ECLI:NL:RBAMS:2022:1801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
6 april 2022
Zaaknummer
13-303203-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontvoering, poging zware mishandeling en openlijke geweldpleging in Amsterdam

Op 7 april 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van ontvoering, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak kwam voort uit een incident op 6 november 2021, waarbij het slachtoffer, een jongeman, in de hal van een appartementencomplex in Amsterdam door een groep mannen zou zijn aangevallen en ontvoerd. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting en werd vertegenwoordigd door zijn raadsman. De officier van justitie, mr. L. van Haeringen, stelde dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor de ontvoering en mishandeling van het slachtoffer, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte.

De rechtbank heeft het bewijs tegen de verdachte zorgvuldig gewogen. De getuigenverklaringen en camerabeelden gaven onvoldoende steun voor de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De getuige verklaarde dat het slachtoffer niet tegenstribbelde en zelf naar de auto liep. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte opzettelijk het slachtoffer van zijn vrijheid had beroofd. Evenzo was er onvoldoende bewijs voor de beschuldiging van zware mishandeling, aangezien de verdachte geen geweld had gebruikt en probeerde de situatie te sussen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en gelastte de teruggave van in beslag genomen geld aan de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-303203-21 (Promis)
Datum uitspraak: 7 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
wonende op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2022. Verdachte was niet bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig. Hij werd vertegenwoordig door zijn raadsman, die gemachtigd was namens hem het woord te voeren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. van Haeringen en van wat de raadsman mr. W. van Vliet naar voren heeft gebracht.

2.Beschuldiging (tenlastelegging)

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving (ontvoering) van [slachtoffer]
2. medeplegen van zware mishandeling,
als dit niet bewezen kan worden: medeplegen van poging zware mishandeling,
als ook dit niet kan worden bewezen: openlijke geweldpleging.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Inleiding

Op 6 november 2021 omstreeks 17:37 uur komt bij de regionale meldkamer van de politie Amsterdam de melding binnen van een ontvoering in de [adres] te Amsterdam, naar later blijkt uit de portiek [huisnummer] . Het slachtoffer, een jongeman, zou in de hal van het flatgebouw ' [naam flat] ' door een groep mannen van zijn helm zijn ontdaan, in elkaar zijn geslagen en daarna in een voertuig (Seat Ibiza) met kenteken [nummer] getrokken zijn.
Onderweg naar het opgegeven adres treffen verbalisanten het voertuig niet aan. Ter plaatse zien zij bloedspetters op de vloer van de hal van het appartementencomplex liggen.
De verdachte [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte 1] worden herkend van de camerabeelden uit het appartementencomplex in combinatie met foto’s uit de politiesystemen. Medeverdachte [medeverdachte 2] is nog dezelfde dag aangehouden terwijl hij in de Seat Ibiza reed.

