Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
[eiser 3],
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 september 2020, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 23 december 2020, waarbij partijen gelegenheid is gegeven voor re- en dupliek,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek, met producties,
- het tussenvonnis van 22 september 2021, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen,
- het proces-verbaal van de op 7 februari 2021 gehouden mondelinge behandeling,
- de brieven 8 maart 2022 van mr. Netten en mrs. Visser en Van Hoek naar aanleiding van de inhoud van het proces-verbaal.
2.De feiten
uiterlijk woensdag 11 september 2013aan haar zal retourneren.
schenking van een particulier, in herinnering aan [naam vader]”, zijnde de vader van de Schenker.
Overeenkomst van koop en geldlening’ gedateerd op 15 november 2003. Het Schilderij is daarbij door [eiser 3] verkocht aan de zonen. De koopprijs die door de zonen aan [eiser 3] verschuldigd was, is omgezet in een geldlening. [eiser 3] zou als gevolg van deze verkoop van het Schilderij in 2003 aan de zonen niet beschikkingsbevoegd zijn geweest toen zij het Schilderij in 2013 aan het Rijksmuseum schonk. Daarnaast wordt gesteld dat [eiser 3] ten tijde van de schenking niet
compos mentiswas en dat het Rijksmuseum het Schilderij niet te goeder trouw heeft verworven. Om die redenen wordt het Rijksmuseum verzocht het Schilderij af te geven aan de zonen.
3.Het geschil
4.De beoordeling
wistvan enige geestelijke stoornis van [eiser 3] . [eiser 1] c.s. hebben er in dat verband wel op gewezen dat eiser sub 1 in de periode van 22 tot en met 30 augustus ten minste tien pogingen heeft gedaan om [hoofddirecteur] aan de telefoon te krijgen, maar dat dit steeds niet is gelukt. Het zou eiser sub 1 eenmaal gelukt zijn telefonisch een boodschap door te geven, waarbij hij het ziektegeval binnen de familie en de geestesgesteldheid van [eiser 3] heeft uiteengezet. Dat is onvoldoende. Daargelaten dat het Rijksmuseum heeft ontkend dat een dergelijke boodschap hem heeft bereikt, volgt ook uit de stellingen van [eiser 1] c.s. niet dat deze boodschap voor 23 augustus 2013 al zou zijn doorgegeven en op grond waarvan moet worden aangenomen dat die boodschap [hoofddirecteur] of een andere vertegenwoordigingsbevoegde zou hebben bereikt.
had behoren te wetenvan een geestelijke stoornis van [eiser 3] nu zij het Schilderij wilde schenken ‘om de goden gunstig te stemmen’. Dit veronderstelt immers dat [eiser 3] aan het Rijksmuseum zou hebben meegedeeld dat dit haar beweegreden was. Uit de vaststaande feiten blijkt juist dat zij aan het Rijksmuseum (en aan anderen in haar omgeving) iets anders heeft verteld, namelijk dat zij het Schilderij wilde schenken als eerbetoon aan haar overleden vader. Dit blijkt ook uit het bordje dat op verzoek van [eiser 3] bij het Schilderij is gehangen.
onderzoekmoeten doen naar haar geestestoestand en beschikkingsbevoegdheid, mede gezien de bijzondere zorgplicht die het als vooraanstaand museum had tegenover een ondeskundige donateur.
“Ik zou mij gegeven haar gemoedstoestand in die periode, goed kunnen voorstellen dat [eiser 3] ook tegen de mensen van het Rijksmuseum “overwaardige” uitspraken heeft gedaan over hoeveel het schilderij voor haar betekende (…). Zoals ik haar ken ligt het absoluut in haar aard om dit te hebben gedaan.”), terwijl de verklaring van kleindochter [naam kleindochter] zeer weinig concreet is (“
Desondanks gedroeg ze zich anders dan anders”). Laatstgenoemde verklaringen leggen om die reden onvoldoende gewicht in de schaal.
“Van de kunstcollectie van cliënte maakt deel uit een werk van [naam kunstenaar] ”. Er wordt in de brief ook geen beroep gedaan op beschikkingsonbevoegdheid of revindicatie. [eiser 1] c.s. hebben erkend dat zij zich op dat moment niet bewust waren van het bestaan van de overeenkomst van 15 november 2003 ten aanzien van het Schilderij. Ook zij gingen er toen blijkbaar vanuit dat [eiser 3] de eigenaar was. Onder deze omstandigheden bestond er geen (zorgvuldigheids)plicht voor het Rijksmuseum om te onderzoeken of het Schilderij niet toch al eerder was overgedragen aan de zonen. Zoals hiervoor al is overwogen, volgt een dergelijke verplichting ook niet uit de Ethische Code.
“Cliënte is 81 jaar en heeft vanwege haar hoge leeftijd een afnemende fysieke en geestelijke gezondheid.”Een dergelijk algemene mededeling biedt slechts in geringe mate aanleiding tot twijfel aan de geestvermogens.
7.473,00(3,0 punten × tarief € 2.491,00)