelopen.
Het zwaar lichamelijk letsel, zijnde het strafverzwarende bestanddeel in de tenlastelegging, kan niet worden bewezen en daarvan moet verdachte worden vrijgesproken.
De beschrijving van de vrijheidsberoving betreft zes gedachtestreepjes. De eerste vijf gedachtestreepjes gaan over wat er in de hal van het appartementencomplex is voorgevallen en zien niet op wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit ziet meer op de openlijke geweldpleging.
[slachtoffer] is vrijwillig in de auto gestapt.
Dat blijkt ook uit de verklaring van getuige [getuige] . Hij ziet het slachtoffer met de anderen naar buiten komen. Hij liep mee en stribbelde niet tegen. De getuige ziet dat het slachtoffer op de achterbank plaatsneemt. Hij rept niet van dwang of tegen de wil.
De camerabeelden vanuit het kinderdagverblijf geven geen duidelijkheid. De stills zijn van slechte kwaliteit. Verbalisanten geven aan dat het merk of type van het voertuig niet herkenbaar zijn, evenals de personen op de beelden. Verbalisanten geven aan dat het aannemelijk is dat de beelden over de ontvoering gaan omdat ze overeenkomen met de verklaring van de getuige. Maar dat is niet waar. Verbalisanten zien twee personen in de richting van een auto lopen die komt aanrijden. Deze komt tot stilstand en dan zien verbalisanten dat er wordt geduwd. Getuige [getuige] beschrijft dat vier personen naar een stilstaande auto lopen en dat het slachtoffer niet tegenstribbelt. Ook verdachte zegt dat het slachtoffer vrijwillig is meegegaan. Dit is geen situatie van wederrechtelijke vrijheidsberoving. [slachtoffer] kon elk moment weggaan, maar is meegegaan omdat hij een en ander wilde uitleggen.
Dat [slachtoffer] niet durfde te verklaren blijkt niet uit het dossier. Hij heeft immers wel verklaard dat hij in elkaar geslagen is. Dat hij gebeld is om te verklaren dat hij niet ontvoerd is, heeft niets met verdachte te maken. Verdachte zat op dat moment gedetineerd. Daarbij zegt [slachtoffer] ook steeds dat hij niet ontvoerd is.
Op grond van voorgaande is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat er sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving en moet verdachte hiervan worden vrijgesproken.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken en overweegt hierover als volgt.
Getuige [getuige] verklaarde dat hij zag dat de jongen met de grijze helm (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) door vier jongens mee naar buiten werd getrokken en dat hij met hen meeliep en niet tegenstribbelde. Vervolgens verklaarde de getuige dat ze naar een auto liepen en [slachtoffer] op de achterbank plaats lieten nemen.
De camerabeelden van kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] zijn door verbalisanten bekeken en beschreven. Uit die beschrijving volgt dat op de beelden is te zien dat twee personen in de richting van een tegemoetkomende auto lopen en dat deze auto vervolgens stopt. Daarna is te zien dat er twee personen aan de achterzijde van de auto staan en dat de linker persoon wordt vastgehouden door de rechter persoon. De linker persoon lijkt bijna te vallen en wordt opgevangen door de rechter persoon. Op een gegeven moment wordt de linker persoon in de richting van de linker achterportier van de auto geduwd. Gezien wordt dat hij bukt, waarbij de rechter persoon zijn hand op de rug van de linker persoon houdt. Kennelijk is de linker persoon in de auto gestapt. Vervolgens is te zien dat de rechter persoon in de auto stapt en rijdt de auto weg.
De verbalisanten merken nog op dat op de beelden niet te zien is van welk merk/type de auto is en dat ook het kenteken niet te lezen is. Ook zijn de personen op de beelden niet te herkennen.
[slachtoffer] heeft meermaals verklaard dat hij niet is ontvoerd.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de beschrijvingen van zowel de getuige als van de verbalisanten, mede gelet op de verklaring van [slachtoffer] zelf, onvoldoende zijn om de conclusie te trekken dat [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd of beroofd is gehouden. Met name de dwang of het tegen zijn wil instappen is niet uit de feitelijke handelingen af te leiden.
4.3.2.
Vrijspraak van (poging) zware mishandeling (feit 2 primair en subsidiair)
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [slachtoffer] . Verbalisanten zien in het eerste gesprek dat zij met [slachtoffer] hebben dat hij flink letsel aan de linkerzijde van zijn gezicht heeft. Zij zien onder meer dat er een knik in de neus van [slachtoffer] zit en dat zijn neus niet meer recht staat. In een tweede gesprek bij [slachtoffer] thuis zien verbalisanten een brief op tafel liggen van het OLVG-ziekenhuis met betrekking tot de behandeling van een gebroken neus. Deze brief zit echter niet in het dossier en er is ook geen andere informatie beschikbaar (bijvoorbeeld in de vorm van een letselverklaring) waaruit blijkt dat [slachtoffer] een gebroken neus heeft gehad. Daarbij stelt de rechtbank dat ook als [slachtoffer] een gebroken neus had, dit nog niet zonder meer kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Dit geldt ook voor het overige door de verbalisanten geconstateerde letsel in het gezicht van [slachtoffer] .