4.Vrijspraak

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] (hierna [slachtoffer] ) heeft medegepleegd (feit 1). Niet bewezen kan worden dat [slachtoffer] hierbij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Ook kan de poging zware mishandeling (feit 2 subsidiair) worden bewezen, gelet op de wijze waarop het slachtoffer in het gezicht is geslagen. De kans dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat is aanmerkelijk.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van beide feiten bepleit en hiertoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft verklaard geen geweld te hebben gebruikt tegen [slachtoffer] . Hij heeft juist geprobeerd de ruzie te sussen en tussen het slachtoffer en één van de andere jongens te komen. Dat is te zien op de camerabeelden. Ook blijkt uit de camerabeelden dat verdachte geen geweld heeft gebruikt.
Evenmin is er sprake van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Het slachtoffer verklaarde steeds tegen de politie dat hij niet ontvoerd is en de getuige verklaarde dat “de jongen met de grijze helm meeliep en niet tegenstribbelde”. Ook van de camerabeelden van het tegenover het complex liggende kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] , die van slechte kwaliteit zijn, kan geen herkenning volgen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1) is de rechtbank van oordeel dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken en overweegt hierover het volgende.
Getuige [getuige] verklaarde dat hij zag dat de jongen met de grijze helm (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) door vier jongens mee naar buiten werd getrokken en dat hij met hen meeliep en niet tegenstribbelde. Vervolgens verklaarde de getuige dat ze naar een auto liepen en [slachtoffer] op de achterbank plaats lieten nemen.
De camerabeelden van kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] zijn door verbalisanten bekeken en beschreven. Uit die beschrijving volgt dat op de beelden is te zien dat twee personen in de richting van een tegemoetkomende auto lopen en dat deze auto vervolgens stopt. Daarna is te zien dat er twee personen aan de achterzijde van de auto staan en dat de linker persoon wordt vastgehouden door de rechter persoon. De linker persoon lijkt bijna te vallen en wordt opgevangen door de rechter persoon. Op een gegeven moment wordt de linker persoon in de richting van de linker achterportier van de auto geduwd. Gezien wordt dat hij bukt, waarbij de rechter persoon zijn hand op de rug van de linker persoon houdt. Kennelijk is de linker persoon in de auto gestapt. Vervolgens is te zien dat de rechter persoon in de auto stapt en dat de auto weg rijdt.
De verbalisanten merken nog op dat op de beelden niet te zien is van welk merk/type de auto is en dat ook het kenteken niet te lezen is. Daarnaast zijn de personen op de beelden niet te herkennen.
[slachtoffer] heeft meermaals verklaard dat hij niet is ontvoerd.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de beschrijvingen van zowel de getuige als van de verbalisanten, mede gelet op de verklaring van [slachtoffer] zelf, onvoldoende zijn om de conclusie te trekken dat [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd of beroofd is gehouden. Met name de dwang of het tegen zijn wil instappen is niet uit de feitelijke handelingen af te leiden.
Ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer] dan wel de openlijke geweldpleging (feit 2) overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft in het politieverhoor en bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de boel probeerde te sussen. De rechtbank heeft op de terechtzitting de camerabeelden van het appartementencomplex aan de [adres] bekeken. Hierop heeft zij waargenomen dat verdachte [slachtoffer] en [medeverdachte 2] uit elkaar probeert te halen op het moment dat [medeverdachte 2] [slachtoffer] begint te slaan. Hij lijkt te proberen de situatie te kalmeren. Uit de beelden blijkt ook dat hoewel verdachte steeds bij het groepje blijft, hij geen geweld heeft gebruikt tegen het slachtoffer. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat medeplegen van de mishandeling van [slachtoffer] dan wel de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , niet kan worden bewezen. Verdachte zal ook hiervan worden vrijgesproken.

5.Beslag

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het bij verdachte in beslag genomen geldbedrag van € 2.317,- aan verdachte moet worden teruggegeven. Niet gebleken is dat dit geldbedrag op enigerlei wijze met de tenlastegelegde feiten in verband kan worden gebracht.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geld, te weten een bedrag van € 2.317,-
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en B.M. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
7 april 2022.
Bijlage
Tenlastelegging [verdachte]
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- de hal van het appartementencomplex [naam flat] aan de [adres] betreden en/of
- die [slachtoffer] tegen de muur geduwd en/of
- die [slachtoffer] meermaals krachtig en/of met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het hoofd, geslagen en/of gestompt en/of
- die [slachtoffer] bij de kraag vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- de helm van het hoofd van die [slachtoffer] af getrokken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] in een voertuig gekentekend [nummer] getrokken en/of geduwd en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) (met hoge snelheid) met die [slachtoffer] in het voertuig weggereden ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of knik in de neus en/of
- een blauwe/paarse en/of opgezwollen en/of opgezette wang/jukbeen en/of
- een opgezwollen en/of opgezet oog en/of
- een blauw/paars oor en/of
- krassen in de nek/hals,
heeft bekomen;
(art 282 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of knik in de neus en/of
- een blauwe/paarse en/of opgezwollen en/of opgezette wang/jukbeen en/of
- een opgezwollen en/of opgezet oog en/of
- een blauw/paars oor en/of
- krassen in de nek/hals,
heeft toegebracht, door die [slachtoffer] meermaals krachtig en/of met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het hoofd, te stompen en/of slaan;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermaals krachtig en/of met gebalde vuist tegen het gezicht, althans het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 6 november 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten in de hal van het appartementencomplex [naam flat] aan de [adres] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het tegen de muur duwen van die [slachtoffer] en/of krachtig meermaals en/of met gebalde vuist stompen en/of slaan tegen het gezicht, althans het hoofd, en/of het van het hoofd aftrekken van de helm, terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken neus en/of knik in de neus en/of
- een blauwe/paarse en/of opgezwollen en/of opgezette wang/jukbeen en/of
- een opgezwollen en/of opgezet oog en/of
- een blauw/paars oor en/of
- krassen in de nek/hals,
voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad.
(art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)