Vervolgens moet de rechtbank zich buigen over de vraag of sprake is van een poging zware mishandeling. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op de camerabeelden van de hal van het appartementencomplex is te zien dat verdachte [slachtoffer] één keer met de vlakke hand in zijn gezicht heeft geslagen en dat hij [slachtoffer] vasthoudt terwijl [medeverdachte 2] [slachtoffer] vier keer met de platte hand in zijn gezicht slaat. Daarna heeft [medeverdachte 2] [slachtoffer] nogmaals twee maal met de vlakke hand in zijn gezicht geslagen. De kans dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat vindt de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van poging zware mishandeling.
Verdachte zal worden vrijgesproken van medeplegen van zware mishandeling en van medeplegen van poging zware mishandeling.
4.3.3.
Openlijke geweldpleging (feit 2 meer subsidiair)
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte [slachtoffer] in de hal van het appartementencomplex tegen de muur heeft gedrukt en dat hij samen met [medeverdachte 2] [slachtoffer] meerdere malen in het gezicht heeft geslagen, waardoor [slachtoffer] gewond is geraakt. Daarna heeft verdachte de helm van [slachtoffer] afgezet. De rechtbank is van oordeel dat dit geen geweldshandeling is en verdachte wordt van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage 2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 2 meer subsidiair
op 6 november 2021 te Amsterdam, openlijk, te weten in de hal van het appartementencomplex [naam flatgebouw] aan de [adres] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het tegen de muur duwen van die [slachtoffer] en krachtig meermaals slaan tegen het gezicht, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- een knik in de neus en
- een blauwe/paarse en opgezette wang/jukbeen en
- een opgezwollen en/of opgezet oog en
- een blauw/paars oor en
- krassen in de nek
voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk is, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 120 uur, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren.
Deze straf is in overeenstemming met de ernst van wat de rechtbank bewezen vindt, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt hierbij dat zij minder feiten bewezen vindt dan de officier van justitie. De rechtbank vindt de ontvoering, de zware mishandeling of de poging zware mishandeling niet bewezen.
De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte zich samen met zijn mededader schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen een persoon, waarbij deze persoon gewond is geraakt. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard hij met het latere slachtoffer wilde praten, maar dat dat uit de hand is gelopen. Verdachte heeft het slachtoffer vastgehouden terwijl de medeverdachte het slachtoffer sloeg. Daarna heeft verdachte het slachtoffer een klap gegeven. Door het geweld heeft het slachtoffer letsel opgelopen. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan de gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij het slachtoffer, maar ook in de samenleving.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, waarbij voor soortgelijke feiten (openlijke geweldpleging met lichamelijk letsel) wordt volstaan met een taakstraf. De rechtbank is echter van oordeel dat daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is, om te voorkomen dat verdachte nogmaals in de fout gaat indien zijn familie een beroep op hem doet om ongewenst bezoek af te schrikken
De rechtbank heeft ook gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 23 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor gewelddelicten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden maken dat bovengenoemde straffen passend zijn.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 en 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek Bewezenverklaring (rubriek 5) is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 2 meer subsidiair
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 120 uren, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, en bepaalt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
60 dagenals verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht. Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee (2) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tevens tot een gevangenisstraf van
een(
1) maand.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
7 april 2022.
Bijlage 1
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- de hal van het appartementencomplex [naam flatgebouw] aan de [adres] betreden en/of
- die [slachtoffer] tegen de muur geduwd en/of
- die [slachtoffer] meermaals krachtig en/of met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het hoofd, geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] bij de kraag vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de helm van het hoofd van die [slachtoffer] af getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in een voertuig gekentekend [nummer] getrokken en/of geduwd en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met hoge snelheid) met die [slachtoffer] in het voertuig weggereden
ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of knik in de neus en/of
- een blauwe/paarse en/of opgezwollen en/of opgezette wang/jukbeen en/of
- een opgezwollen en/of opgezet oog en/of
- een blauw/paars oor en/of
- krassen in de nek/hals,
heeft bekomen;
(art 282 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of knik in de neus en/of
- een blauwe/paarse en/of opgezwollen en/of opgezette wang/jukbeen en/of
- een opgezwollen en/of opgezet oog en/of
- een blauw/paars oor en/of
- krassen in de nek/hals,
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermaals krachtig en/of met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het hoofd, te stompen en/of slaan;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermaals krachtig en/of met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten in de hal van het appartementencomplex [naam flatgebouw] aan de [adres] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het tegen de muur duwen van die [slachtoffer] en/of krachtig meermaals en/of met gebalde vuist stompen en/of slaan tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het van het hoofd aftrekken van de helm, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of knik in de neus en/of
- een blauwe/paarse en/of opgezwollen en/of opgezette wang/jukbeen en/of
- een opgezwollen en/of opgezet oog en/of
- een blauw/paars oor en/of
- krassen in de nek/hals,
voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)